4.2Volgens eiser hebben zijn opa en oma duidelijk aangegeven welke spullen van eiser waren en verklaard waar eiser sliep en hoe vaak, en dat hij maandelijks de huur betaalde. Er zijn weliswaar weinig persoonlijke spullen van eiser aangetroffen op het adres, maar daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat eiser daar niet woonde. Tenslotte wijst eiser op de poststukken waar zijn naam en het Brp-adres op staan vermeld en op de getuigenverklaringen die hij heeft overgelegd.
Wat moet verweerder bewijzen?
5. De herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende is een belastend besluit voor eiser. Hij wordt door het besluit benadeeld. Daarom worden er hogere eisen aan verweerder gesteld. De bewijslast voor de stelling dat eiser niet woont op het adres waarop hij staat ingeschreven, rust dan ook op verweerder en niet op eiser. Verweerder moet als eerste onderzoek doen naar de feiten. Als op grond van de door verweerder gepresenteerde feiten aannemelijk is dat eiser niet woont op het adres waarop hij in de Brp staat ingeschreven, dan is het aan eiser om met bewijs te komen dat hij wel op dit adres woont.
Welke vraag moet de rechtbank beantwoorden?
6. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan om een uitwonende beurs te ontvangen, namelijk de voorwaarde dat eiser woonachtig is op het Brp-adres dat niet het adres van zijn ouders of één van zijn ouders is.Binnen dat kader dient de vraag te worden beantwoord of het onderzoek zorgvuldig is geweest. Ter zitting is door de gemachtigde van eiser desgevraagd verklaard dat hetgeen is aangevoerd enkel in dat kader moet worden bezien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?7. De rechtbank overweegt dat eiser niet, althans onvoldoende heeft aangetoond dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Dit betekent dat verweerder het onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder met de bevindingen in het onderzoek voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser niet aan de voorwaarden voor het ontvangen van een uitwonenden beurs voldoet als gevolg waarvan hij de studiefinanciering van eiser terecht heeft herzien. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
De zorgvuldigheid van het onderzoek8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat niet direct uit het rapport zou blijken welke vragen aan de hoofbewoners zijn gesteld. Dit gegeven op zichzelf is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan de weergave of de inhoud van het rapport te twijfelen en maakt niet dat op voorhand enkel op grond daarvan de conclusie kan worden getrokken dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich verder terecht op het standpunt gesteld dat uit het rapport niet blijkt dat de opa en oma van eiser de vragen van de controleurs niet hebben begrepen. Daarnaast heeft de opa van eiser voor de juistheid van zijn verklaring getekend en heeft verklaard dat hij de inhoud ervan begreep en dat deze overeen kwam met wat hij mondeling had verklaard. Verweerder mocht zijn verklaring gelet hierop meenemen voor het bewijs. Dat de moeder van eiser nadien een verklaring heeft opgesteld dat de grootouders van eiser niet goed kunnen lezen en de Nederlandse taal niet goed begrijpen is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
10. De rechtbank acht op basis van het onderzoeksrapport aannemelijk dat eiser ten tijde van het huisbezoek niet woonde op het Brp-adres. Daarbij is met name van belang dat hij op het moment van het huisbezoek ruim drie jaar op het Brp-adres stond ingeschreven, maar dat de controleurs geen spullen hebben aangetroffen die uitdrukkelijk herleidbaar waren tot eiser.
11. Uit het onderzoeksrapport van 17 mei 2019 blijkt onder meer dat in de kast op de kamer waar eiser zou verblijven slechts enkele kledingstukken en verzorgingsproducten liggen die niet exclusief herleidbaar zijn tot eiser. De stelling van eiser dat niet is gebleken dat de controleurs twijfelden over de vraag of de getoonde kleding herleidbaar is naar eiser kan de rechtbank, met verweerder, niet volgen. Er staat immers in het rapport dat de kleding net zo goed van [A (voornaam)] (de neef van eiser) kan zijn. De verklaring dat eiser zijn vuile was net naar zijn ouders heeft gebracht waardoor er verder geen kleding aanwezig was vindt de rechtbank niet voldoende gelet op de omstandigheid dat er voor het overige ook geen uitdrukkelijk tot eiser herleidbare spullen zijn aangetroffen.
De rechtbank vindt hierbij tevens van belang dat uit het rapport volgt dat de kamer wordt gebruikt voor was en opslag van andere medebewoners. Op het moment van betreden van de gestelde kamer van eiser lag op het bed een wasmand met schone was voor het gezin. Verder zagen de rapporteurs een volle sporttas met damesspullen. Aan de kamerdeur hangen ook sjaals van oma. Dit zijn contra-indicaties voor de bewoning van deze kamer op dit adres door eiser. Verder voert eiser aan dat de controleurs actief onderzoek hadden moeten doen naar de aanwezigheid van verzorgingsproducten die aan eiser toebehoren in de woning, zij hadden hiernaar moeten vragen. De rechtbank is het met verweerder eens dat het op de weg van de hoofdbewoners lag om de controleurs hierover te informeren en om alle spullen van eiser te tonen.Daarbij acht de rechtbank van belang dat de hoofdbewoner ook meerdere malen heeft verklaard dat dit alle spullen van eiser waren.
12. Er lag in de woning verder ook geen administratie, laptop of post van eiser. De controleurs hebben voorts ook geen aantekeningen van zijn studie aangetroffen. De stelling dat eiser geen studieboeken heeft omdat zijn studie grotendeels digitaal is en de overige spullen daarvan in zijn kluisje op school liggen heeft verweerder onvoldoende mogen vinden gelet op de overige bevindingen en nu dit ook verder niet aannemelijk is gemaakt. De verklaring van eiser dat hij zijn administratie naar zijn ouders brengt omdat zijn moeder zijn administratie verzorgt heeft verweerder ook zonder concrete verklaring of uitleg hierover onvoldoende mogen vinden om de bevindingen en de conclusie van het rapport te weerleggen. Verweerder heeft zich aldus niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat in de woning te weinig is aangetroffen om aan te nemen dat eiser op dat adres woonde.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de in de bezwaarfase overgelegde poststukken er ook op kunnen wijzen dat eiser dit adres alleen als postadres gebruikt. Daarbij rijmt de verklaring dat eiser zijn post in een lade van de televisiekast bewaart niet met de verklaring van de hoofdbewoner tijdens het huisbezoek dat hij alle spullen van eiser heeft laten zien aan de controleurs. Zoals eerder al is overwogen, lag het op de weg van de hoofdbewoner om hierover te verklaren tijdens het huisbezoek.
14. Dat de hoofdbewoners ieder afzonderlijk anders hebben verklaard over het aantal nachten dat eiser op het adres slaapt, had voor de controleurs aanleiding kunnen zijn om door te vragen. Dit maakt echter op zichzelf bezien niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
15. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder, in de verklaring van eiser dat er een misverstand is geweest over het bedrag dat maandelijks door hem aan de hoofdbewoners wordt betaald, geen aanleiding heeft hoeven zien om zijn standpunt hierover te herzien. Verweerder is terecht uitgegaan van de ondertekende verklaring die in eerste instantie door de hoofdbewoner hierover is afgelegd. Bovendien heeft eiser ook, afgezien van de verklaring van zijn moeder hierover, geen enkele onderbouwing overgelegd van zijn stelling dat de huurkosten anders zijn.
16. Het standpunt van eiser dat verweerder ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan het feit dat hij al zes maanden voordat hij aanspraak maakte op een uitwonende beurs ingeschreven stond op het Brp-adres, kan hem gelet op het voorgaande niet baten en reeds om die reden dat dat geen onomstotelijk bewijs oplevert dat eiser wel op het Brp-adres woonachtig is in de periode van belang.
17. Verder heeft verweerder de verklaringen van de buurtbewoners onvoldoende specifiek mogen achten en onvoldoende ondersteund door objectief bewijs. In de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is namelijk bepaald dat verklaringen van de getuigen concludent moeten zijn en over de woonsituatie (gedetailleerde) informatie uit eigen wetenschap van de getuige moeten bevatten. De verstrekte informatie mag voorts geen ruimte laten voor twijfel. Verklaringen van direct betrokkenen moeten zo veel mogelijk worden ondersteund met verklaringen van objectieve derden en/of andere bewijsmiddelen.Hieraan is niet voldaan. De verklaringen bevatten geen, tot weinig specifieke informatie en worden niet, althans onvoldoende ondersteund door objectief steunbewijs. Deze verklaringen kunnen de bevindingen en de conclusie van het rapport aldus evenmin weerleggen.
18. Gelet op de bevindingen tijdens het huisbezoek heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser op het moment van de controle niet zijn hoofdverblijf had op het door hem opgegeven adres. Het voorgaande betekent gelet op hetgeen is aangevoerd dat verweerder terecht de studiefinanciering van eiser heeft herzien.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.