ECLI:NL:RBMNE:2020:1807

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
C/16/500001 / FL RK 20-553
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel ex artikel 7:6 Wvggz ongegrond verklaard

Op 4 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep had ingesteld tegen een door de burgemeester van Lelystad opgelegde crisismaatregel. Het beroep was ingediend op 30 maart 2020, naar aanleiding van een crisismaatregel die op 8 maart 2020 was genomen. Betrokkene stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, wat volgens hem in strijd was met de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester meerdere pogingen heeft gedaan om betrokkene te horen, maar dat dit niet is gelukt. De burgemeester had de crisismaatregel genomen onder tijdsdruk, gezien de ernst van de situatie. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende inspanningen had geleverd om betrokkene te horen en dat de beslissing om de crisismaatregel te nemen aan de wettelijke eisen voldeed. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij ook verwees naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van haar oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Locatie: Lelystad
Zaak-/rekestnr.: C/16/500001 / FL RK 20-553
Beroep tegen een crisismaatregel
Beschikking van 4 mei 2020van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A. Stoel.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de burgemeester van de gemeente Lelystad,
hierna te noemen: de burgemeester,
advocaat: mr. H. Doornhof.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 maart 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Lelystad op 8 maart 2020 jegens hem opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel
d.d. 8 maart 2020;
- het episode journaal;
- het verslag van het horen van betrokkene d.d. 8 maart 2020.
1.2.
De rechtbank heeft het verzoekschrift kort na de start van de coronacrisis ontvangen. De advocaat heeft telefonisch aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een schriftelijke afdoening van de procedure. Er heeft dan ook geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.3.
De rechtbank heeft op 9 april 2020 het verweerschrift ontvangen dat namens de burgemeester is opgesteld.
1.4.
De rechtbank heeft op 20 april 2020 een reactie op het verweerschrift ontvangen van de advocaat.
1.5.
Namens de burgemeester is op 28 april 2020 nog een laatste reactie ontvangen door de rechtbank.

2.Het beroep

2.1.
Betrokkene heeft op 30 maart 2020 beroep ingesteld tegen de door de burgemeester verleende crisismaatregel. Betrokkene heeft verzocht zijn beroep gegrond te verklaren.

3.De gronden waarop het beroep rust

3.1.
Bij de beslissing tot het verlenen van een crisismaatregel is het uitgangspunt dat de burgemeester de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid stelt om te worden gehoord. De burgemeester dient het hoorproces zodanig in te richten dat hij een zo goed mogelijk beeld krijgt van de wens van betrokkene om te worden gehoord en – als betrokkene wenst te worden gehoord – wat het standpunt is. De burgemeester dient een goede belangenafweging te kunnen maken. Het overgelegde verslag (het episode journaal van [bedrijfsnaam] ) is daartoe ontoereikend. Betrokkene acht het verslag ontoereikend om vast te stellen of het inderdaad niet mogelijk was hem te horen. Hij had wel degelijk zijn zienswijze naar voren willen brengen. Ter onderbouwing wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 6 februari 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:467). Als het niet mogelijk is om betrokkene te horen, dient dit met redenen omkleed te zijn. Aan deze uit de wetsgeschiedenis voortvloeiende eis is naar de mening van betrokkene niet voldaan. Betrokkene verzoekt dan ook het beroep gegrond te verklaren.

4.Het verweer van de burgemeester

4.1.
De burgemeester verzoekt om het beroep ongegrond te verklaren. Op 8 maart 2020 is betrokkene, in het kader van een beoordeling voor het eventueel aanvragen van een zorgmachtiging, onderzocht door een psychiater (mevrouw [A] ). Tijdens het gesprek gaf betrokkene blijk van snelle stemmingswisselingen, was hij niet goed te volgen en gaf hij niet altijd antwoord op de gestelde vragen. De psychiater vermoedde een paranoïde gekleurd toestandsbeeld en daaruit voortvloeiend onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, acute maatschappelijke teloorgang en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Omdat de psychiater geen mogelijkheden meer zag voor vrijwillige zorg heeft de burgemeester op 8 maart 2020 besloten een crisismaategel te nemen. Inherent aan deze crisismaatregel is dat dit besluit onder tijdsdruk moet worden genomen. De psychiater heeft de medische verklaring om 15:53 uur afgerond. De burgemeester heeft de crisismaatregel om 17:21 uur genomen. In de voorbereiding daarvan is van 16:29 uur tot 17:11 uur geprobeerd om telefonisch contact op te nemen met betrokkene, om hem in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Dit is niet gelukt. Gelet op de ernst van het onmiddellijk dreigend nadeel, het verleden van ernstig fysiek geweld en het onvoorspelbare karakter van betrokkene heeft de burgemeester beslist om de procedure voort te zetten. Op de burgemeester rust geen onvoorwaardelijke verplichting om betrokkene te horen voordat een crisismaatregel wordt genomen. De burgemeester moet zich ervoor inspannen dat de gelegenheid om te worden gehoord onderdeel uitmaakt van de voorbereiding van de crisismaatregel. Juist omdat crisismaatregelen genomen worden onder tijdsdruk en het horen van betrokkene niet altijd mogelijk is, is de zinsnede “zo mogelijk” in de wet opgenomen. Door gedurende circa veertig minuten te proberen om telefonisch contact op te nemen met betrokkene, heeft de burgemeester gehandeld conform de procedureregels. Dit volgt ook uit de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 februari 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:2070). De uitspraak waarnaar betrokkene verwijst, heeft betrekking op een wezenlijk andere situatie en kan niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Daarnaast heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat, indien het wel was gelukt om betrokkene te horen, tot gevolg zou hebben dat van de crisismaatregel had moeten worden afgezien.

5.De reactie op het verweer

5.1.
Betrokkene wil aannemen dat de burgemeester in de voorbereiding van de crisismaatregel circa veertig minuten heeft geprobeerd om telefonisch contact met hem op te nemen. Ook wil betrokkene aannemen dat de burgemeester bij het nemen van de crisismaatregel zorgvuldig en in lijn met de wet heeft gehandeld. De burgemeester heeft met de inspanningen ter zake aan de op haar rustende Wvggz-verplichtingen voldaan. Betrokkene heeft het tegendeel ook niet aangevoerd bij het beroep. De kerngrond van het beroep is formeel, zoals duidelijk uit het beroepschrift kan worden afgeleid, dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam waarnaar wordt verwezen, gaat over de toepassing van de hoorplicht en niet het motiveren van het daaraan hebben voldaan. In het bestreden besluit in casu is niet meer opgenomen dan dat het, ook nadat daartoe meerdere pogingen zijn ondernomen, niet mogelijk is gebleken om betrokkene te horen. Daarbij behoort ten minste te blijken hoeveel pogingen zijn ondernomen, welke pogingen dat zijn geweest en waarom het niet is gelukt om betrokkene te horen. De burgemeester had daartoe het hoorverslag kunnen bijvoegen. De medische verklaring kan niet als zodanig stuk gelden. Dat betrokkene in het geheel niet is gehoord doet niet af aan de motiveringsplicht.

6.De laatste reactie van de burgemeester

6.1.
Uit de reactie namens betrokkene blijkt – samengevat – dat hij meent dat de burgemeester hem op een juiste manier de gelegenheid heeft geboden om te worden gehoord, maar dat deze inspanningen in het besluit zelf onvoldoende zijn uitgeschreven. De strekking van het beroep is dat onvoldoende blijkt op welke wijze is geprobeerd om betrokkene in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Betrokkene meent dat de burgemeester duidelijk moet maken via welk communicatiemiddel is geprobeerd om betrokkene te horen, hoeveel pogingen daartoe zijn ondernomen en waarom deze pogingen niet zijn geslaagd. Bij de uitoefening van de taken uit hoofde van de Wvggz maakt de gemeente Lelystad gebruik van het informatiesysteem van [bedrijfsnaam] . Deze firma ondersteunt gemeentebesturen bij de voorbereiding van crisismaatregelen, onder meer met een specifiek voor dit doel ingerichte hoorservice. In de werkwijze van [bedrijfsnaam] wordt telefonisch contact opgenomen met de betrokkene, met behulp van gegevens die in het informatiesysteem zijn vervat. Van het telefoongesprek wordt een verslag gemaakt, dat samen met een audio-opname aan de burgemeester wordt toegezonden. Het verslag en de opname worden door de burgemeester gebruikt bij de voorbereiding van het besluit om al dan niet een crisismaatregel te nemen. Dat deze werkwijze in lijn is met de wet die volgt uit de uitspraak van deze rechtbank van 13 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:512) [1] . De medewerkers van [bedrijfsnaam] hebben gebruik gemaakt van het telefoonnummer dat van betrokkene in het informatiesysteem is opgenomen. In het tijdvak van veertig minuten zijn vier pogingen gedaan om hem op dit nummer te bereiken, maar er werd niet opgenomen. [bedrijfsnaam] heeft de burgemeester hierover geïnformeerd. Zij heeft, gelet op de ernst van de situatie, gemeend dat het nemen van de crisismaatregel niet kon worden vertraagd en daarom geen opdracht gegeven voor nieuwe pogingen. De juistheid van deze beslissing is tussen partijen niet in geschil. In dit licht meent de burgemeester dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt welke inspanningen zijn verricht om betrokkene in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Het beroep kan daarom niet gegrond verklaard worden. De beroepsgronden zijn formeel van aard en zoals blijkt uit het beroepschrift en de reactie op het verweer kan betrokkene zich verenigen met de beslissing om de crisismaatregel te nemen. Er is, als het beroep gegrond wordt verklaard, dan ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van dit besluit ongedaan te maken. De burgemeester verzoekt om in dit geval toepassing te geven aan artikel 8:72 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht. Met het in stand laten van de rechtsgevolgen kan in dit geval ook recht worden gedaan de situatie. De burgemeester handhaaft echter het primaire standpunt; het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

7.Beoordeling

7.1.
De rechtbank zal, gelet op de overgelegde stukken, het beroep van betrokkene tegen de crisismaatregel van 30 maart 2020 ongegrond verklaren. Voor deze beslissing acht de rechtbank het volgende van belang.
7.2.
De beroepsgrond richt zich tegen het niet noemen van een reden dat het horen van betrokkene door de burgemeester niet is gelukt. Uit de wetgeschiedenis (2e NvW, Kamerstukken 32399, nr. 25, p. 173-174) volgt dat wanneer het niet mogelijk is dat betrokkene gehoord wordt dit met redenen omkleed wordt aangegeven in het besluit.
7.3.
Partijen strijden niet over de vraag of betrokkene, voorafgaand aan het nemen van het besluit tot het nemen van de crisismaatregel, door of namens de burgemeester is gehoord: dit is niet gebeurd. In het besluit van de burgemeester staat daarover: ‘Het is, ook nadat daartoe meerdere pogingen zijn ondernomen, niet mogelijk gebleken de betrokkene te horen.’. Uit het ‘Verslag van het horen van betrokkene’ volgt nog dat er meerdere pogingen zijn ondernomen om betrokkene te horen, maar dat dat niet is gelukt.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat, weliswaar zeer summier, uit het besluit van de burgemeester in samenhang met het hoorverslag volgt wat de reden is van het niet horen: meerdere pogingen hebben niet tot het horen van de betrokkene geleid. Uit de stukken, die de burgemeester bij het nemen van het besluit tot haar beschikking had, vloeide voor haar niet de verplichting voort om daar meer uitgebreid op in te gaan. Zo bleek bijvoorbeeld niet van een wens van betrokkene om te worden gehoord.
7.5
Daarmee voldoet het de beslissing tot het nemen van een crisismaatregel aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het daartegen ingestelde beroep wordt ongegrond verklaard.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 8 maart 2020 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. K.G. van de Streek, rechter, in bijzijn van D. van Garderen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2020.

Voetnoten

1.Bedoeld zal zijn ECLI:NL:RBMNE:2020:512