2.2.In het primaire besluit 2 heeft verweerder de opties voor een oplossing van de financiële problemen bij WSG beoordeeld en vervolgens onder voorwaarden subsidie verleend voor de uitvoering van het zogenaamde ‘puzzelmodel’. In dit saneringsplan nemen acht regiowoningcorporaties het volledige bezit en een deel van de leningenportefeuilles van WSG over. Met deze woningcorporaties wordt een juridische afsplitsing van WSG gerealiseerd, waarna de resterende leningen achterblijven in WSG. Verweerder heeft enkele opschortende voorwaarden genoemd voor de verlening van deze subsidie, waaronder dat WSG uiterlijk op 1 september 2018 in de vorm van een uitwerkingsovereenkomst vastlegt op welke wijze zij regelt dat het resterende vermogen in WSG ten minste € 0,- is. Ook moeten de hypotheekrechten die rusten op de registergoederen van WSG worden doorgehaald, voordat het eigendom van deze goederen over kan gaan op de regiocorporaties. Verweerder neemt echter maar een deel van de hier beschreven sanering voor zijn rekening. Het gaat om 55% van het totaalbedrag, dat 554,4 miljoen euro bedraagt (en bij tegenvallende resultaten 701,4 miljoen euro). Dit betekent dat verweerder maximaal 385,7 miljoen euro zal betalen aan WSG. De rest zal volgens verweerder door derden moeten worden betaald. Ook hier heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat door de gedeeltelijke weigering van subsidie het volkshuisvestelijk belang niet in het gedrang komt. Het resterende bedrag dat nodig is voor de uitvoering van het ‘puzzelmodel’ zal volgens verweerder door een andere partij moeten worden verstrekt.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze twee besluiten, omdat zij in het geval van SHH de gehele sanering en in het geval van WSG 45% van de benodigde gelden zal moeten betalen. Zij betoogt dat zij de derde partij is die voor de (resterende) kosten opdraait. Volgens haar is verweerder gehouden om alle kosten van de sanering te voldoen en daarom komt zij op tegen deze besluiten.
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen direct-belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zij heeft volgens verweerder slechts een van SHH en WSG afgeleid belang dat parallel loopt aan het belang van deze twee toegelaten instellingen. SHH en WSG hebben als direct-belanghebbende ook zelf bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten en hebben beroep ingesteld tegen de aan hen gerichte besluiten, waarbij verweerder de primaire besluiten handhaaft.
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij wel belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb en dat zij zelfstandig kan opkomen tegen de primaire besluiten. Zij betoogt dat zij een belang heeft zoals bedoeld is in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Zij noemt daarvoor vier argumenten:
- Volgens eiseres is zij direct-belanghebbende omdat haar belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Van eiseres wordt verwacht dat zij als derde de resterende kosten van de sanering op zich neemt. In het primaire besluit 2 komt dat het duidelijkst naar voren, omdat daarin de medewerking van eiseres expliciet wordt benoemd. Zonder haar medewerking kan WSG namelijk de hypotheekrechten helemaal niet doorhalen en ook niet zorgen dat het resterende vermogen in WSG nihil is.
- Eiseres betoogt verder dat het leerstuk van het afgeleid belang in dit geval ook niet van toepassing is, omdat zij afgezien van de bestaande contractuele relatie met SHH en WSG, over een zelfstandig eigen belang beschikt dat duidelijk verschilt van dat van SHH en WSG. Er is volgens haar geen sprake van een parallel belang en daarom is eiseres belanghebbend.
- Eiseres betoogt verder dat zij geraakt wordt in haar zakelijk recht van hypotheek en dat zij daarom los van het afgeleid belang ook een eigen rechtstreeks belang heeft bij de primaire besluiten.
- Eiseres voert aan dat verweerder is voorbijgegaan aan de bijzondere positie die zij heeft in het volkshuisvestelijk bestel; zij is zowel wettelijk gemandateerd saneerder als wettelijke borgingsvoorziening. Deze bijzondere positie maakt haar ook direct-belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Als eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in bestuursrechtelijke zin, zal zij zich moeten wenden tot de burgerlijke rechter met een vordering uit onrechtmatige daad. Eiseres betoogt dat dit een onwenselijke uitkomst is.
Eiseres betoogt tot slot dat zij ook belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb, omdat zij, gelet op haar statuten, het collectief belang behartigt van de toegelaten instellingen.
6. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Zij zal hierna de argumenten van eiseres bespreken.
Direct-belanghebbende
7. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. De primaire besluiten richten zich tot SHH en WSG als direct-belanghebbende en zijn een reactie op hun aanvragen om saneringssubsidie. Zij richten zich niet tot eiseres. Hoewel het financiële belang van eiseres door deze primaire besluiten kan worden geraakt, komen de gevolgen van deze besluiten voor haar pas via haar privaatrechtelijke contractuele relatie met SHH en WSG tot stand. Het belang van eiseres is daarmee dus niet rechtstreeks bij de primaire besluiten betrokken, zoals artikel 1:2, eerste lid, van de Awb voorschrijft, maar is afgeleid van het belang van WSG en SHH.