ECLI:NL:CRVB:2016:3621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herberekening beslagvrije voet en terugwerkende kracht in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aanvullende bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de nihilstelling van haar aflossing op een fraudevordering. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had eerder besloten om de aflossing van de schuld per 1 september 2014 aan te passen naar € 0,- per maand, maar appellante wilde dat deze wijziging met terugwerkende kracht zou worden toegepast.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft gereageerd op een eerdere brief van het college waarin zij werd gewezen op de mogelijkheid om de beslagvrije voet aan te passen. De Raad oordeelde dat het college de benodigde gegevens pas op 1 juli 2014 had ontvangen, en dat de restitutie van de aflossingen over juli en augustus 2014 correct was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht kon worden aangepast, omdat de wijziging van omstandigheden pas op dat moment was aangetoond.
De uitspraak bevestigt dat het college aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.