ECLI:NL:RBMNE:2019:6190

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
16/659022-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit grootschalige hennepteelt binnen een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 december 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij een criminele organisatie met als oogmerk grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen. De vordering betrof een bedrag van € 789.689,53, dat door de officier van justitie was ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1968, deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met de bedrijfsmatige exploitatie van hennepkwekerijen in Lelystad en Emmeloord. Tijdens de zittingen op 18 en 20 november 2019 heeft de rechtbank de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering, terwijl de verdediging heeft betoogd dat de vordering afgewezen moest worden, omdat de veroordeelde niet betrokken was bij de criminele organisatie.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de veroordeelde wel degelijk heeft geprofiteerd van de opbrengsten van de hennepteelt, ook al was niet bewezen dat hij zelf actief betrokken was bij de hennepkwekerijen. De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 160.000,-, gebaseerd op de opbrengsten van de hennepkwekerijen en de rol van de veroordeelde binnen de organisatie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het bedrag te matigen, gezien de financiële omstandigheden van de veroordeelde en het feit dat er geen verweer was gevoerd om dit te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659022-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 31 december 2019
Beslissing op de schriftelijke vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 16/659022-19, tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 en 20 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.DE PROCEDURE

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de schriftelijk ingediende vordering van de officier van justitie ten bedrage van
€ 789.689,53, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder bovenstaand parketnummer, waaruit onder andere blijkt dat [veroordeelde] op 31 december 2019 door deze rechtbank onder meer is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het deelnemen aan een organisatie met het oogmerk tot het telen van hennepplanten tot de in die uitspraak vermelde straf;
  • het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e 2e lid Sr” van 17 januari 2019.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij het eerder ingediende schriftelijk gevorderde bedrag en heeft gevorderd dat dit voordeel pondspondsgewijs over [veroordeelde] en zijn mededaders moet worden verdeeld. De officier van justitie heeft zich hierbij gebaseerd op de uitgangspunten en berekeningen zoals weergegeven in het hiervoor genoemde ontnemingsrapport.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, nu de verdediging zich in de onderliggende strafzaak op het standpunt heeft gesteld dat [veroordeelde] dient te worden vrijgesproken van enige betrokkenheid bij de criminele organisatie en de hennepkwekerijen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Grondslag
Inleidend
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 31 december 2019 is [veroordeelde] , voor zover in deze procedure van belang, veroordeeld ter zake ‘deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet’.
Uit de in dat vonnis gebezigde bewijsmiddelen volgt, dat de criminele organisatie was gericht op de bedrijfsmatige exploitatie op twee locaties (Lelystad en Emmeloord) alwaar grootschalig hennep is gekweekt. De vordering strekt ertoe dat het uit dat misdrijf verkregen voordeel wordt geschat en aan de veroordeelde wordt ontnomen. Daarbij geldt dat de ontneming mede kan worden gebaseerd op de in de strafzaak bewezen verklaarde deelneming aan een criminele organisatie. Daarbij is niet vereist dat de deelnemer zelf strafbaar betrokken is geweest bij strafbare feiten waarop het oogmerk van de organisatie is gericht en waarmee die organisatie daadwerkelijk voordeel heeft behaald. In een geval als het onderhavige is het voordeel immers aan te merken als verkregen door middel van de deelneming aan een criminele organisatie, ook voor zover het gaat om binnen het oogmerk van die organisatie gelegen, door leden van de criminele organisatie begane misdrijven – in casu grootschalige hennepteelt - waarvan niet bewezen is, of zoals in casu niet is ten laste gelegd, dat de veroordeelde concreet daaraan feitelijk heeft deelgenomen (vgl. HR 8 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD6046, HR 23 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG7939 en HR 15 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1580).
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat het de deelnemer aan een criminele organisatie erom is te doen mee te delen in de opbrengst van die organisatie. Immers, dat uitgangspunt strookt met wat als regel moet worden aangenomen met wat de bij die organisatie betrokken deelnemer voor ogen heeft gestaan: geldelijk gewin. Van feiten of omstandigheden die ertoe nopen dat in deze zaak van dat uitgangspunt moet worden afgeweken is niet gebleken, integendeel.
Dit uitgangspunt brengt voor de beoordeling van de vordering tot voordeelsontneming mee, dat moet zijn gebleken dat de veroordeelde heeft geprofiteerd van de opbrengst van de door de organisatie uitgevoerde misdrijven. Daartoe zal de rechtbank hebben vast te stellen dat de veroordeelde feitelijk heeft gedeeld in de opbrengsten van door andere leden van de criminele organisatie, waarvan hij deel uitmaakte, uitgevoerde misdrijven: de bedrijfsmatige exploitatie van hennepkwekerijen op die locaties.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank zal eerst onderzoeken of, en zo ja tot welke hoogte wederrechtelijk voordeel met die exploitatie is gegenereerd. De rechtbank neemt voor de berekening van de verkregen opbrengsten en gemaakte kosten – voor zover hierna niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is gerelateerd in de ontnemingsrapporten, die op 17 januari 2019 zijn opgesteld over het telen van hennepplanten in de ruimten, staande en gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam 1] [1] en de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] [2] , en in het op 1 juni 2016 door het Functioneel Parket Afpakken opgestelde rapport (hierna: het FPA-rapport) “wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, standaardberekening en normen. De ontnemingsrapporten vermelden de wettige bewijsmiddelen waarop die berekening berust. De rechtbank zal deze bewijsmiddelen niet nader in dit vonnis uitwerken, maar volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van deze ontnemingsrapporten [3] .
Bij het schatten van het voordeel neemt de rechtbank de in het rapport opgevoerde opbrengst en kosten over. [4] Er zijn geen redenen gesteld of gebleken om aan te nemen dat deze bedragen anders zijn geweest.
De rechtbank overweegt wat betreft de gerealiseerde oogsten het volgende.
[straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam 1]
Op 9 februari 2018 is in het pand gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam 1] een hennepkwekerij met daarin minimaal 1531 hennepplanten aangetroffen. [5] Met ingang van 1 september 2017 is het bedrijfspand verhuurd. Dit betreft een periode van 161 dagen, zijnde 23 weken. [6]
Met betrekking tot de kwekerij is gebleken van feiten en omstandigheden die duiden op gerealiseerde oogsten:
  • Bij het kweken van de hennepplanten is gebruik gemaakt van CO2 toepassing. Hierdoor wordt de kweekperiode bekort met twee weken en zou de opbrengst in gewicht met 20% tot 40% toenemen. In het voordeel van [veroordeelde] is uitgegaan van een meeropbrengst van 20%.
  • In de kweekruimte werd een aparte ruimte aangetroffen, alwaar op dat moment 362 afgeknipte hennepplanten werden gedroogd.
  • Op verschillende kweekmaterialen werden productiedata aangetroffen, zoals mei / juli 2017.
  • Uit onderzoek bleek dat de sandwichpanelen waarmee de kweekruimte was gebouwd reeds op 21 juli 2017 waren afgeleverd op de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] ;
- Door getuigen [getuige 1] [8] en [getuige 2] [9] is waargenomen dat vanaf de zomer van 2017 bedrijvigheid heeft plaatsgevonden aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam 1] .
  • Bij onderzoek in de bedrijfsauto van [A] werd een document aangetroffen met daarop aantekeningen betreffende oogsten, knippen en drogen van ‘hok 1, 2, 3 en 4’. Op dit document is te zien dat hok 1 is geoogst op 10 januari, hok 2 op 17 januari, hok 3 op 24 januari en hok 4 op 31 januari 2018.
  • Getuige [getuige 3] verklaarde in haar verhoor dat zij in het bedrijfspand aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam 1] gedurende 6 dagen hennepplanten had geknipt. Zij had daar nog meer vrouwen gezien die eveneens hennepplanten aan het knippen waren.
Op grond van het voorgaande en rekening houdend met een periode voor het opbouwen van de kwekerij acht de rechtbank het – eveneens met de opstellers van het rapport – aannemelijk dat sprake is geweest van twee gerealiseerde oogsten, alvorens de hennepkwekerij werd ontdekt.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank het op deze locatie wederrechtelijk verkregen voordeel schat op het bedrag van
€ 404.982,42.
[straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2]
Op 14 maart 2018 is in het pand gelegen aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] een hennepkwekerij met daarin minimaal 3022 hennepplanten aangetroffen. [11] Met ingang van 1 december 2017 is het bedrijfspand verhuurd. Dit betreft een periode van 103 dagen, zijnde 14 weken.
Met betrekking tot de kwekerij is gebleken van feiten en omstandigheden die duiden op gerealiseerde oogsten:
- Bij het kweken van de hennepplanten is gebruik gemaakt van CO2 toepassing. Hierdoor wordt de kweekperiode bekort met twee weken en zou de opbrengst in gewicht met 20% tot 40% toenemen. In het voordeel van [veroordeelde] is uitgegaan van een meeropbrengst van 20%; [12]
- In ruimte 8 op de bovenverdieping van het bedrijfspand werd een ruimte aangetroffen, die bleek te zijn ingericht als knip/verwerkingsruimte van geoogste hennepplanten. In deze ruimte werden materialen aangetroffen die bleken te zijn gebruikt voor het knippen, dan wel het drogen van geoogste hennep: scharen, een knipmachine en droogrekken. Voorts werd ter plaatse aangetroffen: een hoeveelheid overalls, latex handschoenen, een sealapparaat, sealbags en ander verpakkingsmateriaal, geschikt voor de luchtdichte verpakking van gedroogde hennep. Tevens werden vier paar damesschoenen aangetroffen die waren besmeurd met hennepplantenresten; [13]
- Door getuigen [getuige 4] [14] en [getuige 5] [15] is waargenomen dat vanaf medio oktober / november 2017 met enige regelmaat twee busjes met daarop de bedrijfsnaam ‘ [bedrijfsnaam] ’ bij het pand gelegen aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] stonden;
- Getuige [getuige 3] verklaarde in haar verhoor dat zij in het bedrijfspand aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] gedurende twee dagen hennepplanten had geknipt. Zij had daar nog meer vrouwen gezien die eveneens hennepplanten aan het knippen waren. [16]
Op grond van het voorgaande en rekening houdend met een periode voor het opbouwen van de kwekerij gaat de rechtbank – overeenkomstig het ontnemingsrapport – uit van één eerdere oogst.
De rechtbank schat aldus het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van
€ 384.707,11.
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 789.689,53.
Het aan [veroordeelde] toe te rekenen deel van dat voordeel
Uit de in het strafvonnis als bewijsmiddel gebezigde verklaring van de getuige [getuige 6] volgt in de kern dat de [veroordeelde] met [A] en [B] gedurende jaren hebben samengewerkt in de grootschalige wietteelt. Als driemanschap bestierden zij een op de wietteelt betrekkelijke organisatie, waaraan ook anderen, met ieder zijn eigen rol en functie, deelnamen. De veroordeelde was degene die al aansturend aan de touwtjes trok, zelfs toen hij in detentie verbleef.
Uit de inhoud van een afgeluisterd en opgenomen gesprek [17] dat [veroordeelde] in detentie verblijvend op 7 mei 2018 met [C] heeft gevoerd blijkt in de kern dat veroordeelde de justitiële gang van zaken met betrekking tot de ontmanteling van de kwekerijen op even bedoelde locaties en de daaraan te relateren strafvervolging tegen een aantal concreet genoemde anderen, tevens deelnemers aan de criminele organisatie, op de voet volgt. Daarbij spreekt [veroordeelde] als zijn hoop uit “dat ze hun bek houden” en informeert hij hoe “het bedrijf” verder moet. Uiteindelijk verzucht [veroordeelde] , toen [C] hem voorhield dat [veroordeelde] “uit deze teringzooi moest” en wat anders moest gaan doen: “ja, of alleen zelf doen”…”.
Voorts blijkt nog uit een ander heimelijk afgeluisterd en opgenomen gesprek [18] dat de veroordeelde [veroordeelde] tijdens zijn detentie op 16 juli 2018 met een broer heeft gevoerd, dat hij zijn broer instrueert dat en welke, kennelijk grote, contante geldbedragen moeten worden verplaatst en/of betalingen die moeten worden gedaan aan één of meer advocaten. De inhoud van dit gesprek is op zichzelf niet redengevend voor de schatting van het aan verdachte toe te rekenen voordeel, maar draagt wél bij aan de juistheid van wat door de hiervoor genoemde [getuige 6] als getuige is verklaard over verdachtes activiteiten, als leidinggevende, op het terrein van grootschalige wietteelt. Immers, kennelijk beschikt verdachte over grote contante geldbedragen die her en der worden bewaard of beheerd, en – naar mag worden
aangenomen – in zoverre door de veroordeelde aan het reguliere financiële verkeer en aldus aan het (fiscale) zicht zijn onttrokken.
De rechtbank leidt uit de in de hoofdzaak gebezigde bewijsmiddelen, en meer in het bijzonder uit de hiervoor samengevat weergegeven verklaring en de inhoud van dat door [veroordeelde] gevoerde gesprek af, dat het niet anders kan zijn dat ook in de onderhavige zaak volgens het hierboven verwoorde uitgangspunt de veroordeelde heeft geprofiteerd van de door de organisatie uitgevoerde misdrijven.
[veroordeelde] heeft niet in de strafzaak noch in de ontnemingszaak een verklaring afgelegd op grond waarvan niet aan dat uitgangspunt mag worden vastgehouden. Ook heeft hij geen inzicht gegeven in de gebruikte verdeelsleutel tussen de deelnemers aan de criminele organisatie. De rechtbank zal daarom het door [veroordeelde] genoten voordeel moeten schatten.
Verdeelsleutel
Waar het gaat om de schatting van de omvang van het door de veroordeelde genoten financiële voordeel uit zijn profiteren van die misdrijven heeft het volgende te gelden. In de bovenwereld geldt als regel dat degene die bestuurt of anderen aanstuurt een hogere financiële beloning toevalt, dan degene die op de werkvloer doende is, of aan op die werkvloer verrichte werkzaamheden te relateren hand- en spandiensten verricht. Er is in het algemeen geen reden om aan te nemen dat die beloningsregel niet ook voor in de onderwereld opererende organisaties geldt. De inhoud van de hierboven samengevat weergegeven bewijsmiddelen bieden bovendien daarvoor in hun samenhang bezien een op de onderhavige zaak toegesneden houvast.
In concreto biedt dit een en ander de rechtbank aanknopingspunten voor een op de zaak van veroordeelde toegesneden en derhalve geen pondspondsgewijze verdeling van het genoten voordeel. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , dat hij voor het onderhouden van de hennepplanten in de hennepkwekerij aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] – aldus op die werkvloer doende – € 15.000,- zou krijgen, bij de schatting van het voordeel dat veroordeelde heeft genoten.
Zoals in het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 31 december 2019 is overwogen, kan [veroordeelde] worden aangemerkt als de persoon die de organisatie (mede) aanstuurde. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat hij in die hoedanigheid een aanzienlijk groter voordeel uit de door de organisatie behaalde opbrengsten genoot dan andere deelnemers van de criminele organisatie, zoals de verschillende werkers in de hennepkwekerijen zelf. Gelet hierop – rekening houdend met de hoeveelheid planten en gerealiseerde oogsten – schat de rechtbank de verdiensten van [veroordeelde] op € 80.000,- (gemiddeld een vijfde) per hennepkwekerij.
De rechtbank stelt, gelet op het voornoemde, het wederrechtelijk verkregen voordeel voor [veroordeelde] vast op een bedrag van op € 160.000,- .
De verplichting tot betaling / draagkracht
De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie, zijnde deze vordering ook overigens op de wet gegrond, toewijzen tot een bedrag van € 160.000,-, de vordering voor het overige afwijzen en aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling aan de Staat opleggen van voornoemd bedrag. De rechtbank ziet in wat is komen vast te staan over de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige financiële omstandigheden van [veroordeelde] geen aanleiding om dit ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen bedrag te matigen. Daarbij komt, dat een daartoe strekkend verweer niet is gevoerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat vast op
€ 160.000,-;
- legt aan [veroordeelde] de verplichting op om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van
€ 160.000,-;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 december 2019.
Mrs. R. Veldhuisen en M. Ferschtman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e, 2e lid Sr”, pagina 730-739, inclusief bijlagen.
2.Het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e, 2e lid Sr”, pagina 739-747, inclusief bijlagen.
3.Hoge Raad 26 maart 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:BV9087
4.Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 1] , pagina 732-735 en het ontnemingsrapport [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 714-744.
5.Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 1] , pagina 731.
6.Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 1] , pagina 732.
7.Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 1] , pagina 732.
8.Pagina 58.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] door de rechter-commissaris van 11 juli 2019, blad 2.
10.Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 1] , pagina 732.
11.Het ontnemingsrapport [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 740.
12.Het ontnemingsrapport [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 742.
13.Het ontnemingsrapport [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 743.
14.Pagina 674.
15.Pagina 717.
16.Het ontnemingsrapport [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 743.
17.PV bevindingen d.d. 20 september 2018, p. 166, uitwerken OVC-gesprek d.d. 7 mei 2018 [verblijfplaats] [plaatsnaam 2] tussen [veroordeelde] en [C] .
18.PV bevindingen d.d. 18 juli 2018, p. 1827.