In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de inbewaringstelling van de heer [A], bestuurder van de failliete vennootschappen [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V. De rechtbank heeft eerder op 15 augustus 2018 de inbewaringstelling bevolen, die sindsdien meerdere keren is verlengd. De rechtbank heeft de belangen van de gezamenlijke schuldeisers afgewogen tegen het recht op persoonlijke vrijheid van [A]. De curator heeft geadviseerd de inbewaringstelling te verlengen en te schorsen onder bepaalde voorwaarden, waaronder het inleveren van een paspoort en het geven van een volmacht aan de curator. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er nog steeds onvoldoende informatie is verstrekt door [A] en dat er een reëel vluchtgevaar bestaat, gezien zijn banden met buitenlandse vennootschappen. De rechtbank heeft daarom besloten de inbewaringstelling te verlengen tot en met 11 april 2019 en het verzoek tot schorsing van de inbewaringstelling afgewezen. De rechtbank benadrukt dat [A] als bestuurder de verplichting heeft om volledige medewerking te verlenen aan de curator en dat zijn huidige medewerking onvoldoende is om de inbewaringstelling op te heffen.