ECLI:NL:RBMNE:2019:6285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
UTR 19/1735
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht in bestuursrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, een echtpaar dat bijstandsuitkeringen ontvangt, een verzoek ingediend om de beslagvrije voet aan te passen met terugwerkende kracht. Dit verzoek volgde op een besluit van de gemeente Soest, waarin werd meegedeeld dat de beslagvrije voet per 1 december 2018 zou worden verhoogd. Eisers stelden dat zij eerder dan 28 november 2018 niet in staat waren om een verzoek tot aanpassing in te dienen, omdat zij de benodigde informatie pas later hadden ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht hoefde aan te passen, omdat eisers niet eerder de benodigde gegevens hadden aangeleverd. De rechtbank oordeelde dat het op de weg van eisers lag om tijdig een verzoek in te dienen en dat de gemeente niet verplicht was om de beslagvrije voet te verhogen zonder een dergelijk verzoek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de gemeente om de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht aan te passen, werd bevestigd. De uitspraak is gedaan op 30 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, verweerder

(gemachtigde: N.H.M. van den Brink-Hilhorst).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om aanpassing van de beslagvrije voet met ingang van 1 december 2018 toegewezen en hun aflossing op de schuld bij verweerder stopgezet.
Bij besluit van 28 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2019. Eiser is verschenen. De gemachtigde van eisers is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder zijn ook verschenen mevrouw [ medewerker 1] (publieke zaken) en de heer [medewerker 2] (medewerker administratie).

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eisers ontvangen een bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm. Bij besluit van
10 september 2018 (toekenningsbesluit) heeft verweerder eisers met ingang van 31 oktober 2017 bijstand toegekend tot een bedrag van € 1.221,40 per maand. In dat verband heeft verweerder op 21 september 2018 een bedrag van € 11.395,94 aan eisers uitbetaald. Op 27 september 2018, 26 oktober 2018 en 27 november 2018 heeft verweerder aan eisers een bedrag van € 1.098,12 per maand aan bijstand betaald. Van deze betalingen zijn uitkeringsspecificaties aan eisers verstrekt. Op de toegekende bedragen heeft verweerder maandelijks een bedrag van 6% ingehouden, als verrekening van de terugvordering van een eerdere onterecht verleende bijstandsuitkering.
1.2.
Op 28 november 2018 hebben eisers om aanpassing van de beslagvrije voet verzocht.
Daarnaast hebben eisers verweerder verzocht om de ingehouden bedragen - met betrekking tot de periode 31 oktober 2017 tot en met 30 november 2018 – op hun rekening terug te storten.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder meegedeeld dat eisers een schuld van € 19.867,51 bij de gemeente Soest hebben. Verweerder heeft het verzoek van eisers gedeeltelijk ingewilligd en de beslagvrije voet vastgesteld op € 1.343,84 met ingang van 1 december 2018. Verder heeft verweerder de aflossing van de schuld met ingang van 1 december 2018 stopgezet. Verweerder heeft het verzoek van eiseres om de ingehouden bedragen terug te storten geweigerd, omdat hij de beslagvrije voet in beginsel pas hoeft toe passen vanaf de datum waarop de gegevens – die nodig zijn voor de herberekening van de beslagvrije voet – zijn ontvangen.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit – met overname van het advies van de bezwaarschriftencommissie – het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat er vanaf september 2018 maandelijks betaalspecificaties naar eisers zijn toegezonden, zodat het verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet eerder kon worden ingediend dan op 28 november 2018. De betaalspecificaties zijn toegezonden nadat de uitkering is betaald. Dit betekent dat eisers eind september 2018 en begin oktober 2018 al hebben kunnen zien dat er maandelijks 6% op hun uitkering werd ingehouden. Het verzoek van eisers is pas gedaan op 28 november 2018, zodat geen aanleiding bestaat om de beslagvrije voet voor die datum aan te passen.
4. Eisers hebben aangevoerd dat verweerder in het primaire besluit ten onrechte niet heeft beslist op hun verzoek om de ingehouden bedragen over de periode van 31 oktober 2017 tot en met 30 november 2018 aan hen terug te storten.
5. De rechtbank is van oordeel dat uit het primaire besluit blijkt dat verweerder op eisers verzoek heeft beslist. Verweerder heeft daarin besloten dat hij de ingehouden bedragen niet aan eisers zal terug betalen, omdat zij niet eerder dan 28 november 2018 de benodigde gegevens voor herberekening van de beslagvrije voet hebben aangeleverd. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eisers hebben daarnaast aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit miskent dat hij al eerder over alle financiële gegevens beschikte op grond waarvan de juiste beslagvrije voet kon worden berekend. Daarom is het evident onredelijk is om de. Daarbij stellen eisers dat zij niet eerder dan 28 november 2018 een verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet konden indienen, omdat zij het toekenningsbesluit en de betaalspecificaties van september, oktober en november 2018 pas in november 2018 hebben ontvangen. Eisers hebben een kopie overgelegd van een envelop met een datumstempel van 20 november 2018. Eisers stellen dat verweerder die envelop heeft gebruikt om het toekenningsbesluit en de betaalspecificaties van september, oktober en november 2018 naar hen te sturen. Hieruit volgt dat zij niet eerder dan na ontvangst van deze stukken een verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet konden indienen. Volgens eisers is het nu aan verweerder om aan te tonen dat zij die stukken eerder zouden hebben ontvangen en dat zij hun verzoek eerder konden indienen.
7. Verweerder heeft aangevoerd dat het niet aannemelijk is dat eisers het toekenningsbesluit en de betaalspecificaties in november 2018 in één envelop hebben ontvangen. Volgens verweerder is de gangbare procedure dat de juridische afdeling het toekenningsbesluit toetst en dit vervolgens laat verzenden. Betaalspecificaties worden niet eerder verzonden dan nadat de uitkering is uitbetaald.
8. Op grond van artikel 475d, zevende lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet de beslaglegger met een wijziging van omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen onverwijld rekening houden. Hij is verplicht aan degene die de periodieke betaling moet verrichten, met het tijdstip van ingang, kennis van de verhoging te geven onmiddellijk nadat de reden daarvoor is aangetoond aan hem, zijn advocaat, zijn gemachtigde of de deurwaarder.
9. Vast staat dat verweerder de voor de herberekening van de beslagvrije voet benodigde gegevens eerst bij brief van 28 november 2018 van eiser heeft ontvangen. Op dat moment was de reden voor de verhoging van de beslagvrije voet aangetoond. Verweerder heeft de beslagvrije voet vanaf december 2018 aangepast. Daarmee heeft verweerder onverwijld rekening gehouden met de wijziging van omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen. [1]
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de beslagvrije voet niet met ingang van 31 oktober 2017 hoefde aan te passen. Het lag op de weg van eisers om een verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet in te dienen en de daarvoor benodigde te verstrekken. Met andere woorden, eisers moesten aantonen dat er reden was om de beslagvrije voet aan te passen. Dat verweerder over bepaalde financiële gegevens van eisers beschikte (zo begrijpt de rechtbank eisers standpunt in beroep), betekent dan ook niet dat verweerder zonder verzoek van eisers daartoe gehouden was om de beslagvrije voet vanaf 31 oktober 2017 te verhogen. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de uitspraak van de CRvB van 16 mei 2017 (zie noot 1). Daarin is geoordeeld dat verweerder al niet gehouden is om eisers over de mogelijkheid tot aanpassing van de beslagvrije voet in te lichten. Voor een verdergaande verplichting van verweerder zou rusten bestaat dan ook geen grond.
11. De rechtbank kan niet vaststellen dat eisers pas in november 2018 het toekenningsbesluit en de uitkeringsspecificaties van september, oktober en november 2018 hebben ontvangen. De envelop die eisers bij de aanvullende gronden van beroep hebben overgelegd, zegt immers niets over de inhoud ervan. Daaruit valt slechts af te leiden dat verweerder een of meerdere stukken op 20 november 2018 naar eisers heeft verzonden. Verweerder heeft toegelicht dat het toekenningsbesluit op 10 september 2018 door de juridische afdeling is getoetst en dat de juridisch medewerker de verzending per post afhandelt. Het is in dat proces niet mogelijk dat bij dat besluit ook de uitkeringsspecificaties worden verzonden. De uitkeringsspecificaties van de reguliere uitkeringen worden namelijk automatisch door een andere afdeling (de uitkeringsadministratie) binnen een week na betaling van de uitkering verzonden. Aan eisers hebben drie reguliere betalingen in september, oktober en november 2018 plaatsgevonden. In die maanden zijn via de uitkeringsadministratie automatisch binnen een week na de betaling van de uitkering specificaties verzonden. Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat op 20 november 2018 inderdaad stukken naar eisers zijn verzonden, maar dat dit vier besluiten (waaronder een afwijzingsbesluit, toekenning bijzondere bijstand en besluit over een aanvullende regeling, en nog een ander besluit) zijn geweest. Gelet op deze specifieke toelichting van verweerder, oordeelt de rechtbank dat het niet aannemelijk is dat eisers op 20 november 2018 gelijktijdig het toekenningsbesluit en de uitkeringsspecificaties over hun (reguliere) uitkering van september, oktober en november 2018 hebben ontvangen. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij hun verzoek eerder dan 28 november 2018 konden indienen. Daarin hoefde verweerder dus ook geen reden te zien om de beslagvrije voet – in afwijking van het uitgangspunt – met terugwerkende kracht vanaf 31 oktober 2017 te verhogen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 20 september 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3621) en van 16 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:7818).