ECLI:NL:RBMNE:2019:6418

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1418
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) als verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar minderjarige dochter, die als lichtverstandelijk beperkt was geclassificeerd. De aanvraag werd afgewezen door de SVB, die stelde dat er geen sprake was van de noodzakelijke intensieve zorg zoals bedoeld in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB de aanvraag op basis van een negatief advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft afgewezen. Dit advies was gebaseerd op de zorgbehoefte van de dochter van eiseres, waarbij het CIZ concludeerde dat er geen intensieve zorg nodig was. Eiseres heeft in beroep verschillende medische stukken overgelegd ter ondersteuning van haar claim dat er wel degelijk sprake was van een zware zorgbehoefte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de SVB terecht geen score heeft toegekend voor de zorgbehoefte van de dochter, omdat er geen concrete aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het CIZ-advies.

De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres verworpen en geoordeeld dat er geen recht op dubbele kinderbijslag bestaat, omdat de dochter niet voldoet aan de criteria voor intensieve zorg zoals vastgelegd in de wet- en regelgeving. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1418

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. van der Made),
en

Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. O.F.M. Vonk).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), afgewezen.
Bij besluit van 1 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is verschenen de echtgenoot van eiseres, de heer [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres ontvangt voor haar minderjarige dochter [minderjarige] , geboren op [2004] , kinderbijslag. [minderjarige] heeft een intelligentie op lichtverstandelijk beperkt niveau: WISC-III, TIQ 60, verbaal 61, performaal 65. [1]
1.2.
Eiseres heeft op 31 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor dubbele kinderbijslag vanwege de (gestelde) intensieve zorg voor [minderjarige] .
1.3.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Daaraan ligt een negatief advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 16 november 2018 ten grondslag.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor dubbele kinderbijslag afgewezen omdat [minderjarige] geen intensieve zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AKW [2] .
3. Naar aanleiding van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd heeft verweerder het CIZ wederom om advies gevraagd. Deze adviezen zijn gedateerd 21 mei 2019 en 5 september 2019. Uit het advies van 21 mei 2019 volgt dat het CIZ aanleiding heeft gezien om de toegekende scores aan te passen. De totale zorgscore blijft echter onvoldoende, zodat het advies van het CIZ negatief blijft.
De peildatum
4. In geschil is of eiseres vanaf 1 oktober 2018 (de peildatum) aanspraak kan maken op dubbele kinderbijslag voor haar dochter [minderjarige] . [minderjarige] was toen 14 jaar oud.
Wanneer is er recht op dubbele kinderbijslag?
5. Hierna zal in overweging 6. een korte uitleg volgen over de in deze procedure van belang zijnde wet- en regelgeving. Voor een uitgebreide weergave wordt verwezen naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
6. Op grond van de AKW bestaat recht op dubbele kinderbijslag indien het kind een bepaalde mate van intensieve zorg nodig heeft. Die mate van intensieve zorg is uitgewerkt in het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK). Op grond van het BUK is sprake van intensieve zorg als het kind om medische redenen zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren, dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Verweerder vraagt advies aan het CIZ om te beoorden of een kind op bepaalde aandachtsgebieden (items) intensieve zorg nodig heeft. De beoordeling en de beoordelingscriteria worden verder geregeld in de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling). Op grond van de Regeling wordt de beoordeling uitgevoerd aan de hand van tien items. [3] Als het CIZ vindt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe. Bij de beoordeling of op een bepaald item een punt moet worden toegekend, hanteert het CIZ een beoordelingskader, zijnde het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader). In het Beoordelingskader is bij ieder item uitgewerkt wanneer wel of geen punt wordt toegekend. Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag. [4] Voor een kind tussen de drie en de vijf jaar is sprake van intensieve zorg als het CIZ minimaal 5 punten toekent.
Wat is het geschil?
7. Zoals hiervoor vermeld, heeft het CIZ zowel op 16 november 2018 als op 21 mei 2019 en op 5 september 2019 een advies uitgebracht over de zorgbehoefte van [minderjarige] . Uit deze adviezen volgt dat het CIZ op twee items een score heeft toegekend: ‘alleen thuis zijn’ en ‘begeleiding buitenshuis’. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of ook voor de items ‘gedrag’ en ‘bezig houden, handreikingen’ sprake was van een zware zorgbehoefte.
Het advies van het CIZ is een deskundigenbericht
8. Een advies van het CIZ is een deskundigenbericht. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB [5] mag verweerder in beginsel van zo’n deskundigenbericht uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de zorgvuldigheid van totstandkoming van zo’n advies of twijfel aan de juistheid en volledigheid daarvan. Het is aan eiseres om deze concrete aanknopingspunten aan te voeren. Uit de onder 7 genoemde adviezen van de medisch adviseur van het CIZ volgt dat deze bij de totstandkoming van de adviezen alle (medische) informatie heeft betrokken die eiseres heeft overgelegd, waaronder de e-mail van orthopedagoog R. de Groot van het Futura College van 17 maart 2019, de brief van orthopedagoog R. de Groot van het Futura College van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019.
Is er sprake van een verzwaarde zorgbehoefte op het item ‘gedrag’?
9. Voor het item ‘gedrag’ wordt volgens het Beoordelingskader er een score toegekend indien er - op basis van een verklarende diagnose op gedragspathologisch vlak van een ter zake deskundige - permanent toezicht moet zijn in verband met door de gehele dag heen voorkomende of dreigende gedragsproblemen en escalaties. Er wordt geen score toegekend als:
  • er door een daartoe oordeelkundig professional een kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak is vastgesteld maar er geen sprake is van permanent toezicht;
  • er wel structurele en ernstige gedragsproblemen zijn, maar er geen sprake is van permanent toezicht;
  • er sprake is van geen of onvoldoende door een ter zake deskundige gedocumenteerde gedragspathologie;
  • er sprake is van uitsluitend reactieve gedragsproblemen of puberale reacties.
10. Eiseres voert aan dat er een noodzaak is tot permanent toezicht op [minderjarige] in verband met gedragsproblemen en (dreigende) escalaties. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst eiseres naar de door haar overgelegde e-mail van orthopedagoog R. de Groot van het Futura College (orthopedagoog) van 17 maart 2019 en naar het diagnostisch verslag van Reinaerde, centrum voor diagnostiek en behandeling van 2 juli 2019 en naar de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen score heeft toegekend voor het item ‘gedrag’. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De medisch adviseur van het CIZ heeft in het advies van 21 mei 2019 op basis van de tot dan toe bekende (medische) stukken geconcludeerd bij [minderjarige] geen kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak is vastgesteld, dat er geen noodzaak voor permanent toezicht vanwege gedragsproblemen kan worden geobjectiveerd en dat met name reactieve gedragsproblemen worden beschreven. In de nadien door eiseres overgelegde stukken – de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019 – heeft de medisch adviseur van het CIZ geen aanleiding gezien om de eerdere conclusie te herzien. Daarbij heeft de medisch adviseur van het CIZ betrokken dat eiseres slechts een onderdeel van het verslag van 2 juli 2019 heeft aangeleverd en dat het niet goed mogelijk is om op basis daarvan conclusies te trekken. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van totstandkoming van de adviezen of om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid daarvan. Bovendien stelt de rechtbank vast dat uit de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019, in onderlinge samenhang bezien, ook niet volgt dat er bij [minderjarige] permanent toezicht noodzakelijk is, in die zin dat actieve observatie van [minderjarige] gedurende elke seconde van de dag noodzakelijk is omdat haar gedragsproblematiek zodanig ernstig is dat gelijk ingegrepen moet worden om gezondheidsschade bij haar of andere te voorkomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een verzwaarde zorgbehoefte op het item ‘bezighouden, handreikingen’?
12. Voor het item ‘bezighouden, handreikingen’ wordt volgens het Beoordelingskader een score toegekend indien er als gevolg van ziekte of stoornis een noodzaak is tot het aanbieden van een volledige, complete dagstructuur met voortdurende individuele aandacht en activering óf het kind zich geheel niet alleen kan vermaken of bezig zijn óf alle activiteiten binnenshuis georganiseerd en begeleid moeten worden óf sprake is van volledige aanpassing en sterke inperking van de levensstijl van het gezin als gevolg van ernstige chronische lichamelijke ziekte.
13. Eiseres voert aan dat uit de brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat er een noodzaak bestaat tot het aanbieden van een volledig complete dagstructuur met voortdurende individuele aandacht. Eiseres verwijst daarbij in het bijzonder naar wat staat vermeld bij de gedachtestreepjes onder punt 7 van het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019. Volgens eiseres volgt daaruit dat er voortdurend aandacht moet zijn.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen score heeft toegekend voor het item ‘bezighouden, handreikingen’. De brief van de orthopedagoog van 24 juni 2019 en het diagnostisch verslag van Reinaerde van 2 juli 2019 bieden als zodanig voldoende steun voor het standpunt van eiseres dat vanwege de problematiek van [minderjarige] er een noodzaak bestaat om haar – zowel in de thuissituatie als op school – een volledige, complete dagstructuur aan te bieden. In deze stukken ziet de rechtbank echter geen steun voor het standpunt van eiseres dat daarbij sprake moet zijn van voortdurende individuele aandacht voor [minderjarige] . De orthopedagoog stelt in haar brief van 24 juni 2019 weliswaar dat [minderjarige] voortdurend begeleiding op haar gedrag nodig heeft, maar zij onderbouwt haar stelling niet en bovendien spitst deze begeleiding zich toe op het item ‘gedrag’. Daarbij stelt de rechtbank vast dat de orthopedagoog in haar brief van 12 november 2018 niet aangeeft dat [minderjarige] voortdurend begeleiding op haar gedrag nodig heeft, maar juist aangeeft dat [minderjarige] ‘binnen school alleen kan functioneren binnen een sociaal gedragskader, waarin regels duidelijk en sober zijn’ en dat ‘ze veel individuele begeleiding heeft. Verder is gesteld noch gebleken dat is voldaan aan de overige criteria als vermeld in het Beoordelingskader. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. O.T.J.A. Kicken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
BIJLAGE:

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

Artikel 7a
1. Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
[..]

Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK)

Artikel 11. Aanwijzing intensieve zorg
1. Van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de wet is sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop vastgesteld wordt of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12. Aanwijzing adviseur intensieve zorg
1. Om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, wint de Sociale verzekeringsbank een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.
2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.

Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (de Regeling)

Artikel 1. Begripsbepaling
In deze regeling wordt verstaan onder:
– advies: een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag;
– CIZ: Centrum indicatiestelling zorg;
– intensieve zorg; zorg als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag;
– SVB: Sociale verzekeringsbank.
Artikel 2. Vaststelling intensieve zorg
1. De SVB kan vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies positief luidt.
2. Het advies luidt positief indien:
a. het kind blijkens een geldig indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is aangewezen op permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg in de nabijheid; of
b. het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
Artikel 3. Advisering CIZ
1. De beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt tot stand aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
2. Indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe.
3. Het kind behoeft intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien:
a. het 3–5 jaar is en het CIZ minimaal 5 punten toekent;
b. het 6–9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent;
c. het 10–17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
4. In aanvulling op het derde lid kan het CIZ tot een positief advies komen indien het desbetreffende kind een punt toegekend krijgt op het item medische verzorging en er daardoor sprake is van de noodzaak tot permanent toezicht van de ouders.

Voetnoten

1.Zie het verslag van het intelligentieonderzoek van de School voor Speciaal Basisonderwijs ‘ [school] ’ in [woonplaats] van 15 oktober 2015.
2.Zie de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
3.Artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg.
4.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3029 en van 10 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1292.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX8145.