In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van Stichting Dierbaar Flevoland en Stichting Fauna4Life tegen een vergunning die was verleend aan Staatsbosbeheer voor het afschieten van edelherten in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen. De vergunning was verleend op 2 november 2018 en gold tot 1 januari 2020. De rechtbank oordeelde dat de eisers geen actueel en reëel belang meer hadden bij hun beroep, omdat de vergunning niet meer zou worden gebruikt. Dit werd bevestigd door verklaringen van de verweerder en de derde-partij, die aangaven dat er voor de afloop van de vergunning geen gebruik zou worden gemaakt van de vergunning.
Eisers stelden dat er wel degelijk een belang was, omdat er een nieuwe vergunning was verleend op 18 september 2019 voor het afschieten van edelherten tot 31 december 2023. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de nieuwe vergunning betrekking had op een andere periode en niet als vervanging of wijziging van de oude vergunning kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang was en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. K. de Meulder, en de leden mr. M.C. Stoové en mr. R.C. Stijnen, met mr. N.K. de Bruin als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.