1.3.Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Daaraan ligt een negatief advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 16 november 2018 ten grondslag.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor dubbele kinderbijslag afgewezen omdat [minderjarige] geen intensieve zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AKW.
3. Naar aanleiding van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd heeft verweerder het CIZ wederom om advies gevraagd. Deze adviezen zijn gedateerd 21 mei 2019 en 5 september 2019. Uit het advies van 21 mei 2019 volgt dat het CIZ aanleiding heeft gezien om de toegekende scores aan te passen. De totale zorgscore blijft echter onvoldoende, zodat het advies van het CIZ negatief blijft.
4. In geschil is of eiseres vanaf 1 oktober 2018 (de peildatum) aanspraak kan maken op dubbele kinderbijslag voor haar dochter [minderjarige] . [minderjarige] was toen 14 jaar oud.
Wanneer is er recht op dubbele kinderbijslag?
5. Hierna zal in overweging 6. een korte uitleg volgen over de in deze procedure van belang zijnde wet- en regelgeving. Voor een uitgebreide weergave wordt verwezen naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
6. Op grond van de AKW bestaat recht op dubbele kinderbijslag indien het kind een bepaalde mate van intensieve zorg nodig heeft. Die mate van intensieve zorg is uitgewerkt in het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK). Op grond van het BUK is sprake van intensieve zorg als het kind om medische redenen zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren, dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Verweerder vraagt advies aan het CIZ om te beoorden of een kind op bepaalde aandachtsgebieden (items) intensieve zorg nodig heeft. De beoordeling en de beoordelingscriteria worden verder geregeld in de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling). Op grond van de Regeling wordt de beoordeling uitgevoerd aan de hand van tien items.Als het CIZ vindt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe. Bij de beoordeling of op een bepaald item een punt moet worden toegekend, hanteert het CIZ een beoordelingskader, zijnde het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader). In het Beoordelingskader is bij ieder item uitgewerkt wanneer wel of geen punt wordt toegekend. Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag.Voor een kind tussen de drie en de vijf jaar is sprake van intensieve zorg als het CIZ minimaal 5 punten toekent.
7. Zoals hiervoor vermeld, heeft het CIZ zowel op 16 november 2018 als op 21 mei 2019 en op 5 september 2019 een advies uitgebracht over de zorgbehoefte van [minderjarige] . Uit deze adviezen volgt dat het CIZ op twee items een score heeft toegekend: ‘alleen thuis zijn’ en ‘begeleiding buitenshuis’. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of ook voor de items ‘gedrag’ en ‘bezig houden, handreikingen’ sprake was van een zware zorgbehoefte.
Het advies van het CIZ is een deskundigenbericht
8. Een advies van het CIZ is een deskundigenbericht. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvBmag verweerder in beginsel van zo’n deskundigenbericht uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de zorgvuldigheid van totstandkoming van zo’n advies of twijfel aan de juistheid en volledigheid daarvan. Het is aan eiseres om deze concrete aanknopingspunten aan te voeren. Uit de onder 7 genoemde adviezen van de medisch adviseur van het CIZ volgt dat deze bij de totstandkoming van de adviezen alle (medische) informatie heeft betrokken die eiseres heeft overgelegd, waaronder de e-mail van orthopedagoog R. de Groot van het Futura College van 17 maart 2019, de brief van orthopedagoog R. de Groot van het Futura College van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019.
Is er sprake van een verzwaarde zorgbehoefte op het item ‘gedrag’?
9. Voor het item ‘gedrag’ wordt volgens het Beoordelingskader er een score toegekend indien er - op basis van een verklarende diagnose op gedragspathologisch vlak van een ter zake deskundige - permanent toezicht moet zijn in verband met door de gehele dag heen voorkomende of dreigende gedragsproblemen en escalaties. Er wordt geen score toegekend als:
- er door een daartoe oordeelkundig professional een kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak is vastgesteld maar er geen sprake is van permanent toezicht;
- er wel structurele en ernstige gedragsproblemen zijn, maar er geen sprake is van permanent toezicht;
- er sprake is van geen of onvoldoende door een ter zake deskundige gedocumenteerde gedragspathologie;
- er sprake is van uitsluitend reactieve gedragsproblemen of puberale reacties.
10. Eiseres voert aan dat er een noodzaak is tot permanent toezicht op [minderjarige] in verband met gedragsproblemen en (dreigende) escalaties. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst eiseres naar de door haar overgelegde e-mail van orthopedagoog R. de Groot van het Futura College (orthopedagoog) van 17 maart 2019 en naar het diagnostisch verslag van Reinaerde, centrum voor diagnostiek en behandeling van 2 juli 2019 en naar de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen score heeft toegekend voor het item ‘gedrag’. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De medisch adviseur van het CIZ heeft in het advies van 21 mei 2019 op basis van de tot dan toe bekende (medische) stukken geconcludeerd bij [minderjarige] geen kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak is vastgesteld, dat er geen noodzaak voor permanent toezicht vanwege gedragsproblemen kan worden geobjectiveerd en dat met name reactieve gedragsproblemen worden beschreven. In de nadien door eiseres overgelegde stukken – de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019 – heeft de medisch adviseur van het CIZ geen aanleiding gezien om de eerdere conclusie te herzien. Daarbij heeft de medisch adviseur van het CIZ betrokken dat eiseres slechts een onderdeel van het verslag van 2 juli 2019 heeft aangeleverd en dat het niet goed mogelijk is om op basis daarvan conclusies te trekken. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van totstandkoming van de adviezen of om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid daarvan. Bovendien stelt de rechtbank vast dat uit de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019, in onderlinge samenhang bezien, ook niet volgt dat er bij [minderjarige] permanent toezicht noodzakelijk is, in die zin dat actieve observatie van [minderjarige] gedurende elke seconde van de dag noodzakelijk is omdat haar gedragsproblematiek zodanig ernstig is dat gelijk ingegrepen moet worden om gezondheidsschade bij haar of andere te voorkomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een verzwaarde zorgbehoefte op het item ‘bezighouden, handreikingen’?
12. Voor het item ‘bezighouden, handreikingen’ wordt volgens het Beoordelingskader een score toegekend indien er als gevolg van ziekte of stoornis een noodzaak is tot het aanbieden van een volledige, complete dagstructuur met voortdurende individuele aandacht en activering óf het kind zich geheel niet alleen kan vermaken of bezig zijn óf alle activiteiten binnenshuis georganiseerd en begeleid moeten worden óf sprake is van volledige aanpassing en sterke inperking van de levensstijl van het gezin als gevolg van ernstige chronische lichamelijke ziekte.
13. Eiseres voert aan dat uit de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat er een noodzaak bestaat tot het aanbieden van een volledig complete dagstructuur met voortdurende individuele aandacht. Eiseres verwijst daarbij in het bijzonder naar wat staat vermeld bij de gedachtestreepjes onder punt 7 van het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019. Volgens eiseres volgt daaruit dat er voortdurend aandacht moet zijn.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen score heeft toegekend voor het item ‘bezighouden, handreikingen’. De brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019 bieden als zodanig voldoende steun voor het standpunt van eiseres dat vanwege de problematiek van [minderjarige] er een noodzaak bestaat om haar – zowel in de thuissituatie als op school – een volledige, complete dagstructuur aan te bieden. In deze stukken ziet de rechtbank echter geen steun voor het standpunt van eiseres dat daarbij sprake moet zijn van voortdurende individuele aandacht voor [minderjarige] . De orthopedagoog stelt in haar brief van 24 juni 2019 weliswaar dat [minderjarige] voortdurend begeleiding op haar gedrag nodig heeft, maar zij onderbouwt haar stelling niet en bovendien spitst deze begeleiding zich toe op het item ‘gedrag’. Daarbij stelt de rechtbank vast dat de orthopedagoog in haar brief van 12 november 2018 niet aangeeft dat [minderjarige] voortdurend begeleiding op haar gedrag nodig heeft, maar juist aangeeft dat [minderjarige] ‘binnen school alleen kan functioneren binnen een sociaal gedragskader, waarin regels duidelijk en sober zijn’ en dat ‘ze veel individuele begeleiding heeft. Verder is gesteld noch gebleken dat is voldaan aan de overige criteria als vermeld in het Beoordelingskader. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.