ECLI:NL:RBMNE:2019:6318

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele kinderbijslag op basis van intensieve zorg voor een kind met Diabetes Mellitus type 1

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 november 2019, betreft het een geschil tussen eiser, een ouder van een minderjarig kind met Diabetes Mellitus type 1, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiser had op 11 september 2018 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanwege de intensieve zorg die zijn dochter nodig zou hebben. De SVB heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat het kind geen intensieve zorg nodig heeft zoals bedoeld in de AKW.

Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar de SVB heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 11 september 2019 heeft eiser zijn echtgenote en zijn gemachtigde, mr. J.R. Ali, meegenomen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de adviezen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), die op 6 november 2018 en 30 april 2019 zijn uitgebracht. Deze adviezen concludeerden dat er geen sprake was van een zware zorgbehoefte die recht zou geven op dubbele kinderbijslag.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de SVB terecht heeft afgezien van het toekennen van punten voor de zorgbehoefte van eiser's dochter op de items 'eten en drinken', 'medische zorg' en 'begeleiding buitenshuis'. De rechtbank oordeelde dat de zorg die eiser verleent aan zijn dochter niet voldoet aan de criteria voor intensieve zorg zoals vastgelegd in de AKW en het bijbehorende Beoordelingskader. Eiser's beroep op het gelijkheidsbeginsel werd ook afgewezen, omdat hij dit niet met objectieve en verifieerbare stukken had onderbouwd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1363

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.R. Ali),
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. O.F.M. Vonk).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), afgewezen.
Bij besluit van 20 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2019. Eiser heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn echtgenote, mevrouw [A] , bijgestaan door mr. Ali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiser ontvangt voor zijn vier minderjarige kinderen, waaronder zijn minderjarige dochter [minderjarige] , geboren op [2015] , kinderbijslag. [minderjarige] heeft Diabetes Mellitus type 1.
1.2.
Eiser heeft op 11 september 2018 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanwege de (gestelde) intensieve zorg voor [minderjarige] .
1.3.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Daaraan ligt een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 6 november 2018 ten grondslag.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor dubbele kinderbijslag afgewezen omdat [minderjarige] geen intensieve zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AKW [1] .
3. Naar aanleiding van wat eiser in beroep heeft aangevoerd heeft verweerder het CIZ wederom gevraagd om een advies uit te brengen. Uit dit advies van 30 april 2019 volgt dat het CIZ geen aanleiding ziet om de toegekende scores aan te passen.
De peildatum
4. In geschil is of eiser vanaf 1 oktober 2018 (de peildatum) aanspraak kan maken op dubbele kinderbijslag voor zijn dochter [minderjarige] . [minderjarige] was toen drie jaar oud.
Wanneer is er recht op dubbele kinderbijslag?
5. Hierna zal in overweging 6. een korte uitleg volgen over de in deze procedure van belang zijnde wet- en regelgeving. Voor een uitgebreide weergave wordt verwezen naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
6. Op grond van de AKW bestaat recht op dubbele kinderbijslag indien het kind een bepaalde mate van intensieve zorg nodig heeft. Die mate van intensieve zorg is uitgewerkt in het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK). Op grond van het BUK is sprake van intensieve zorg als het kind om medische redenen zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren, dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Verweerder vraagt advies aan het CIZ om te beoorden of een kind op bepaalde aandachtsgebieden (items) intensieve zorg nodig heeft. De beoordeling en de beoordelingscriteria worden verder geregeld in de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling). Op grond van de Regeling wordt de beoordeling uitgevoerd aan de hand van tien items. [2] Als het CIZ vindt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe. Bij de beoordeling of op een bepaald item een punt moet worden toegekend, hanteert het CIZ een beoordelingskader, zijnde het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader). In het Beoordelingskader is bij ieder item uitgewerkt wanneer wel of geen punt wordt toegekend. Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag. [3] Voor een kind tussen de drie en de vijf jaar is sprake van intensieve zorg als het CIZ minimaal 5 punten toekent.
Wat is het geschil?
7. Het CIZ heeft zowel op 6 november 2018 als op 30 april 2019 een advies uitgebracht over de zorgbehoefte van [minderjarige] . In beide adviezen heeft het CIZ op drie items een score toegekend: ‘lichaamshygiëne’, ‘zindelijkheid’en ‘bezighouden, handreikingen’. Partijen zijn het over de zorgbehoefte van [minderjarige] op deze items eens. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of ook voor de items ‘eten en drinken’, ‘medische zorg’ en ‘begeleiding buitenshuis’ sprake was een zware zorgbehoefte.
Zijn de adviezen van het CIZ zorgvuldig tot stand gekomen?
8. Eiser betoogt dat de medisch adviseur van het CIZ ten onrechte de situatie van [minderjarige] binnen het gezin niet zelf heeft waargenomen, maar zich alleen heeft gebaseerd op de (medische) stukken. Het onderzoek is daarom niet zorgvuldig verricht volgens eiser. Eiser meent dat het CIZ ten onrechte geen punt heeft toegekend voor de items ‘eten en drinken’, ‘medische zorg’ en ‘begeleiding buitenshuis’.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. Een advies van het CIZ is een deskundigenadvies. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB [4] mag verweerder in beginsel van zo’n deskundigenadvies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de zorgvuldigheid van totstandkoming van het advies of twijfel aan de juistheid en volledigheid daarvan. Het is aan eiser om deze concrete aanknopingspunten aan te voeren. Uit het advies van de medisch adviseur van het CIZ van 30 april 2019 volgt dat zij bij de totstandkoming van haar advies alle (medische) informatie heeft betrokken die eiser heeft overgelegd, waaronder de aanvraag/indicatiestelling voor een persoonsgebonden budget voor [minderjarige] . Uit wat eiser naar voren heeft gebracht, blijkt niet dat deze informatie voor de medisch adviseur onvoldoende was om tot een advies te komen en dat de eigen waarneming door de medisch adviseur van [minderjarige] toegevoegde waarde had.
Is er verzwaarde zorg voor ‘eten en drinken’?
10. Voor het item ‘eten en drinken’ wordt volgens het Beoordelingskader een score toegekend als het kind:
  • sondevoeding krijgt (al dan niet aanvullend op gewoon eten), of
  • geholpen moet worden bij het nuttigen van de maaltijd van de maaltijd vanwege ziekte of stoornis, of
  • een door kinderarts/psychiater vastgestelde, duurzaam (langer dan een jaar) aanwezige en/of therapieresistente eetstoornis heeft, of
  • permanent toezicht nodig heeft vanwege aspirtatierisico, of
  • de noodzaak heeft tot continue aansporing tijdens de maaltijd in verband
11. Eiser voert ter zitting aan – onder verwijzing naar de door eiser overgelegde aanvraag/indicatiestelling voor het persoonsgeboden budget voor [minderjarige] en de brief van kinderarts, dr. [B] van 15 november 2018 – dat voldoende is aangetoond dat [minderjarige] tijdens het eten continu aansporing nodig heeft en in de gaten gehouden moet worden om ervoor te zorgen dat zij de juiste hoeveelheid voeding binnenkrijgt om een juiste suikerspiegel in haar bloed te bereiken. Als gevolg van een trauma dat [minderjarige] heeft opgelopen toen zijn net diabetes had en omdat zij haar ziekte niet accepteert, wordt zij boos en levert zij strijd als ze insuline toegediend krijgt. [minderjarige] wil dan niet meer eten en eiser moet haar dan eten geven omdat haar suikerspiegels anders te laag wordt. Eiser moet steeds bijhouden hoeveel koolhydraten [minderjarige] binnen krijgt. Vanwege het trauma dat [minderjarige] heeft opgelopen en omdat zij een pittig karakter heeft, is de zorg voor [minderjarige] verzwaard volgens eiser.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op het advies van het CIZ mocht afgaan voor wat betreft het item ‘eten en drinken’. Niet in geschil is dat [minderjarige] als zodanig zelf kan eten en drinken. De rechtbank is – in lijn met het standpunt van verweerder ter zitting – van oordeel dat het gedrag van [minderjarige] tijdens het eten voortvloeit uit haar (pittige) karakter. Het karakter van een kind is echter niet gerelateerd aan een medisch noodzakelijk afwijkend voedingspatroon of dieet en daarom niet van belang bij toepassing van het Beoordelingskader. Niet is gebleken dat het gedrag van [minderjarige] tijdens het eten voortvloeit uit gedragspathologie als gevolg van een trauma dat zij heeft opgelopen. Gelet hierop kan dan ook niet worden vastgesteld dat er sprake is van een noodzaak tot continue aansporing tijdens het eten in verband met psychiatrische aandoeningen en/of (geobjectiveerde) gedragsproblematiek bij [minderjarige] . Verder is gesteld noch gebleken dat is voldaan aan de overige criteria als vermeld in het Beoordelingskader en weergegeven in overweging 10.
Is er sprake van ‘medische zorg’?
13. Voor het item ‘medische zorg’ wordt volgens het Beoordelingskader een score toegekend als er sprake is van een langdurige (langer dan een jaar) intensieve medische specialistische verpleging in de thuissituatie. Daarbij kan het – voor zover hier van belang – gaan om kinderen met lichtere complexe problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij een of meer specifieke verpleegkundige handelingen nodig zijn en waarbij zorg voortdurend in de nabijheid nodig is. Bij deze kinderen moet de zorg weliswaar gedurende de gehele dag in de nabijheid beschikbaar zijn, maar daarbij is geen permanente actieve observatie nodig. Het gaat dus om een vorm van beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel bestaat uit meer passief toezicht. De zorg is echter wel nodig op zowel geplande als ongeplande zorgmomenten. Bij de specifieke verpleegkundige handelingen, gaat het om handelingen als het toedienen van zuurstof, aan- en afkoppelen beademingsapparatuur, toediening van intraveneuze medicatie of parenterale voeding, verwisselen van canules en openhouden en doorspoelen van katheters en dergelijke.
14. Eiser voert ter zitting aan dat de zorg die eiser verleent aan [minderjarige] intensieve medische specialistische verpleging is, omdat er een medische noodzaak is voor voortdurende medische begeleiding van [minderjarige] . Dit blijkt volgens eiser uit de brief van de kinderarts van 15 november 2018.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen score heeft toegekend voor het item ‘medische zorg’. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het toedienen van de insuline niet valt onder specifieke verpleegkundige handelingen als bedoeld in het Beoordelingskader, aangezien de insuline –zoals ook door eiser ter zitting erkend – niet intraveneus maar subcutaan wordt toegediend. Het feit dat eiser het toedienen van de insuline voor zijn rekening neemt, komt doordat [minderjarige] dit gelet op haar jonge leeftijd nog niet zelf kan. De kinderarts vermeldt in haar brief van 15 november 2018 dat “gezien de leeftijd intensieve betrokkenheid van de ouders medisch noodzakelijk [is].” Daaruit volgt dat dat de zorg die eiser verleent aan [minderjarige] , gerelateerd is aan de leeftijd van [minderjarige] en niet aan de diabetes op zich. Hoewel er geen sprake is van specifieke verpleegkundige handelingen, is eiser van mening dat de zorg voor [minderjarige] om haar bloedsuikerspiegel stabiel te houden, als gevolg van haar gedrag zo zwaar is dat dit toekenning van een score rechtvaardigt. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt. Zoals hiervoor onder 12. overwogen, vloeit het gedrag van [minderjarige] voort uit haar (pittige) karakter en is het gedrag niet gerelateerd aan haar ziekte Diabetes. Nu verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er geen score kan worden toegekend op het item medische verzorging, mist het vierde lid van artikel 3 van de Regeling toepassing.
Is er sprake van verzwaarde zorg in verband met ‘begeleiding buitenshuis’?
16. Voor het item ‘begeleiding buitenshuis’ wordt volgens het Beoordelingskader een score toegekend als het kind als gevolg van een ziekte of stoornis niet alleen naar buiten kan, slechts alleen in de eigen ‘afgesloten’ tuin kan spelen of slechts kan buitenspelen omdat de woonomgeving en sociale situatie er zich toe leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is of in het directe (voortdurende) toezicht.
17. Eiser stelt dat [minderjarige] bij activiteiten buitenshuis continu toezicht en begeleiding nodig heeft, om zo in gaten te houden of haar bloedsuikerspiegel niet (plotseling, als gevolg van het spelen) te laag wordt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op dit onderdeel terecht geen score heeft toegekend. De medisch adviseur van het CIZ heeft in de adviezen aangegeven dat [minderjarige] nog niet alleen naar buiten kan vanwege haar leeftijd. Verder volgt uit de adviezen van de medisch adviseur van het CIZ dat er geen medische noodzaak is voor 24 uur per dag actief toezicht op [minderjarige] in verband met de schommelingen in haar bloedsuikerspiegel. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende en inzichtelijk gemotiveerd.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
18. Ter zitting doet eiser – zo begrijpt de rechtbank – een beroep op het gelijkheidsbeginsel omdat de behandelend kinderarts van [minderjarige] uit ervaring wist te vertellen dat andere ouders met een kind dat diabetes heeft, wel genoeg punten hebben gescoord om voor dubbele kinderbijslag in aanmerking te komen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, nu eiser dit beroep niet met objectieve en verifieerbare stukken heeft onderbouwd.
19. Het beroep is ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. O.T.J.A. Kicken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
BIJLAGE:

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

Artikel 7a
1. Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
[..]

Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK)

Artikel 11. Aanwijzing intensieve zorg
1. Van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de wet is sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop vastgesteld wordt of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12. Aanwijzing adviseur intensieve zorg
1. Om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, wint de Sociale verzekeringsbank een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.
2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.

Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (de Regeling)

Artikel 1. Begripsbepaling
In deze regeling wordt verstaan onder:
– advies: een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag;
– CIZ: Centrum indicatiestelling zorg;
– intensieve zorg; zorg als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag;
– SVB: Sociale verzekeringsbank.
Artikel 2. Vaststelling intensieve zorg
1. De SVB kan vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies positief luidt.
2. Het advies luidt positief indien:
a. het kind blijkens een geldig indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is aangewezen op permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg in de nabijheid; of
b. het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
Artikel 3. Advisering CIZ
1. De beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt tot stand aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
2. Indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe.
3. Het kind behoeft intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien:
a. het 3–5 jaar is en het CIZ minimaal 5 punten toekent;
b. het 6–9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent;
c. het 10–17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
4. In aanvulling op het derde lid kan het CIZ tot een positief advies komen indien het desbetreffende kind een punt toegekend krijgt op het item medische verzorging en er daardoor sprake is van de noodzaak tot permanent toezicht van de ouders.

Voetnoten

1.Zie zij bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
2.Artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg.
3.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3029 en van 10 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1292.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX8145.