8.2De rechtbank is met eiseres van oordeel dat verweerder aan het aanpassen van de herziening en terugvordering ten onrechte in het bestreden besluit 2 geen consequenties heeft verbonden aan het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2, dat ziet op de beëindiging van de WW-uitkering van eiseres per 5 november 2012. Verweerder heeft aan het primaire besluit 2 ten grondslag gelegd dat als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht in de periode van 5 november 2012 tot en met 30 juni 2018 het recht, de duur en de hoogte van de WW-uitkering van eiseres niet kan worden vastgesteld. Nu verweerder met het bestreden besluit 2 het recht voor de periodes 1 en 3 alsnog heeft vastgesteld, valt de grondslag voor beëindiging per 5 november 2012 weg. Verweerder had dit in zijn herstelpoging moeten betrekken. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 zal wegens strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb gegrond worden verklaard en zal worden vernietigd voor zover dat betrekking heeft op het bezwaar tegen het primaire besluit 2. De rechtbank ziet aanleiding om uit oogpunt van finale geschilbeslechting op dit punt met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Zij zal doen wat verweerder had behoren te doen, dus het bezwaar tegen het primaire besluit 2 gegrond verklaren en het primaire besluit 2 herroepen. De rechtbank heeft overwogen om zelf voorziend te bepalen dat de WW-uitkering van eiseres wordt beëindigd per 9 december 2013, dus met de start van periode 2. Gelet op het feit dat het Uwv op en na deze datum nog besluiten over de toekenning van de WW-uitkering heeft genomen, kan de rechtbank echter niet overzien of dit gevolgen heeft voor die besluiten. De rechtbank heeft daarom hiervan afgezien. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van dit vernietigde deel van het bestreden besluit 2.
9. Het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1, is niet-ontvankelijk (zie overweging 6).
10. Het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit 2 is gegrond. Het bestreden besluit 2 zal worden vernietigd, voor zover dat betrekking heeft op het bezwaar tegen het primaire besluit 2. De rechtbank voorziet zelf in de zaak op de wijze zoals staat vermeld in overweging 8.2.
11. Gelet op overweging 6 bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).