ECLI:NL:RBMNE:2019:6479
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid heffingsambtenaar tot nemen van informatiebeschikking in bezwaarfase tegen WOZ-beschikking
In deze zaak gaat het om de vraag of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase een informatiebeschikking mag nemen zonder voorafgaand aan de WOZ-beschikking zijn bevoegdheden uit artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) te hebben uitgeoefend. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 17 december 2019 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de rechtbank bevestigt dat onder bepaalde omstandigheden het vaststellen van een informatiebeschikking in het kader van de behandeling van het bezwaar tegen de aanslag onverenigbaar kan zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur. Echter, in deze zaak zijn dergelijke omstandigheden niet gebleken.
Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van zijn woning voor het belastingjaar 2019. De heffingsambtenaar had eiser verzocht om inlichtingen te verstrekken over de toestand van de woning, met de waarschuwing dat bij uitblijven van deze informatie een informatiebeschikking zou worden genomen. Na het uitblijven van de gevraagde inlichtingen heeft de heffingsambtenaar inderdaad een informatiebeschikking genomen. Eiser stelde dat deze informatiebeschikking niet rechtmatig was, omdat de heffingsambtenaar zijn bevoegdheden niet had uitgeoefend voordat de WOZ-beschikking werd vastgesteld.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar ook in de bezwaarfase de bevoegdheid heeft om informatie te vragen en een informatiebeschikking te nemen. De rechtbank volgt de uitleg van eiser over een eerder arrest van de Hoge Raad niet en concludeert dat er geen schending is van het rechtszekerheidsbeginsel of het proportionaliteitsbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de rechtmatigheid van de genomen informatiebeschikking.