ECLI:NL:RBMNE:2020:2006

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
C/16/501370 / FA RK 20-2695
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en onrechtmatige crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging en een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de betrokkene, geboren in 1972, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder levensgevaar voor anderen en ernstige schade voor zichzelf. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 14 november 2020, en wijst het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af, omdat deze onrechtmatig tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld niet onafhankelijk was, aangezien hij kort daarvoor als behandelaar betrokken was bij de betrokkene. Dit is in strijd met de eisen van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank verwijst naar een arrest van de Hoge Raad waarin de onafhankelijkheid van de psychiater wordt besproken, en concludeert dat de crisismaatregel niet rechtsgeldig is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/501370 / FA RK 20-2695 Zorgmachtiging
C/16/502174 / FA RK 20-2982 Machtiging voortzetting crisismaatregel
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Beschikking van 14 mei 2020naar aanleiding van de door de officier van justitie ingediende verzoeken tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en van een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 Wvggz, ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1972, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. C. Lamphen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 17 april 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 8 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging voortzetting van de crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 8 mei 2020;
- de medische verklaring van 8 mei 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene,
- de heer [A] , afdelingsarts,
- de heer [B] , psychiater,
- de heer [C] , verpleegkundig specialist FACT,
- mr. J. Beumer, officier van justitie,
- mr. V.A.S.E. Lantain, officier van justitie,
- de advocaat van de betrokkene.
De betrokkene, de afdelingsarts, de psychiater en de verpleegkundig specialist waren in dezelfde ruimte. De officieren van justitie en de advocaat van de betrokkene bevonden zich in afzonderlijke ruimtes.
De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden- Nederland te Utrecht.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de officier van justitie, de advocaat van de betrokkene en aan de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

Ten aanzien van de zorgmachtiging
2.1.
De arts heeft verklaard dat het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voorligt.
2.2.
In het verzoekschrift tot verlening van een zorgmachtiging is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan de betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.3.
De arts heeft toegelicht dat de betrokkene is opgenomen en voorlopig opgenomen moet blijven. Verder heeft hij toegelicht dat bij de betrokkene sprake is geweest van een toenemende psychotische toestand en wanen, waarbij hij anti-psychotische medicatie heeft gestaakt. Er is gestart met een nieuw medicijn, waarvan het effect de komende dagen afgewacht moet worden.
2.4.
De psychiater heeft aangevuld dat dit de eerste periode is dat de betrokkene gestopt is met clozapine. De betrokkene wil zijn drugsgebruik – recreatief – voortzetten. Een langere duur is nodig om het nieuwe medicijn bij de betrokkene in te stellen. Bij recreatief gebruik van drugs is het onduidelijk of de voorgeschreven medicatie afdoende zal zijn om het nadeel van drugsgebruik af te wenden. Wanneer de betrokkene geen weerstand kan bieden aan akoestische hallucinaties, beïnvloedt dat zijn keuzevrijheid volledig. De verpleegkundig specialist sluit zich hierbij aan en heeft toegevoegd dat de betrokkene welwillend is, maar het hem ontbreekt aan inzicht in zijn gedrag.
2.5.
De officier van justitie mr. Beumer heeft ter zitting het verzoek aangevuld, in die zin dat ook wordt verzocht de volgende vormen van verplichte zorg te mogen verlenen:
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen.
Verder heeft zij toegelicht dat de betrokkene in het verleden TBS opgelegd gekregen heeft voor het begaan van een strafbaar feit. Als het bij de betrokkene misgaat, kan het heel erg misgaan. Een aantal jaar is het goed gegaan, zonder incidenten. Vanuit een gecontroleerde setting moet gekeken worden naar de begeleiding en medicatie die de betrokkene nodig heeft.
2.6.
De betrokkene heeft verklaard dat hij moeite heeft met het feit dat hij door een zorgmachtiging beperkt kan worden. Hij wil met de psychiater, het FACT-team en GGZ om de tafel om alles goed op een rijtje te zetten. Hij wil daarnaast medicatie slikken om zijn wanen en achterdocht tegen te gaan.
2.7.
De advocaat van de betrokkene heeft naar voren gebracht dat de betrokkene geen bezwaar heeft tegen de ter zitting door de officier van justitie aangevulde vormen van verplichte zorg. De betrokkene wilde de afgelopen jaren vrijwillige zorg accepteren en in zorg blijven met duidelijke kaders. Hij wil zelf kunnen meebeslissen over zijn medicijnen. De laatste tijd is het minder goed gegaan, ook doordat de kaders niet duidelijk waren. De betrokkene wil geen verplichte zorg. Daarom wordt verzocht om het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging af te wijzen.
2.8.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.9.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar voor anderen,
- ernstige psychische schade voor anderen,
- ernstige immateriële schade voor zichzelf,
- ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang voor zichzelf,
- de situatie dat de betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.10.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft de betrokkene zorg nodig.
2.11.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte en ter zitting aangevulde vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz.
2.12.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.13.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van de betrokkene.
2.14.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 14 november 2020.
Ten aanzien van de machtiging voortzetting crisismaatregel
2.15.
Nu de rechtbank een zorgmachtiging zal verlenen, zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging voortzetting crisismaatregel afwijzen.
2.16.
Ten aanzien van de medische verklaring die ten grondslag ligt aan het verzoek tot het verlenen van een machtiging voortzetting crisismaatregel het volgende.
2.17.
De advocaat van de betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de medische verklaring die ten grondslag ligt aan de door de burgemeester op 8 mei 2020 verleende crisismaatregel. De advocaat is van mening dat de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld en ondertekend, de heer drs. [D] , niet onafhankelijk was. Onder ‘7 Overige mededelingen’ van de medische verklaring van 8 mei 2020 heeft hij beschreven dat hij van 1 april tot en met 3 april kortdurend als behandelaar betrokken is geweest bij de betrokkene ten behoeve van het uitvoeren van een coronatest en isolatie op de isolatieafdeling in [plaatsnaam 2] . Verder heeft psychiater [D] onder punt 7 van de medische verklaring beschreven dat gezien het beoordelingstijdstip buiten diensttijd het ondanks inspanning daarvoor niet gelukt is een andere onafhankelijke beoordelaar te vinden voor de beoordeling. Gelet op het voorgaande is de advocaat van oordeel dat de crisismaatregel onrechtmatig tot stand is gekomen.
2.18.
De officier van justitie mr. Beumer heeft naar voren gebracht dat wat haar betreft de psychiater wel onafhankelijk was op het moment van beoordeling van de betrokkene. Volgens haar was de psychiater slechts betrokken bij het afnemen van de coronatest. Het gevolg is volgens de officier van justitie dat de rechtmatigheid van het tot stand komen van de crisismaatregel niet is aangetast.
2.19.
De rechtbank is van oordeel dat de crisismaatregel onrechtmatig tot stand is gekomen en overweegt daartoe als volgt. De psychiater [D] schrijft nadrukkelijk onder punt 7 van zijn medische verklaring van 8 mei 2020 dat hij van 1 tot en met 3 april 2020 als behandelaar betrokken was bij de betrokkene ten behoeve van het uitvoeren van een coronatest en ten behoeve van isolatie van de betrokkene op de isolatieafdeling in [plaatsnaam 2] . Hij heeft de medische verklaring opgesteld omdat hij – mede gelet op het beoordelingstijdstip – geen andere onafhankelijke psychiater kon vinden.
2.20.
De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2009 [1] waarin de Hoge Raad onder meer het volgende heeft overwogen:
“3.2. (…..)
Bij de beantwoording van de vraag of een psychiater die ten tijde van het onderzoek niet bij de behandeling betrokken is, maar zulks in het verleden wel is geweest, als onafhankelijk kan worden aangemerkt, is niet alleen van belang het tijdsverloop sinds het beëindigen van de behandelrelatie, maar ook de duur en de intensiteit van de behandelrelatie. (…)”
2.21.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad is in zijn conclusie van 3 april 2020 [2] ook ingegaan op de onafhankelijkheid van de psychiater bij de beoordeling van de betrokkene in het kader van het opstellen van een medische verklaring. De procureur-generaal overweegt daarin het volgende:
“3.5. In hoofdstuk 5 (“Voorbereiden zorgmachtiging”) van de Wvggz bepaalt art. 5:7 aan welke voorwaarden het voorafgaande medisch onderzoek moet voldoen. In dat artikel is onder d de eis opgenomen dat de rapporterende psychiater minimaal één jaar geen zorg aan de betrokken patiënt heeft verleend. De toelichting wijst op de mogelijkheid de medische verklaring te laten opmaken door de, in beginsel 24 uur op iedere dag beschikbare, psychiaters van de ggz-crisisdiensten. [3] Uit de wetsgeschiedenis is ten aanzien van artikel 5:7 onder d het volgende van belang:
“De onafhankelijkheid moet vooral gewaarborgd zijn in de relatie tot betrokkene. Daarom is de eis uit de Wet bopz overgenomen dat de arts minimaal één jaar geen zorg heeft verleend aan betrokkene. Dit voorkomt dat de arts als zorgverlener wellicht een dusdanige band met betrokkene heeft opgebouwd dat dat een obstakel zou kunnen zijn voor het vormen van een onafhankelijk oordeel. De LPGGZ heeft er naar aanleiding van de consultatie over de nota van wijziging nog op gewezen dat de rol van de onafhankelijke arts om een extra waarborg vraagt, namelijk een roulatiesysteem waardoor voorkomen kan worden dat steeds dezelfde arts wordt gevraagd om medische verklaringen af te geven. Het is aan het veld om indien gewenst hier nadere invulling aan te geven.” [4]
2.22.
De rechtbank is van oordeel dat de psychiater in onderhavige zaak niet als onafhankelijk bestempeld kan worden. De redenen hiervoor zijn:
- Er is in april 2020 sprake geweest van een intense behandelrelatie van drie dagen, welke relatie onder meer bestond uit het isoleren van de betrokkene op een isolatieafdeling.
- De psychiater heeft zeer kort na de verleende zorg in april 2020 op 8 mei 2020 de medische verklaring opgesteld. Dit is in strijd met artikel 5:7 Wvggz.
Gelet hierop is de crisismaatregel onrechtmatig tot stand gekomen. De rechtbank zal dan ook beslissen als volgt.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 november 2020;
wijst af het verzoek tot het verlenen van een machtiging voortzetting crisismaatregel;
bepaalt dat de crisismaatregel van 8 mei 2020 onrechtmatig tot stand is gekomen.
Deze beschikking is op 14 mei 2020 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 22 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.HR 16 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0342
2.Parket bij de Hoge Raad 3 april 2020, ECLI:NL:PHR:2020:356
3.Tweede Nota van wijziging, Kamerstukken II 2015/16, 32 399, nr. 25, blz. 173
4.Nota van wijziging, Kamerstukken II, 2013/14, 32 399, nr. 10, blz. 86. Met LPGGZ is bedoeld: het Landelijk Platform geestelijke gezondheidszorg.