ECLI:NL:RBMNE:2019:6659

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
UTR 19/2165
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake vergunning afschieten edelherten in Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van Stichting Dierbaar Flevoland en Stichting Fauna4Life tegen een vergunning die was verleend aan Staatsbosbeheer voor het afschieten van edelherten in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen. De vergunning was verleend op 2 november 2018 en gold tot 1 januari 2020. De rechtbank oordeelde dat de eisers geen actueel en reëel belang meer hadden bij hun beroep, omdat de vergunning niet meer zou worden gebruikt. Dit werd bevestigd door verklaringen van de verweerder en de derde-partij, die aangaven dat er voor de afloop van de vergunning geen gebruik zou worden gemaakt van de vergunning.

Eisers stelden dat er wel degelijk een belang was, omdat er een nieuwe vergunning was verleend op 18 september 2019 voor het afschieten van edelherten tot 31 december 2023. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de nieuwe vergunning betrekking had op een andere periode en niet als vervanging of wijziging van de oude vergunning kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang was en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. K. de Meulder, en de leden mr. M.C. Stoové en mr. R.C. Stijnen, met mr. N.K. de Bruin als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2165

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2019 in de zaak tussen

Stichting Dierbaar Flevoland, gevestigd in Lelystad, en
Stichting Fauna4Life, gevestigd in Amstelveen, eisers
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.D. Rijnders)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Staatsbosbeheer, te Amersfoort
(gemachtigde: mr. A.J. Durville).

Procesverloop

Op 2 november 2018 heeft verweerder aan derde‑partij een vergunning verleend op grond van de Wet natuurbescherming voor het afschieten van edelherten in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen, tot een doelstand van 490 herten. De vergunning geldt tot 1 januari 2020.
Met het besluit van 17 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de vergunning onder een aanvullende motivering, in stand gelaten.
Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 12 november 2019. Hierbij waren de gemachtigden van alle partijen aanwezig, samen met andere vertegenwoordigers en door partijen meegebrachte deskundigen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek op 16 december 2019 gesloten.

Overwegingen

1. Het is de taak van de bestuursrechter om een geschil te beslechten. De rechtbank beoordeelt beroepen tegen een besluit van een bestuursorgaan alleen inhoudelijk, als de indiener van het beroep daarbij een actueel en reëel belang heeft. Met andere woorden als er door de uitspraak van de rechter voor de indiener van het beroepschrift daadwerkelijk iets kan veranderen. Als dat belang is vervallen, doet de rechtbank geen uitspraak alleen maar vanwege de principiële betekenis daarvan.
2. De rechtbank is van oordeel dat van een actueel en reëel belang voor eisers in deze zaak geen sprake meer is. Eisers hebben daarom geen procesbelang en de rechtbank zal hun beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geeft over het beroep. Hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, legt zij hierna uit.
3. De vergunning is verleend voor de uitvoering van de eveneens door verweerder aan derde-partij gegeven opdracht tot het afschieten van edelherten in de Oostvaardersplassen tot een doelstand van 490 herten. Bij uitspraak van 12 november 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5338, heeft de rechtbank de opdracht vernietigd.
4. De vergunning geldt tot 1 januari 2020. Bij fax van 5 december 2019 heeft verweerder laten weten dat hij voor die tijd geen nieuwe opdracht zal geven voor het afschieten van de edelherten. Derde‑partij heeft vervolgens, ook bij fax van 5 december 2019, laten weten dat hij tot 1 januari 2020 geen gebruik zal maken van de vergunning.
5. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaringen van verweerder en derde-partij te twijfelen. Eisers beogen met hun beroep te bereiken dat er geen edelherten meer worden afgeschoten op grond van de vergunning. Omdat de vergunning tot de afloop daarvan op 1 januari 2020, niet meer zal worden gebruikt zullen er geen edelherten meer worden afgeschoten op grond van de vergunning. Het actueel en reëel belang bij een beoordeling van het beroep van eisers is daarmee komen te vervallen.
6. Eisers hebben nog gewezen op de nieuwe vergunning die verweerder aan derde-partij op 18 september 2019 heeft verleend voor het afschieten van de edelherten in het gebied tot behoud van de doelstand uit het Faunabeheerplan van 500 herten. De nieuwe vergunning geldt van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 en is verleend voor de uitvoering van een eveneens op 18 september 2019 door verweerder verleende ontheffing. Volgens eisers vervangt en verlengt de nieuwe vergunning de huidige vergunning naar inhoud en aard. Dit betekent volgens eisers dat hun beroep tegen de vergunning van rechtswege ook betrekking heeft op de nieuwe vergunning – gelet op artikel 6:19, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – en dat zij daarom toch een actueel en reëel belang hebben bij een beoordeling van hun beroep.
7. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Van vervanging of van wijziging van de vergunning is geen sprake, omdat de nieuwe vergunning betrekking heeft op een andere periode en is verleend voor de uitvoering van de nieuwe ontheffing. Dat de nieuwe vergunning ook gaat over het afschieten van edelherten in de Oostvaardersplassen is niet voldoende om van een vervanging of wijziging van de oude vergunning te kunnen spreken. Van de in artikel 6:19, eerste lid van de Awb bedoelde situatie is daarom geen sprake, zodat het beroep van eisers niet van rechtswege ook betrekking heeft op de nieuwe vergunning. Eisers kunnen in deze zaak dan ook geen procesbelang ontlenen aan de nieuwe vergunning.
8. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter en mr. M.C. Stoové en mr. R.C. Stijnen, leden, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.