2.8.Eisers sub 1 en 2 zijn ontvankelijk in hun beroep. De overige eisers zijn niet-ontvankelijk in hun beroep, zodat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke bespreking van hun beroep. Het beroep van eisers sub 1 en 2 zal hieronder inhoudelijk worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep, voor zover ingediend door eisers sub 1 en 2 (hierna: eisers)
Grondslag van het bestreden besluit
3. De aanvraag is in strijd met artikel 12 van de planregels van het bestemmingsplan, omdat de logiesfunctie niet past binnen de voor ‘wonen’ aangewezen gronden. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, onder 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dus met toepassing van de zogenoemde kruimelgevallenregeling.
Het bouwplan voldoet niet aan de in de planregels opgenomen parkeereis. Daaraan kan ook niet worden voldaan op het eigen terrein. Verweerder heeft voor het parkeren op basis van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 1, van de Wabo, in samenhang met artikel 20.2, sub c, van de planregels van het bestemmingsplan, dus met toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, aanleiding gezien om in dit geval af te wijken van de parkeereis. Hierbij heeft verweerder het bijzondere karakter van het pand en de locatie, en de niet tot nauwelijks wijzigende verkeerseffecten op basis van parkeerkencijfers, betrokken.
Toetsingskader: hoe toetst de rechtbank?
4. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met artikel 12 van de planregels van het bestemmingsplan. De rechtbank stelt dit ook vast. Een vergunning kan op grond van de kruimelgevallenregeling worden verleend als het bouwplan past binnen de in artikel 4 van Bijlage II van de Bor opgenomen categorieën kruimelgevallen en als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening (artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, onderdeel 2, van de Wabo).
5.
Artikel 4, onder 9, van bijlage II bij het Bor geeft verweerder de mogelijkheid om afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan wanneer sprake is van het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat het bouwplan past binnen dit kruimelgeval.
6. Ten aanzien van de vraag of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de kruimelgevallenregeling overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 2, van de Wabo een zogenoemde discretionaire (dat wil zeggen een vrije) bevoegdheid van verweerder is. Bij gebruikmaking van deze bevoegdheid moet verweerder nagaan of met realisering van het bouwplan de belangen van eisers onevenredig worden geschaad. De rechtbank moet het al dan niet gebruiken van deze bevoegdheid terughoudend toetsen. Dat betekent dat de rechtbank beoordeelt of verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
7. Ten aanzien van parkeren heeft verweerder toepassing gegeven aan de zogenoemde binnenplanse afwijkingsmogelijkheid uit artikel 20.2, sub c, van de planregels van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan bij toepassing van een binnenplanse afwijkingsregeling slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast geldt ook hier dat verweerder beleidsruimte heeft om te beslissen of het gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank toetst of verweerder bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Het geschil en de beroepsgronden
8. Gelet op voorgaande spitst de toetsing van het geschil zich daarom op de vraag of het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hierna zal de rechtbank de beroepsgronden van eisers beoordelen, die - kort gezegd - zien op de door verweerder gemaakte belangenafweging bij de toepassing van de kruimelgevallenregeling en het parkeren.
Belangenafweging bij de toepassing van de kruimelgevallenregeling9.1. Eisers voeren in dit verband aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Zij vrezen voor schending van hun privacy en voor geluidsoverlast als gevolg van het toevoegen van de logiesfunctie aan de sluiswachterswoning. Bij kortdurende verhuur leven mensen in een ander ritme en is de verwachting dat zij tot ’s avonds laat in de tuin zitten te praten, eten en drinken. Tussen de panden [adres 1] en [adres 2] zit slechts een vrije ruimte van 12 centimeter. De tuinen van deze panden grenzen aan elkaar. De bewoners van [adres 3] hebben direct zicht op het pand op nummer [adres 1] . Deze panden worden slechts gescheiden door water en bakstenen van de sluiskom. Geluid draagt ver over water en de sluiskom werkt daarbij als klankkast.