6.6.1Sporen
Uit het onderzoek blijkt dat de stacaravan waarin het lichaam van [slachtoffer] lag, afgesloten was, in die zin dat de toegangsdeur op reguliere wijze “op slot zat”. In of aan de caravan zijn geen braaksporen aangetroffen en evenmin waren sporen van een worsteling of anderszins verstoring in het interieur waarneembaar.
Verdachte had een sleutel van de caravan en had deze ook bij zijn aanhouding nog in zijn bezit. Niet is gebleken dat naast het slachtoffer en verdachte nog iemand anders over een sleutel beschikte, noch dat er een sleutel zou missen.
Verdachte en [slachtoffer] hadden in de periode van 19 op 20 juni 2009 hun verblijf in de stacaravan op de camping waar later op 4 juli 2009 het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is aangetroffen. Het keycard- en telefoongebruik wijzen op zijn aanwezigheid aldaar en verdachtes eigen verklaring komt hiermee overeen. Het hof stelt daarmee vast dat verdachte in die dagen in de directe nabijheid van [slachtoffer] was in de periode dat zij is overleden.
In de caravan zijn geen sporen van anderen dan verdachte aangetroffen. Op de betekenis van het aangetroffen voetspoor en het DNA-spoor van een onbekende op de vuilniszak in de buiten de caravan aangetroffen vuilnisemmer gaat het hof hieronder nader in.
6.6.2Gedrag verdachte na overlijden [slachtoffer]
Verdachte heeft aangegeven dat hij op 20 juni 2009 om 9.30 of 10.30 uur is vetrokken van de camping en dat [slachtoffer] toen nog in leven was. Het vertrek zou in de ochtend hebben plaatsgevonden nadat hij aan [slachtoffer] kenbaar had gemaakt dat hij de relatie wilde beëindigen en weg zou gaan en dat hij daarna niet meer op de camping is geweest. Zoals hiervoor overwogen is dit laatste aantoonbaar onjuist.
Het gedrag van verdachte nadat hij zou zijn vertrokken en zoals dit uit ander bewijs blijkt is opmerkelijk te noemen en past niet bij de beweerde beëindiging van de relatie en de situatie dat [slachtoffer] nog in leven was.
Zo heeft verdachte op diezelfde dag, op 20 juni 2009 om 20.35 uur via de e-mailaccount van [slachtoffer] een e-mailbericht aan zichzelf verzonden, met als inhoud: “
je zit achter je PC dus maar op deze manier, gaan we morgen nog naar je vader, liefs [slachtoffer]”. Uit technisch onderzoek is gebleken dat dit bericht is verzonden vanaf de telefoon (via mobiel internet) van verdachte.
Voorts heeft verdachte op 26 juni 2009 om 17.03 uur, zich voordoende als [slachtoffer] en ondertekend met “groetjes [slachtoffer]”, per mail als volgt gereageerd op een mailtje dat van een uitzendbureau was binnengekomen: “
Hoi [officemanager], Sorry dat ik geen reactie heb gegeven. We hebben nu 3 weken vakantie en zouden in ons chalet blijven. Maar we zijn toch even lekker naar Frankrijk gegaan……Groetjes, [slachtoffer]. Ook dit bericht is verzonden vanaf de mobiele telefoon van verdachte. De mail was een antwoord op een eveneens in de e-mailaccount van [slachtoffer] aangetroffen mail. Deze mail luidt voor zover van belang:
Ik heb je voicemail ook ingesproken maar bij deze ook nog even een e-mail.
Jij mag op gesprek komen bij [fonds] Fonds en dat zou kunnen op 26 juni om 11.15 uur.
Zou jij mij zo snel mogelijk willen laten weten of jij dan kan?
[officemanager]
Officemanager
……”
Verdachte heeft geen inhoudelijke verklaring gegeven voor zijn e-mailberichten van 20 juni en 26 juni 2009. Verdachte – die gezien zijn ICT achtergrond naar eigen zeggen over de benodigde technische kennis beschikte – had de beschikking over de inloggegevens van [slachtoffer]. De benodigde gegevens van de e-mailaccount van XS4all van [slachtoffer] stonden op een afgescheurd agendablaadje dat bij zijn aanhouding in het bezit van verdachte was.
Het hof constateert dat verdachte in de eerste mail van 20 juni 2009 zich naar zichzelf voordoet als zijnde zijn partner [slachtoffer]. Verdachte geeft geen verklaring voor dit onnavolgbare gedrag. Ook de inhoud van die mail valt geenszins te rijmen met het door verdachte beweerde afscheid van lange duur in de ochtend van diezelfde dag.
Verdachte creëert vervolgens met de mail van 26 juni een vals beeld van de afwezigheid van [slachtoffer] door nu jegens derden opnieuw te doen alsof hij haar is en uit te leggen waarom zij niet gereageerd had op de mail. Door zich de toegang te verschaffen tot de mailbox van [slachtoffer] kon hij zien dat er een onbeantwoorde mail lag en heeft hij kennelijk een reden gezien om zo namens [slachtoffer] op te treden.
Van enige reactie van [slachtoffer] op het gefingeerde valse mailbericht is niet gebleken. Het hof leidt uit de inhoud van voornoemd vals mailbericht af dat verdachte de afwezigheid van de overleden [slachtoffer] in de richting van het uitzendbureau heeft verhuld. Het versturen op 26 juni 2009 van de valse mail door verdachte laat zich – met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen omtrent de datum van overlijden – verklaren in de situatie waarin verdachte [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
Vast is komen te staan dat verdachte op 20 juni 2009 vanaf de gezamenlijke rekening van verdachte en [slachtoffer] het gehele saldo en nadien nog bedragen van de rekening van [slachtoffer] heeft overgeboekt naar zijn privérekening. De codes voor telefonische toegang tot de privérekening van [slachtoffer] stonden eveneens op het hierboven genoemde bij verdachte aangetroffen agendablaadje. De overboeking vanaf de gezamenlijke rekening was – zo blijkt uit een analyse van het betaalverkeer van verdachte en [slachtoffer] door de politie – een ongebruikelijke transactie. Op het salaris van verdachte was met uitzondering van de beslagvrije voet een maand tevoren loonbeslag gelegd. De verklaring die verdachte zelf geeft voor deze overboeking, inhoudende dat [slachtoffer] en verdachte dit zo hadden afgesproken omdat ze – al dan niet tijdelijk – uit elkaar gingen, wordt met inachtneming van wat onder omtrent verdachtes verklaringen is overwogen, als ongeloofwaardig gepasseerd. Na een eerdere overboeking van een klein geldbedrag door verdachte was [slachtoffer] immers boos geworden en voor overboeking van het gehele saldo en privégelden van [slachtoffer] naar verdachte vormt het beëindigen van de relatie geen verklaring.
Zoals hierboven reeds is vastgesteld beschikte [slachtoffer] niet meer over een sleutel van haar eigen auto die op de parkeerplaats stond en was het verdachte die één van deze elektronische sleutels in zijn bezit had terwijl de andere sleutel in de woning van verdachte en [slachtoffer] in Soesterberg lag. In deze auto werden echter wel persoonlijke bezittingen van [slachtoffer], los liggend in de kofferbak aangetroffen zoals haar bovengenoemde agenda, haar portemonnee met bankpasjes en haar sleutelbos, met daaraan de keycard om de slagboom van de camping mee te openen. Als reeds overwogen is deze keycard nog gebruikt op 30 juni toen [slachtoffer] al was overleden. De enige die de keycard kan hebben gebruikt en in de auto van [slachtoffer] kan hebben geplaatst, is als overwogen verdachte. Dit wordt nog bevestigd door een ander gegeven, namelijk dat bij de elektronische sleutel van de auto van [slachtoffer] die onder verdachte in beslag is genomen, digitaal de kilometerstand van de auto opslaat op het moment dat die sleutel de auto voor het laatst afsluit. Dat de auto ook automatisch wordt afgesloten op het moment dat de sleutel buiten het bereik raakt – zoals door de verdediging is betoogd – maakt – los van de vraag of deze stelling van de verdediging juist is – dit niet anders. Deze kilometerstand komt overeen met de kilometerstand bij aantreffen door politie van de auto van [slachtoffer] op de parkeerplaats. Verdachte moet op 30 juni 2009 derhalve de auto staand op voornoemd parkeerterrein hebben afgesloten op een moment dat [slachtoffer] reeds 10 dagen was overleden. Verdachte heeft voor het bovenstaande geen verklaring gegeven.
Het gedrag van verdachte is slechts verklaarbaar indien hij [slachtoffer] heeft omgebracht.
Op 7 juli 2009 om 19.11 uur wordt verdachte via een sms door de politie geïnformeerd over het overlijden van [slachtoffer] nadat verdachte niet reageerde op eerdere verzoeken om contact met de politie op te nemen. In de sms wordt hem verzocht contact met de politie op te nemen omdat ze hem dringend willen spreken. Via een sms informeert verdachte de politie dat hij de volgende dag beschikbaar is en de politie antwoordt dat hij dezelfde avond tot 22.00 uur contact met hen kan opnemen en dat zij hem graag zagen verschijnen op het bureau in Almere de volgende dag om 14.00 uur. In de avond van 7 juli om 22.11 uur begeeft verdachte zich, terwijl hij geobserveerd wordt door de politie naar het parkeerterrein bij de camping. Die volgende dag verschijnt hij niet bij de politie maar is hij (opnieuw) vertrokken naar Hongarije.
Voorafgaand aan het contact met de politie waarin verdachte zegt geïnformeerd te zijn over het overlijden van [slachtoffer] op bovenstaande wijze heeft verdachte op internet gezocht naar informatie met betrekking tot het overlijden van zijn vrouw.
Ook voornoemde gedragingen zijn onverklaarbaar en onbegrijpelijk indien verdachte op dat moment nog niet op de hoogte was van het overlijden van [slachtoffer] en zijn slechts verklaarbaar indien hij [slachtoffer] heeft omgebracht.
6.6.3Conclusie
Forensisch onderzoek heeft geen sporen opgeleverd die op betrokkenheid van een ander dan verdachte duiden. Het strafdossier biedt anderszins geen begin van een aanknopingspunt voor betrokkenheid van een ander dan verdachte bij de dood van zijn partner. Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen omtrent de bevindingen van politie, forensisch politieonderzoek, deskundigenonderzoek en de hierboven omschreven conclusies van het hof waaonder ook hetgeen het hof heeft overwogen omtrent het gedrag van verdachte, dat past bij de situatie dat verdachte [slachtoffer] heeft omgebracht acht het hof alle in het arrest overwogen feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking nemend, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die zijn partner [slachtoffer] te Zeewolde heeft omgebracht.