ECLI:NL:RBMNE:2020:1932

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
16.047311.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door meervoudig slaan en schoppen van vriendin met fatale gevolgen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk doden van zijn vriendin op 24 februari 2019 in Utrecht. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte meermalen met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen en/of geschopt, wat leidde tot haar overlijden op 28 februari 2019. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 jaar op en wees de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toe. Tijdens de zitting op 11 mei 2020 werd het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen en medische rapporten die de ernst van de verwondingen van het slachtoffer bevestigden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, met voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank weigerde de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) op te leggen, maar hield rekening met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden ook behandeld, waarbij schadevergoeding werd toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.047311.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd te P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2020. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C. van Oort, advocaat te Utrecht
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen, de nadere toelichting daarop door mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, en geluisterd naar de slachtofferverklaring van [benadeelde 1] , voorgelezen door mw. G. Joosten van Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 24 februari 2019 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer] meermalen met kracht tegen haar hoofd heeft geslagen en/of geschopt als gevolg waarvan zij op 28 februari 2019 is overleden,
subsidiair:
op 24 februari 2019 te Utrecht opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht als gevolg waarvan zij op 28 februari 2019 is overleden.

3.VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Inleiding
In de ochtend van zondag 24 februari 2019 treffen agenten verdachte en [slachtoffer] aan in de woning van [slachtoffer] . Zij is buiten bewustzijn en wordt met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Op 28 februari 2019 overlijdt [slachtoffer] aan haar verwondingen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 24 februari 2019 [slachtoffer] zo ernstig heeft mishandeld dat zij als gevolg daarvan op 28 februari 2019 is overleden, zoals primair ten laste is gelegd.
De verklaring van verdachte dat niet hij verantwoordelijk is voor haar overlijden, maar dat het letsel bij haar is ontstaan doordat zij veelvuldig is gevallen, is gelet op het bewijs in het dossier ongeloofwaardig.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van dat wat primair dan wel subsidiair aan verdachte ten laste is gelegd.
Verdachte ontkent dat hij het slachtoffer met geweld om het leven heeft gebracht. Hij heeft niet met haar gevochten en hij heeft haar ook niet geslagen of geschopt of anderszins geweld tegen haar gebruikt.
Toen hij die ochtend bij het slachtoffer kwam was zij boos op hem. Verdachte probeerde haar te kalmeren, maar zij werd steeds bozer op hem en ook hysterischer. Gezien haar toestand ging verdachte er op dat moment vanuit dat zij had gedronken. Maar ook zonder drank kwam het voor dat het slachtoffer zichzelf emotioneel niet meer in bedwang had.
Op enig moment escaleerde de situatie dusdanig dat het slachtoffer een mes pakte, waarmee zij verdachte bedreigde. Verdachte duwde het slachtoffer met het mes bij hem weg en hij heeft geprobeerd om het mes van haar af te pakken. Het slachtoffer maakte zichzelf steeds meer overstuur. Zij raakte telkens uit balans en zij viel tegen van alles in de woning aan. Bij de laatste val viel het slachtoffer verkeerd en reageerde zij niet meer. Verdachte schrok toen zij niet meer reageerde en is in paniek geraakt. Hij heeft geprobeerd om haar wakker te krijgen. Hij raakte in shock door alles wat er was gebeurd.
Mocht de rechtbank een of meer geweldshandelingen wel bewezen vinden, dan had verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Het onderzoeksteam verzocht mij onderzoek te doen naar het geluidsfragment van zondag 24 februari 2019 te 06:42 uur. Op dit fragment is melder [getuige 1] te horen die belt naar het Regionaal Service Centrum.
(…)
Op het geluidsfragment is letterlijk het volgende te horen:
(opmerking verbalisant: C staat voor centralist en [getuige 1] staat voor melder [getuige 1] ):
(…)
[getuige 1] : Goedemorgen, u spreekt met [getuige 1] . Ik woon in de [flat] in [woonplaats] en boven me hoor ik nu echt al drie kwartier geschreeuw en dingen die over de grond heen rollen en huilen etcetera; [2]
(…)
[getuige 1] : Het is nu minder geworden maar ja het klonk allemaal best wel heftig. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Het onderzoeksteam verzocht mij onderzoek te doen naar het geluidsfragment van zondag 24 februari 2019 te 06:45 uur. Op dit geluidsfragment is de melding te horen van de bewoners woonachtig op het [adres] en de 112 centralist van de Meldkamer Utrecht.
(…)
Opmerking verbalisant: C is Centralist meldkamer Utrecht en B zijn de bewoners van [adres] die de melding hebben gedaan.
(…)
B: (…) het gaat om [nummer] . We horen dat daar mensen heel hard ruzie hebben en met dingen slaan en meppen.
(…)
B: Ja, het is een studentenflat en het is de kamer aan de overkant van de gang.
(…)
B: Dat denken we wel dat er geslagen wordt maar dat weten we niet helemaal zeker. Mijn vriend heeft op de gang staan luisteren en het gaat er behoorlijk hard aan toe. [4]
(…)
C: Huilen er ook mensen?
B: Ja heel hard. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op zondag 24 februari 2019, omstreeks 06:45 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 2] samen met
collega [verbalisant 3] , in uniform gekleed en belast met de algemene surveillance.
(…)
Op genoemde dag, datum en te 06:48 uur, waren wij ter plaatse op het [plein] te [woonplaats] . Ik zag dat de woning, [adres] , gesitueerd was op de derde verdieping. Nadat wij bij de voordeur van de genoemde woning aan hadden gebeld, hoorde ik een mannenstem zeggen: "ja, ja, komt goed”. Tevens hoorde ik een geluid dat ik herkende als het geluid van een snurkend dan wel gorgelend persoon. Ik kon niet horen of dit een man of een vrouw betrof. Na ongeveer tien minuten aangebeld te hebben en geklopt te hebben op de voordeur, zag ik dat de deur nog steeds niet geopend werd. De hele tijd hoorde ik een man tegen mij en mijn collega's praten.
(…)
Tevens hoorde ik meerdere keer geluiden uit de woning, waardoor ik de indruk kreeg dat er een persoon in de woning aan het lopen was. Ik hoorde onder andere voetstappen. Ik hoorde tevens gerommel en ik hoorde geluiden van slepen dan wel verplaatsen van spullen. Tevens hoorde ik verschillende piepjes, welke in herkende als het aan en uit zetten van een magnetron of een ander apparaat.
(…)
Hierop hebben wij meerdere malen met een bonk en een koevoet geprobeerd de deur te openen. Naar later bleek, hebben wij de voordeur te 07:10 uur, open gekregen. Hierop betraden wij de woning. Op de grond, voor het bed, zag ik een vrouw liggen. Ik zag dat deze vrouw geen kleding aan had. Ik zag dat deze vrouw op een man lag. Ik zag dat deze man, de vrouw vasthield met beiden armen, terwijl hij onder haar lag. Ik zag dat deze vrouw met haar buik op de man lag. Hierop zag ik dat collega's de vrouw van deze man afhaalden. Ik zag dat de het gezicht van de vrouw helemaal opgezwollen was. Ik zag meerdere blauwe plekken en bloedsporen op het lichaam van deze vrouw. Ik zag dat haar ogen dusdanig opgezwollen waren dat deze niet te openen waren. Tevens zag ik bloed en snijwonden op haar bovenarmen. Ik zag ook dat deze vrouw haar armen meerdere malen overstrekte. Ik hoorde dat zij een gorgelend geluid maakte. Hierop zag ik dat collega [verbalisant 4] deze man boeide met transportboeien. Ik zag dat deze man een getinte huidskleur had. Ik zag dat zijn haardracht uit dreadlocks bestond. [6]
(…)
Ik zag dat de woning een grote ravage betrof. Ik zag veel goederen op de grond liggen, onder andere kleding, mokken, bestek, dekbedovertrek en verpakkingsmateriaal van etenswaren en drinken. Tevens zag ik bij binnenkomst een vleesmes op de grond liggen en nabij de voordeur een steel van mogelijk een bezem. Op het bed zag ik meerdere rode vlekken, waardoor ik de indruk kreeg dat het mogelijk bloedsporen waren.
(…)
In de politiesystemen is een foto van [verdachte] te vinden. Ik zag dat deze foto overeenkomt met de man welke wij aan hadden gehouden in de woning. [7]
De verklaring van verdachte gedaan ter terechtzitting van 11 mei 2020
Het klopt dat ik in de nacht van zaterdag 23 februari 2019 op zondag 24 februari 2019 om 05.37 uur het complex ben binnengekomen en het klopt dat ik op zondagochtend 24 februari 2019 door de politie in de kamer van het slachtoffer ben aangehouden.
De verklaring van getuige [getuige 2] van 24 februari 2019:
"Op zondag 24 februari 2019, omstreeks 06:05 uur, lag ik in mijn bed. Ik ben woonachtig aan het [adres] te [woonplaats] . (…) Ik hoorde dat er werd geschreeuwd en ik hoorde dat er spullen om vielen. (…) Ik ben vervolgens, ongeveer 5 a 10 minuten nadat ik de geluiden voor het eerst hoorde, de hal op gelopen waar mijn woning aan is gevestigd. Ik hoorde dat het geschreeuw niet van een verdieping lager kwam maar dat het geschreeuw kwam uit een woning tegenover mijn woning. Ik zag dat de woning was voorzien van huisnummer [nummer] .
(…)
Ik hoorde dat er een vrouwelijk stem riep: "Laat mij eruit!" Ik hoorde dat vrouw huilde en bleef huilen. Ik hoorde dat er ook een mannenstem uit de woning klonk. Wat de mannenstem allemaal riep weet ik niet precies. Ik besloot vervolgens om op de deur te kloppen. Ik hoorde dat het vervolgens stil werd in de woning. Ik hoorde dat het stil bleef in de woning.
(…)
Op de zelfde dag en datum, omstreeks 06:35 uur, hoorde ik dat het geschreeuw wederom begon. Ik kon niet letterlijk verstaan wat er werd gezegd en geroepen. Ik hoorde wel veel gerommel. Het klonk alsof er iemand in een hele volle kamer liep en daarbij telkens spullen om stootte. Ik hoorde ook geluiden alsof er op een deur werd geslagen. (…) Dat is het enige waar ik de geluiden aan kon linken. Dit heeft ongeveer 10 minuten aangehouden waarna mijn vriendin besloten dat wij de politie moesten bellen. [8]
De verklaring van getuige [getuige 1] van 26 februari 2019:
A: Op zondag 24 februari 2019, om 06:00 uur, werd ik wakker van luid geschreeuw en gebonk. Ik bevond mij op genoemd tijdstip in mijn woning in de zogenoemde [flat] gevestigd aan het [plein] te [woonplaats] . Ik weet zeker dat het 06:00 uur was omdat ik op mijn telefoon gekeken heb.
(…)
Mijn woning betreft een zogenaamde studio woning. Het gebonk was zo heftig dat mijn muren van mijn woning ervan trilde. (…) Het leek wel of dat er met iets gesleept werd in de woning. Verder leek het of dat er met een stuiterbal gegooid werd.
(…)
A: Ik woon zelf op de tweede verdieping en ik hoorde dat het geluid van de derde verdieping kwam. Ik heb geen code van deze gang dus ik kon er ook niet naar toe. Ik heb het geluid dus opgenomen vanaf de tweede verdieping.
(…)
Terwijl ik op de gang stond te wachten hoorde ik ook dat er door iemand werd aangeklopt vermoedelijk bij de woning. Ik hoorde dat hierna het geschreeuw en gebonk minder werd maar dat het niet stopte. De bonken die ik hoorde waren heel hard en dof. Ik vond het een vreemd geluid om te horen en het leek alsof de bonken afkomstig waren doordat er op een lichaam in gebonkt werd. Zo klonk het althans. Op een gegeven moment werd het ineens heel stil en hoorde ik geen gebonk en geschreeuw meer. Later hoorde ik dat de deur van de studio door de ter plaatse gekomen politie open gebonkt werd met een stormram. Ik hoorde toen dat er door een mannenstem uit de studio geroepen werd “vuile racisten”. [9]
De verklaring van getuige [getuige 1] van 07 maart 2019:
V: Wij hebben gezien dat het geluidsfragment om 06:11 uur is gemaakt en 45 seconden duurt. Je hebt verklaard dat je rond 06:00 uur wakker werd van luid geschreeuw en gebonk. Vertel eens alles wat je je nog herinnert over het geschreeuw en gebonk.
A: Ik werd om 06:00 uur wakker en was nog versuft. Ik lag in bed en hoorde geschreeuw en een geluid alsof er met een stuiterbal werd gegooid(…) Het was zo hard dat de muren ervan trilden. Ik hoorde ook een geluid alsof iets of iemand verplaatst werd naar de linkerhoek van de studio en dat iets of iemand bleef verschuiven. Ik hoorde luid geschreeuw en gekrijs, gehuil.
(…)
Ik hoorde toen dat het van boven kwam. Ik ben toen het geluid gaan opnemen. Ik heb terug gekeken in mijn telefoon en ik zag dat ik het geluid om 06:11 uur heb opgenomen. Ik hoorde toen ook iemand boven aankloppen. Ik woon op de tweede verdieping. Tussen de tweede en de derde verdieping zitten een soort gaten. Op de derde verdieping zitten er hekken om die gaten. Het geluid kwam dus door die gaten naar beneden. En daarom kon ik horen dat het geluid uit een studio van boven kwam. [10]
(…)
A: Ik hoorde een mannenstem en een vrouwenstem. Maar ik hoorde vooral een mannenstem. Je kon goed horen dat het stemmen van twee mensen waren.V: Wat heb je van de mannenstem gehoord?(…)Ik hoorde de stem vooral schreeuwen en tieren.V: Wat heb je van de vrouwenstem gehoord?A: Gillen.V: Tot wanneer heb je de mannenstem gehoord?A: Tot aan ik de politie heb gebeld in ieder geval. Nadat ik gebeld had werd het geschreeuw wel minder, maar ik heb het wel steeds kunnen horen.V: Tot wanneer heb je de vrouwenstem gehoord?A: Die stem is eerder opgehouden. Ik hoorde op een gegeven moment klappen. Alsof er een hoofd op een wasbak kwam. Ik hoorde namelijk een doffe klap op iets hards. Ik vind het moeilijk om te zeggen wanneer ik die vrouwenstem niet meer hoorde.V: Heb je nog woorden gehoord?A: Wat mij nog goed voor geest staat is dat de man compleet door het lint ging. Bijna beestachtig. Hij schreeuwde zo hard dat het erop leek dat zijn stem het bijna zou begeven. [11]
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] :
Op donderdag 28 februari 2019 te 21:55 uur heb ik (…) het stoffelijk overschot van een vrouw in beslag genomen.
(…)
De overledene bleek te zijn genaamd:
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [voornaam]
Geboren : [1996]
(…)
Overleden : 28 februari 2019. [12]
Het rapport van prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog:

Duid de klinische radiologische beelden die gemaakt zijn bij de opname van het slachtoffer
in het UMC en kort voor het overlijden van het slachtoffer in het UMC.
Er zijn onderhuidse wekedelen zwellingen aan beide zijden van het aangezicht, het voorhoofd en aan de linkerzijde van het hoofd. Er is een huiddefect aan de buitenzijde van het linkeroog. Er zijn bloedingen in en rond de hersenen, hersenkneuzingen en de hersenen zijn gezwollen. Er is een sterke verdenking op een breuk van het tongbeen. Er zijn onderhuidse zwellingen op de achterzijde van de linkerschouder en er is een breuk van het linker schouderblad. Aan de voorzijde van de linkerschouder is een huiddefect aanwezig.
(…)

Hoe kunnen deze ontstaan zijn?
De letsels van het hoofd kunnen verklaard worden door meerdere heftige stompe geweldsinwerkingen zoals door meervoudig slaan of schoppen (al dan niet met gebruik van een voorwerp). Ook de letsels achter op de linkerschouder kunnen verklaard worden door stompe geweldsinwerking zoals slaan, stoten of schoppen.
(…)

In hoeverre hebben deze letsels kunnen bijdragen aan de dood van het slachtoffer.
De letsels van de hersenen hebben geleid tot hersenzwelling en een verminderde hersendoorbloeding en dit heeft geleid tot functieverlies van de hersenen en de dood. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank dient als eerste te beoordelen of verdachte opzettelijk [slachtoffer] op 24 februari 2019 van het leven heeft beroofd.
Op basis van de verklaring van verdachte gaat de rechtbank er van uit dat hij in de nacht van 23 februari 2019 vanaf ongeveer 05:45 uur in de woning van [slachtoffer] was.
Uit de verklaringen en meldingen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] blijkt dat zij op zondagochtend 24 februari 2019 vanaf ongeveer 06:00 uur tot 06.45 uur geluiden uit de kamer van [slachtoffer] horen komen, waarbij zij een vrouw horen huilen en gillen en een manspersoon horen schreeuwen. Verder horen zij geluiden uit de kamer komen die volgens hen lijken op bonken/slaan/klappen en schoppen. Deze geluiden stoppen op het moment dat de politie omstreeks 06.48 uur voor de woning van [slachtoffer] staat.
Uit het rapport van de radioloog blijkt dat op het moment dat [slachtoffer] op 24 februari 2019 in het ziekenhuis wordt opgenomen en bij haar overlijden op 28 februari 2019 meerdere verwondingen en letsels aan haar hoofd en lichaam zijn geconstateerd. Uit het rapport blijkt verder dat de letsels aan haar hoofd en lichaam kunnen worden verklaard door meerdere heftige stompe geweldsinwerkingen zoals door meervoudig slaan of schoppen. Tot slot blijkt uit het rapport dat de letsels van de hersenen hebben geleid tot hersenzwelling en een verminderde hersendoorbloeding en dat dit heeft geleid tot functieverlies van de hersenen en de dood. Het door de radioloog aangegeven scenario dat de letsels ook kunnen worden verklaard door een val van hoogte met meerdere raakpunten acht de rechtbank niet aan de orde, nu enerzijds niet is gebleken van hoogteverschillen in de woning en anderzijds hiervoor ook in de verklaring van verdachte geen aanknopingspunten zijn te vinden.
Nu alleen verdachte samen met [slachtoffer] in de ochtend van 24 februari 2019 in de kamer van [slachtoffer] is geweest, kan het niet anders zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] meermalen tegen haar hoofd heeft geslagen en/of geschopt als gevolg waarvan zij op 28 februari 2019 is overleden.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan doordat zij instabiel was en meerdere keren is gevallen in de woning, acht de rechtbank gezien het vorenstaande dan ook volstrekt onaannemelijk. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Opzet op de dood
Op basis van het rapport van de radioloog stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt. Dat het slaan en schoppen tegen het hoofd met kracht is gebeurd, leidt de rechtbank af uit het rapport van de radioloog. Hij schrijft immers dat het meerdere
heftigestompe geweldsinwerkingen moeten zijn geweest. Dit past bij de verklaringen van de buren en bij de situatie die de politie aantrof toen zij uiteindelijk de deur van appartement open kreeg.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. De gedraging van verdachte, te weten het meermalen met kracht slaan en/of schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer] , kan naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat door voornoemde gedragingen van verdachte het opzet van verdachte in voorwaardelijk zin was gericht op de dood van [slachtoffer] .
Conclusie
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 24 februari 2019 [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd.
Op basis van het dossier kan de rechtbank met onvoldoende zekerheid vaststellen dat verdachte [slachtoffer] ook met het hoofd tegen de grond heeft geslagen of dat verdachte ook de hals van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
- hij op 24 februari 2019 te Utrecht, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, meermalen met kracht die [slachtoffer] tegen het hoofd geslagen en/of geschopt, ten gevolge van welk geweld die [slachtoffer] op 28 februari 2019 is overleden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
- doodslag

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, het dossier geen ruimte biedt om naast een gevangenisstraf ook tbs op te leggen. Deze combinatie is alleen mogelijk wanneer bij verdachte sprake zou zijn van een psychische stoornis en waardoor hij ten tijde van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar was.
Het Pieter Baan Centrum komt weliswaar tot vaststelling van een stoornis, maar kan de doorwerking van de stoornis op het ten laste gelegde niet onderbouwen en derhalve niet vaststellen of sprake is geweest van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Een en ander maakt dat het Pieter Baan Centrum geen tbs-advies geeft.
Tot slot verzoekt de verdediging om bij bepaling van de strafmaat in het voordeel van verdachte te betrekken dat hij niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft in de ochtend van zondag 24 februari 2019 zijn vriendin [slachtoffer] een aantal keren zo hard tegen het hoofd geslagen en geschopt dat hierdoor bij haar zeer ernstig hersenletsel is ontstaan. Haar letsel bleek zodanig ernstig en onherstelbaar dat vier dagen later is besloten de beademing bij haar te stoppen. Op 28 februari 2019 [slachtoffer] overleden. Zij is 23 jaar oud geworden.
Verdachte was de vriend van [slachtoffer] . Uit de getuigenverklaringen van de buren van [slachtoffer] blijkt dat het geweld die ochtend zeer heftig is geweest en ook enige tijd heeft geduurd. Verder vond dit alles plaats in haar eigen woning. Een plek waar [slachtoffer] zich veilig zou moeten en kunnen voelen. De rechtbank kan zich geen voorstelling maken van hoe haar laatste minuten moeten zijn geweest.
Verdachte heeft met zijn handelen het meest fundamentele bezit van [slachtoffer] ontnomen, namelijk het recht om te leven. Met zijn handelen heeft verdachte ook aan de nabestaanden van [slachtoffer] , haar vrienden en haar kennissen onnoemelijk veel leed, pijn en verdriet toegebracht. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [benadeelde 1] blijkt hoezeer zij haar zus mist en hoeveel impact het overlijden van haar zus heeft gehad en nog steeds op de nabestaanden en vrienden heeft.
Doodslag is één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Daarnaast brengt dit feit ook in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 01 mei 2019 waaruit blijkt dat verdachte al eerder ter zake van misdrijven onherroepelijk is veroordeeld, maar dat het niet gaat om veroordelingen voor delicten als in de onderhavige zaak.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het op 14 april 2019 uitgebrachte pro justitia rapport van E.D.M. Masthoff, psychiater, en het nadien op 26 november 2019 uitgebrachte Pro Justitia rapport van Th.J.G. Bakkum, psychiater en van M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum.
Uit de rapportage van de deskundigen verbonden aan het Pieter Baan Centrum blijkt dat in classificerende zin gesproken kan worden van narcistische en antisociale persoonlijkheidspathologie bij verdachte, die ook aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde feit. De onderzoekers onthouden zich echter van een advies met betrekking tot de vraag over de doorwerking en de mate van toerekenen. Daarvoor wordt als reden gegeven dat de precieze doorwerking van de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis, die tijdens het ten laste gelegde aanwezig is geweest, niet specifiek en in concrete gedragstermen kan worden onderbouwd, maar ook niet kan worden uitgesloten. Verder staat in het rapport dat het heeft ontbroken aan de benodigde informatie om tot een adequate risico-inschatting te komen. Daardoor is het opstellen van een risicoscenario en een advies met betrekking tot risicomanagement niet mogelijk. Tot slot onthouden de onderzoekers zich van een advies met betrekking tot het type behandeling en een strafrechtelijk kader voor de behandeling.
De straf
De rechtbank zal niet overgaan tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Wel zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum blijkt dat door de onderzoekers bij verdachte een persoonlijkheidspathologie is vastgesteld, die ook aanwezig was ten tijde van het delict. De onderzoekers geven echter ook aan dat een risicotaxatie niet goed is op te maken. Het strafblad van verdachte is niet van dien aard dat de rechtbank op basis daarvan kan vaststellen dat het recidiverisico als aanzienlijk moet worden aangemerkt. Het dossier biedt aanknopingspunten dat partnergeweld, gepleegd door verdachte, zich eerder heeft voorgedaan. De proceshouding van verdachte, die kort gezegd de schuld van wat er gebeurd is bij het slachtoffer legt, voorspelt ook weinig goeds. Gelet hierop kan worden aangenomen dat er sprake is van (enig) gevaar voor herhaling. Daar staat tegenover dat verdachte nog nooit wezenlijk is bestraft voor geweldshandelingen en om die reden dus ook nog nooit in een forensisch kader is behandeld.
Oplegging van de tbs maatregel acht de rechtbank juridisch mogelijk. Het recidiverisico acht de rechtbank echter niet zodanig dat dit noopt tot oplegging van het zware middel van een tbs-maatregel, waarbij voor de rechtbank meeweegt dat verdachte ook bij oplegging van uitsluitend een gevangenisstraf niet zonder enige vorm van begeleiding terug zal keren in de maatschappij, gelet op het in Nederland geldende regime van voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het vorenstaande neemt echter niet weg dat het eerdere geweld in combinatie met de ontkennende houding van verdachte de rechtbank zorgen baart. Om die reden dient de samenleving voor langere tijd tegen verdachte beschermd te worden.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. In het algemeen geldt op grond van jurisprudentie als uitgangspunt voor een doodslag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 tot 12 jaar. Meer in het bijzonder heeft de rechtbank gelet op zaken waarbij eveneens sprake was van (ex-)partnerdoding en waarbij - net als in deze zaak - geen rekening is gehouden met een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. In deze zaken wordt gestraft tegen de bovengrens van genoemd uitgangspunt, zo blijkt bijvoorbeeld uit arresten van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 december 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:5465) en 25 april 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:1595) en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 februari 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:1384). De rechtbank heeft dan, in het licht van deze en andere vergelijkbare zaken, gekeken naar onderhavige zaak.
Gelet op de ernst en achtergrond van andere zaken ter zake doodslag binnen of kort na beëindigen van een relatie, ziet de rechtbank aanleiding in dit geval niet de bovengrens van het uitgangspunt van 8 - 12 jaar te nemen. De procesopstelling van verdachte is voor de rechtbank aanleiding om van de ondergrens af te wijken.
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar een passende en geboden reactie vormt.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 30.931,28. Dit bedrag bestaat uit € 931,28 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert na wijziging een bedrag van € 44.175,00. Dit bedrag bestaat uit € 14.175,00 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.298,62 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
vordering [benadeelde 1]
De officier van justitie stelt dat de vordering tot vergoeding van zowel haar materiële als immateriële schade, met uitzondering van de vordering tot het veilig stellen van de reiskosten in hoger beroep, toewijsbaar. Een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
vordering [benadeelde 2]
De officier van justitie stelt dat de vordering tot vergoeding van zowel zijn materiële als immateriële schade toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
vordering [benadeelde 3]
De officier van justitie stelt dat de vordering tot vergoeding van haar materiële schade toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
vordering [benadeelde 1]
De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. De vordering tot vergoeding van shockschade dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Op basis van de stukken bij de vordering kan niet worden vastgesteld dat de PTSS het directe gevolg is van het overlijden van haar zus.
vordering [benadeelde 2]
De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. De vordering tot vergoeding van shockschade en die met betrekking tot de opgelopen studievertraging moet worden afgewezen. Niet blijkt dat bij hem een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld en er kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de opgelopen studievertraging zonder het overlijden van het slachtoffer niet zou zijn ontstaan.
vordering [benadeelde 3]
De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
vordering van [benadeelde 1]
Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
materiële schade
De rechtbank zal [benadeelde 1] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot het veilig stellen van de reiskosten in hoger beroep. Voor het overige komt de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Verdachte heeft de vordering ook niet weersproken. De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt toegewezen tot € 881,50.
immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde shockschade (€ 30.000,00) overweegt de rechtbank als volgt.
Naar vaste rechtspraak kan vergoeding van shockschade plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Bij die waarneming/confrontatie gaat het blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad om de (onverhoedse) waarneming van het misdrijf zelf en/of de waarneming van het lichaam en de verwondingen van het slachtoffer meteen na het misdrijf (het confrontatievereiste).
Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid, waarbij in het algemeen sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit daarvan), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting van de schade te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
[benadeelde 1] heeft haar zus bezocht in het ziekenhuis. Zij lag toen op de intensive care, in coma en was verschrikkelijk toegetakeld. In het ziekenhuis kreeg zij te horen dat zij afscheid moest nemen van haar zus. Haar zus heeft nog vier dagen in een coma gelegen, voordat werd besloten haar van beademing te halen en zij is overleden. Het overlijden van haar zus heeft de schok geïntensiveerd. [benadeelde 1] is verder geconfronteerd met de gevolgen toen zij de woning van het slachtoffer bezocht. Duidelijk te zien was wat zich die ochtend in de woning had afgespeeld. Alles was kapot en er zat bloed van haar zus op het bed, op het tv-meubel en in de badkamer.
Bij [benadeelde 1] is als gevolg van deze confrontatie PTSS vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan het confrontatievereiste voldaan. De rechtbank acht het zonder meer aannemelijk dat de confrontatie met de ernstige gevolgen een hevige emotionele schok bij [benadeelde 1] heeft teweeggebracht. Dit is ook niet door de verdediging weersproken. Uit het verslag van de psycholoog blijkt dat bij [benadeelde 1] PTSS is vastgesteld en dat zij hiervoor al enige tijd onder behandeling is. Anders dan de verdediging meent blijkt uit die verslagen ook dat de PTSS het directe gevolg is van de emotionele schok.
Bij de bepaling van de hoogte van het aan [benadeelde 1] toe te kennen bedrag houdt de rechtbank rekening met bedragen die in enigszins vergelijkbare zaken zijn toegekend. De rechtbank acht toekenning van het bedrag van € 30.000,00 aan immateriële schade wegens shockschade billijk.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
vordering [benadeelde 2]
Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
materiële schade
De rechtbank zal [benadeelde 2] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot het veilig stellen van de reiskosten in hoger beroep.
De rechtbank overweegt ten aanzien van zijn vordering tot vergoeding van zijn kosten vanwege het oplopen van studievertraging van € 14.125,00 als volgt.
Op het moment van overlijden van [slachtoffer] zat [benadeelde 2] in de vierde klas van de mavo. Uit het verslag van [A] , afdelingsleider mavo 2-3-4 blijkt dat [benadeelde 2] het schooljaar 2018-2019 is gestart als gemiddelde leerling in mavo 4. Daarnaast staat in het verslag dat hoewel [benadeelde 2] nooit erg goede cijfers heeft gehad, de verwachting was dat hij zijn examen zou halen. Tot slot schrijft [A] dat na het incident met zijn zus de motivatie van [benadeelde 2] om te werken aan school volkomen is verdwenen en de impact op [benadeelde 2] enorm is geweest.
De verklaring van [A] wordt schriftelijk bevestigd door de gezinsouders van [benadeelde 2] .
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze verklaringen dat sprake is van een causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en het oplopen van studievertraging door [benadeelde 2] . De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van deze kosten, waarvan de hoogte niet door de verdediging is weersproken, dan ook toe.
De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt toegewezen tot € 14.125,00
immateriële schade
De rechtbank zal [benadeelde 2] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot vergoeding van shockschade van € 30.000,00 , nu het op dit moment ontbreekt aan stukken waaruit blijkt dat bij hem een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld. De door [benadeelde 2] overgelegde eindevaluatie van Lijn5 is daartoe onvoldoende.
Dat maakt dat de vordering van [benadeelde 2] tot vergoeding van shockschade niet kan worden ontvangen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag (de toegewezen materiële schade) vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu verdachte aansprakelijk is voor de door de benadeelde partij geleden schade en de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
vordering [benadeelde 3]
Nu vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen voor zover deze ziet op de kosten van lijkbezorging (€ 10.298,62).
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag van
€ 30.881,50 (€ 30.000,00 immateriële schade + € 881,50 materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat
€ 30.881,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 189 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag van
€ 14.125,00 (materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat
€ 14.125,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 106 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 3] het toegewezen bedrag van
€ 10.298,62, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat
€ 10.298,62 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 86 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en S.M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2020.
mrs. Druijf en Van der Veen zijn niet in staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 24 februari 2019 te Utrecht, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte:
- ( meermalen) (telkens) (met kracht) die [slachtoffer] in/tegen het gezicht, geslagen en/of geschopt, en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op/tegen de grond geslagen,
in elk geval (telkens) met zeer veel kracht geweld op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] toegepast, en/of
- ( meermalen) de hals van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] (samen)gedrukt, althans één of meer verstikkende en/of versmorende en/of verwurgende handeling(en) verricht, ten gevolge van welk geweld en/of feitelijkheden die [slachtoffer] op 28 februari 2019 is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2019 te Utrecht aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten bloeduitstortingen in het hersenvlies en/of bloedingen in en rondom in het brein en/of bloed in de hersenkamer en/of (een) zwelling(en) in het hersenweefsel en/of weke delen zwellingen in de hals en/of andersoortig hoofdletsel, heeft toegebracht, immers heeft hij, verdachte, (meermalen) (telkens) (met kracht) die [slachtoffer] in/tegen het gezicht, geslagen en/of geschopt, en/of het hoofd van die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op/tegen de grond geslagen en/of (meermalen) de hals van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] (samen)gedrukt, althans één of meer verstikkende en/of versmorende en/of verwurgende handeling(en) verricht, in elk geval (telkens) met zeer veel kracht geweld op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft toegepast terwijl het feit op 28 februari 2019 de dood ten gevolge heeft gehad;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 september 2019, genummerd PL0900-2019056513, pagina 1 tot en met pagina 475, het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 november 2019, genummerd PL0900-2019056513 pagina 476 tot en met pagina 513 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (forensisch dossier) van 19 september 2019, genummerd PL0900-2019056513, pagina 1 tot en met pagina 280. Deze processen-verbaal zijn opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 57.
3.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 58.
4.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 55.
5.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 56.
6.proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2019, p. 30.
7.proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2019, p. 31
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 24 februari 2019, p. 59.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 26 februari 2019, p. 72.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 07 maart 2019, p. 75.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 07 maart 2019, p.76.
12.het proces-verbaal inbeslagneming en lijkschouw overledene van 17 maart 2019, p. 132 (forensisch dossier).
13.Deskundigenrapport van prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog bij het Maastricht Universitair Medisch Centrum, van 05 juni 2019, p. 171 van het forensisch dossier.