10.3.Verweerder heeft geen andere onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat het eigen verkoopcijfer van eiseres niet bruikbaar is. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank eiseres in haar stelling dat het eigen verkoopcijfer het meest geschikt is om de waarde van het object aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] (- [nummeraanduiding 2] ) vast te stellen. Verweerder heeft daarvan bij de vaststelling van de waarde ten onrechte geen gebruik gemaakt. De beroepsgrond slaagt. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank voor dit object niet meer toekomt aan de beoordeling van de taxatie van verweerder.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem vastgestelde waarde niet hoger is dan de waarde in het economisch verkeer. Het beroep is, voor zover gericht tegen de waarde van het object aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] (- [nummeraanduiding 2] ), gegrond en de rechtbank zal de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen voor zover het betreft de waarde van het object aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] (- [nummeraanduiding 2] ).
12. Omdat verweerder niet in zijn bewijslast is geslaagd zal de rechtbank beoordelen of eiseres de door haar voor dit object bepleite waarde van € 3.894.000,- aannemelijk heeft gemaakt.
13. Eiseres voert aan dat op het eigen verkoopcijfer een correctie toegepast moet worden, omdat het object in verhuurde staat is gekocht. Volgens eiseres heeft een lopende huurovereenkomst in deze vastgoedmarkt een waardeverhogend effect.
14. De rechtbank kan eiseres hierin volgen. Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van de aankoop door eiseres op 26 januari 2006 nog sprake was van een resterende huurovereenkomst van 4, 2 jaar. Gelet op de resterende duur van deze huurovereenkomst kan worden verondersteld dat daar een zodanig gunstig effect van uitgaat dat dit de prijs van het object heeft beïnvloed. De aankoopprijs van eiseres dient daarom gecorrigeerd te worden. Eiseres heeft de correctie berekend op € 133.696,-. Verweerder heeft de hoogte van deze correctie niet betwist. De rechtbank zal daarom van dat bedrag uitgaan.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eiseres heeft bepleit, op het eigen verkoopcijfer een correctie toe te passen in verband met het risico op leegstand. De waardebepalende invloed van leegstand wordt geacht al verdisconteerd te zijn in de verkoopprijs. De ficties op basis van de Wet WOZ bepalen dat hiervoor geen aparte correctie toegepast hoeft te worden.
16. De rechtbank komt zo tot het oordeel dat eiseres de door haar bepleite waarde ook niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank zal de waarde van het object in het licht van het voorgaande in goede justitie vaststellen op € 4.902.304,-, uitgaande van de aankoopprijs van eiseres van € 5.036.000,- verminderd met een correctie van € 133.696,-.
[straatnaam 2] [nummeraanduiding 3] tot en met [nummeraanduiding 4] [...]
17. Voor de objecten aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 3] tot en met [nummeraanduiding 4] kan eiseres niet worden gevolgd in haar stelling dat het eigen verkoopcijfer moet worden gebruikt om de waarde van de objecten vast te stellen. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat [straatnaam 2] [nummeraanduiding 3] en [straatnaam 2] [nummeraanduiding 4] aparte gebouwen zijn en bestaan uit vier verschillende WOZ-objecten. Eiseres heeft echter voor alle objecten tezamen één prijs betaald. Met de door eiseres gegeven onderbouwing heeft zij niet inzichtelijk gemaakt wat de prijs is die zij voor de afzonderlijke WOZ-objecten heeft betaald, en hoe deze prijs tot stand is gekomen. Het eigen verkoopcijfer is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet bruikbaar om de marktwaarde van dit object uit af te kunnen leiden. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen gaat de rechtbank over tot de beoordeling van de huurwaardekapitalisatie door verweerder. Verweerder heeft ter onderbouwing van de kapitalisatiefactor en van de huurwaarde de objecten vergeleken met verkoopcijfers van drie referentieobjecten:
- [straatnaam 3] [nummeraanduiding 5] ( [nummeraanduiding 6] ) in [stadsdeel] , verkocht op 1 juli 2015 voor € 465.000,-;
- [straatnaam 4] [nummeraanduiding 7] in [stadsdeel] , verkocht op 2 mei 2017 voor € 1.700.000,-;
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 8] in [stadsdeel] , verkocht op 7 maart 2017 voor € 3.560.000,-.
Daarnaast heeft verweerder huurcijfers van vergelijkbare bedrijfspanden in het taxatierapport betrokken.
19. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich niet kan vinden in de door verweerder gebruikte referentieobjecten. Over de objecten aan de [straatnaam 3] [nummeraanduiding 5] en de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 7] heeft eiseres in zijn algemeenheid aangevoerd dat deze objecten niet geschikt zijn ter onderbouwing van de huurwaarde van de objecten aan de [straatnaam 2] gelet op de locatie, de omvang, bouwaard en courantheid. Over het pand aan de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 5] heeft eiseres nog aangevoerd dat dit object ten tijde van de verkoop verhuurd was tot en met 2024, waarvan een waardeverhogend effect is uitgegaan.
20. Verweerders taxateur heeft op de zitting toegelicht dat rekening is gehouden met verschillen in de huurmarkt op de bedrijventerreinen van de referentieobjecten aan de [straatnaam 3] en de [straatnaam 4] enerzijds en die van het bedrijventerrein van de objecten aan de [straatnaam 2] anderzijds. Eiseres heeft in reactie daarop niet goed kunnen onderbouwen dat sprake is van relevante verschillen in locatie die niet tot uitdrukking zijn gekomen in de waardering van verweerder. Dat geldt ook voor de overige door eiseres met betrekking tot de vergelijking aangedragen punten. De rechtbank volgt hier verweerders standpunt. Verweerder heeft op de zitting verder erkend dat rekening moet worden gehouden met een waardeverhogend effect van de langdurige huur van het referentieobject aan de [straatnaam 4] , maar dat als daarvan wordt uitgegaan alsnog de huurwaarde van de objecten aan de [straatnaam 2] onderbouwd kan worden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres hierover eerder met verweerder van gedachte had willen wisselen, is op deze manier op de zitting wel voldoende inzichtelijk gemaakt dat ook het referentieobject aan de [straatnaam 4] gebruikt kan worden, na de door verweerder alsnog gehanteerde correctie. De rechtbank acht aldus door verweerder voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat hij bij het vaststellen van de huurwaarde rekening heeft gehouden met de verschillen tussen het object en de referentieobjecten.
21. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de kapitalisatiefactor van het object niet te hoog is vastgesteld. De door eiseres voorgestane kapitalisatiefactor wordt door de rechtbank niet gevolgd, omdat deze is gebaseerd op het eigen verkoopcijfer.
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de waarde van de objecten aan de [straatnaam 2] niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer.
23. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres. De rechtbank begroot deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 1.364,-. Voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase € 1.024,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 512,-, wegingsfactor 1) en € 340,- voor het namens eiseres ingebrachte taxatierapport voor het object aan de [straatnaam 1] (5 uur à € 68,-). Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.