15.3Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verweerder nog betoogd dat zou kunnen worden volstaan met toetsing aan het zonebeheermodel/zonebeheerplan. Dit betoog volgt de rechtbank niet. Het zonebeheerplan kan volgens vaste rechtspraak niet gebruikt worden als toetsingskader bij vergunningverlening. Een aanvraag om een omgevingsvergunning moet dus ‘gewoon’ worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh.
16. Tijdens de zitting heeft eiseres haar gronden over de geluidsruimte binnen de zone, de onduidelijkheid over bijlagen 7.1 en 7.2 van de geluidrapportage van Peutz en de vergunningvoorschriften 4.2.1, 4.2.4, 4.3.4, 4.3.5 en 4.3.6 ingetrokken. De rechtbank zal hieronder de overblijvende beroepsgronden over “geluid(meting)” beoordelen.
17. Eiseres vindt (de modellering van) de geluidsrapportages van Peutz onjuist en onvolledig. Haar standpunt heeft zij onderbouwd met een notitie van 30 mei 2017 (inclusief geel gearceerde tekst in reactie op het verweerschrift) van ingenieursbureau DPA Cauberg Huygen (hierna: DPA). Eiseres vindt verder dat meetpunt 3 niet geschikt is om de geluidemissie richting kritische zonepunten in zuidelijke richting te controleren, omdat dit meetpunt dicht achter een hoge afscherming ligt. De geluidbijdrage vanwege de motorcross wordt daardoor gereduceerd. De drie meetpunten zijn daarnaast niet gelegen in de richting van de woonomgeving waar de hoogste geluidbijdrage ontstaat. De bewering van verweerder dat wanneer op deze meetpunten wordt voldaan aan de grenswaarden dit ook voor de woningen geldt, is onjuist.
18. Verweerder heeft in de wijzigingsvergunning verwezen naar de geluidsrapportage van Peutz van 10 april 2014 en de aanvulling daarop van 7 januari 2015. In het verweerschrift heeft verweerder gereageerd op de notitie van DPA van 30 mei 2017. Verweerder stelt dat meetpunt 3 op redelijk korte afstand ligt en bovendien openbaar toegankelijk is. Daarmee is het een geschikte meetlocatie. De effecten van afschermingen en reflecties van naburige gebouwen zijn in de berekeningen verdisconteerd en zullen dus ook bij de metingen optreden. In zuidelijke richting is volgens verweerder bovendien geen sprake van kritische zonepunten. De drie meetpunten liggen inderdaad niet in de richting van de meest nabijgelegen woningen maar in die richting is geen goed meetpunt op voldoende afstand mogelijk. Aangezien de geluidemissie op vrij voorspelbare wijze conform het rekenmodel op zal treden, vindt verweerder de drie meetpunten toch geschikt om te controleren of er bij de woningen aan de vergunde waarden wordt voldaan.
19. De rechtbank stelt vast dat Peutz voor de bepaling van de geluidsbelasting de methoden II.2 (geconcentreerde bronnen), II.8 (berekening van de overdracht) en II.10 (hybride methode) uit de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 (hierna: de Handleiding) heeft gehanteerd. De geluidbronnen zijn ten behoeve van het rekenmodel geschematiseerd met behulp van puntbronnen. Het baanverloop is gemodelleerd met behulp van hoogtelijnen om het effect van afscherming en verstrooiing van het geluid als gevolg van het geaccidenteerde motocrossterrein te verdisconteren. Ook zijn alle andere voor het geluid naar de omgeving relevante afschermingen, bodemgebieden etc. in het rekenmodel verwerkt.
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde [G] verder uiteengezet dat bij het hanteren van deze rekenmethode sprake is van een drietrapsraket, waarbij eerst de maximumgrens wordt gemonitord, vervolgens de rekenpunten worden bepaald en daarna wordt gemeten of wordt voldaan. Er is dus een ingebouwde controle. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gehanteerde methode onjuist is. Ten aanzien van de drie meetpunten heeft verweerder voldoende duidelijk gemaakt dat het hier gaat om controlepunten. De rechtbank volgt ook verweerders standpunt dat, omdat er geen discrepantie is tussen de berekening van de geluidemissie en de controle aan de hand van de meetpunten, met voldoende zekerheid kan worden geconcludeerd dat er ook bij de woningen aan de vergunde waarden wordt voldaan. Eiseres heeft haar stelling dat dit onjuist is niet onderbouwd zodat de rechtbank daarin geen aanleiding vindt verweerder niet te volgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Bronposities omroepinstallaties
20. Eiseres voert aan dat de bronposities van de geluidbronnen 0138 en 0139 (de omroepinstallatie met vijf speakers) ontbreken in figuur 3 in het geluidsrapport van Peutz van 10 april 2014, waardoor onduidelijk is of ze op de juiste wijze zijn gemodelleerd. De geluidbijdrage hangt niet alleen af van de emissie maar ook van de tijdsduur. De omroepinstallatie met vijf speakers is de geluidbron die tot de hoogste maximale geluidniveaus resulteert bij de woningen. Doordat gegevens ontbreken, is de geluidbijdrage niet controleerbaar. Dat geldt ook voor overige geluidbronnen zoals de shovel en de trekker die MCU gebruikt.
21. Verweerder wijst erop dat de omroepinstallatie alleen bij wedstrijden wordt gebruikt. Peutz is voor de omroepinstallatie uitgegaan van een bronvermogen van 110 dB(A) in voorwaartse richting en 100 dB(A) in achterwaartse richting en een effectieve bedrijfsduur van 0,5 uur per (wedstrijd)dag. De omroepinstallatie heeft uiteraard een luidere uitstraling in de richting van de crossbaan en per speakerlocatie is ook een rondomuitstralende bron gemodelleerd voor de overige richtingen. Volgens verweerder is het geluid van de omroepinstallatie, shovel en trekker verwaarloosbaar ten opzichte van het crossgeluid. Tijdens de zitting heeft verweerders gemachtigde er nog op gewezen dat bij nadere bestudering van het dossier is gebleken dat de geluidbronnen 0138 en 0139 wel zijn opgenomen in figuur 3.1 van bijlage 3 van de geluidrapportage van Peutz .
22. De rechtbank stelt allereerst vast dat de puntbronnen 0138 en 0139 inderdaad zijn opgenomen in figuur 3.1 van de geluidrapportage. De positie van deze bronnen is daarmee voldoende duidelijk. Op dat punt slaagt de beroepsgrond van eiseres dus niet. Over de geluidbijdrage door de omroepinstallatie merkt de rechtbank op dat vergunningvoorschrift 4.3.3 bepaalt dat de omroepinstallatie alleen in werking mag zijn op wedstrijddagen voor het doen van mededelingen. Vergunningvoorschrift 4.3.4 regelt dat de omroepinstallatie zodanig afgesteld moet zijn dat per luidsprekerpaal het maximaal bronvermogen van 110 dB(A) niet wordt overschreden. Eiseres heeft niets aangevoerd waaruit de conclusie kan worden getrokken dat deze voorschriften ontoereikend zouden zijn. In het geluidrapport van Peutz is zowel een training als een wedstrijd aangemerkt als “representatieve bedrijfssituatie”. Daarbij is ervan uitgegaan dat de omroepinstallatie slechts bij wedstrijden kortstondig wordt gebruikt voor het doen van mededelingen. Verder is rekening gehouden met overige voertuigbewegingen op het crossterrein, waaronder bestelbussen, twee trekkers en een shovel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de rekenresultaten geen aanleiding hoeven te vinden om nadere metingen te verrichten dan wel om in aanvulling op de metingen aan de hand van een bronmeting bij de omroepinstallatie een berekening te maken van de geluidsbelasting op de gevel van de hoogstbelaste woning. Duidelijk is immers dat het maximale geluidniveau in de (woon)omgeving wordt veroorzaakt door de crossmotoren. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
23. Eiseres voert aan dat onduidelijk is in hoeverre rekening is gehouden met de komst van een appartementencomplex met een beoordelingshoogte van 8,9 meter. De rekenresultaten zijn gebaseerd op een beoordelingshoogte van 5 meter en daardoor op dit punt niet
betrouwbaar.
24. Verweerder merkt op dat rekenpunt HWl51-D3c een onbebouwde kavel was. Omdat de geprojecteerde woning nooit is gerealiseerd, is op dit rekenpunt beoordeeld op 5 meter hoog. Na het indienen van de vergunningaanvraag door MCU heeft verweerder een aanvraag voor de bouw van een appartementencomplex ontvangen, Voor het appartementencomplex is een nieuwe hogere waarde verleend en die ligt op een hoogte van 8,9 meter.
25. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan verweerders toelichting dat voor het appartementencomplex een hogere grenswaarde is verleend. Daarmee is de vraag of het appartementencomplex gevolgen heeft voor de vergunning van MCU niet relevant. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Bronhoogte maximale geluidniveaus
26. Eiseres voert aan dat er bij de berekening van de maximale geluidniveaus geen rekening mee is gehouden dat door het springen over de schansen (springbulten) tijdelijk sprake is van een hogere bronhoogte en dus een hogere geluidbijdrage ter plaatse van woningen. Zij benadrukt dat bij het verrichten van berekeningen de maximale geluidniveaus in de omgeving van motorcrossterreinen vaak worden onderschat.
27. Verweerder stelt dat de motorrijders juist bij het springen de gashendel loslaten, waardoor er op dat moment veel minder geluid wordt geproduceerd. Om die reden zit in het model geen bronhoogte voor springende motoren.
28. De rechtbank vindt verweerders standpunt voldoende aannemelijk. Eiseres heeft op geen enkele manier onderbouwd dat de crossmotoren bij het springen (dus ná de aanloop) meer geluid veroorzaken dan op de puntbronhoogte van 0,8 meter en dat daarom op een hoger punt moet worden gemeten. In het geluidrapport is daarnaast rekening gehouden met het geaccidenteerde karakter van het motorcrossterrein. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Aftrek meteocorrectieterm
29. Eiseres merkt op dat in het rekenresultaat rekening is gehouden met een aftrek door de meteocorrectieterm. Deze bedraagt bij de woningen aan de Amsterdamsestraatweg 3 dB(A). Uit de rapportagetekst blijkt dat dit gecompenseerd is met een verhoging van het bronvermogen met 2 dB. Hieruit maakt eiseres op dat de in de rapportage genoemde maximale geluidniveaus ter plaatse van woningen 1 dB te laag zijn ingeschat. Aangezien de berekende waarden exact overeenkomen met de grenswaarden uit de beschikking, betekent dit volgens eiseres dat de vergunde waarden worden overschreden.
30. Verweerder wijst erop dat bij de bepaling van LAmax een meteocorrectieterm moet worden toegepast en verwijst daarvoor naar de Handleiding. In het rapport van Peutz is in paragraaf 5.3.2. uitgelegd dat een marge van 2 dB is toegepast vanwege wisselingen in de overdracht van het geluid door meteorologische variaties.
31. In de Handleiding is opgenomen dat de beoordeling van geluiden die kortstondig optreden, veelal plaatsvindt aan de hand van LAmax. Het maximale A-gewogen geluidsniveau LAmax is gebaseerd op de hoogste aflezing in de meterstand `fast'. Op deze afgelezen waarde wordt de meteocorrectieterm toegepast. Dit houdt in dat bij metingen en/of berekeningen variaties in de geluidoverdracht als gevolg van wisselende weersomstandigheden kunnen worden verdisconteerd door toepassing van een meteocorrectieterm, waarbij op de berekende geluidsbelasting een aftrek wordt toegepast. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat Peutz in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van onjuiste meteocondities of een onjuiste correctie. De notitie van DPA geeft geen onderbouwing voor de door eiseres genoemde 3 dB(A) en de gemachtigde van eiseres heeft dit ter zitting ook niet kunnen toelichten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
32.Eiseres voert aan dat in de geluidrapportage van Peutz niet wordt uitgesloten dat ook bij viertakt crossmotoren sprake kan zijn van een geluidbijdrage met een tonaal karakter. Als er sprake is van tonaliteit dan wordt de vergunde geluidsruimte overschreden
33. Verweerder stelt zich op het standpunt dat tonaal geluid conform de Handleiding niet wordt meegenomen bij de zonetoets. Voor de geluidruimte en toetsing daarvan maakt het dus niet uit of sprake is van tonaal geluid. Voor de vergunningsvoorschriften zou het wel van belang kunnen zijn maar verweerder gaat ervan uit dat er, gelet op het voorschrift dat alleen met viertakt motoren mag worden gecrosst, geen sprake zal zijn van tonaal geluid. Mocht dat bij controle toch het geval blijken te zijn dan moet er op het gemeten niveau een starttoeslag van 5 dB(A) worden opgeteld. Als sprake is van overschrijding, kan handhavend worden opgetreden.
34. Volgens de Handleiding geldt voor geluid met een tonaal of impulsachtig karakter een toeslag van 5 dB(A). De toeslag geldt echter niet bij toetsing aan de geluidszone en bij hogere waardeprocedures. Als volgens de zone nog geluidsruimte “over” is, hoeft dus geen rekening te worden gehouden met een toeslag. Dit laat onverlet dat verweerder in de vergunningvoorschriften rekening kan houden met aanwezigheid van tonale geluiden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiertoe geen aanleiding hoeven zien, nu volgens de revisievergunning alleen met viertakt motoren mag worden gecrosst. De enkele stelling van eiseres dat kennelijk niet uitgesloten kan worden dat er toch sprake zal zijn van tonaal geluid, is onvoldoende om het besluit op dit punt onzorgvuldig te achten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Grondslag aanvraag wordt verlaten
35. Eiseres merkt op dat in voorschrift 4.3.7 vermeld staat dat MCU middels een logboek of een registratiesysteem de crossuren en overschrijdingen moet bijhouden voor individuele motoren van 94 dB(A) gemeten volgens de dynamische meetmethode (vol gas op 7,5 meter afstand in de meterstand slow). De rijder wordt echter pas bij een niveau van 95 dB(A) gewaarschuwd. Vervolgens wordt gesproken over meetonnauwkeurigheid en wordt deze gebruikt om de grenswaarden op te rekken tot 96 dB(A). Het eigen systeem ter beperking van de geluidhinder gaat dus uit van andere en ruimere grenswaarden dan die waarop de aanvraag, vergunning en de geluidvoorschriften zijn gebaseerd. Hieruit concludeert eiseres dat met de voorgeschreven handelswijze niet aan de vergunde waarden kan worden voldaan en dat de grondslag van de aanvraag dus is verlaten.
36. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het akoestisch onderzoek uitgaat van de geluidnorm die is vastgesteld op 94 dB(A), gemeten op 7,5 m van een (volgas) passerende crossmotor. Het in het akoestisch onderzoek gehanteerde gemiddelde bronvermogen per crossmotor van 115 dB(A) is tot stand gekomen op basis van meettechnisch onderzoek. Op het motorcrossterrein wordt op twee posities gecontroleerd of er aan de 94 dB(A)-norm wordt voldaan: op een vast meetpunt ter hoogte van het kantinegebouw op ca. 7,5 m uit de rijlijn van de motoren (alwaar volgas wordt geaccelereerd) en op een door degene die gaat meten te kiezen meetpositie op 7,5 m uit de rijlijn. Dit betekent volgens verweerder dat er ruim voldoende zekerheid is dat het gemiddelde bronvermogen niet hoger is dan 115 dB(A).
37. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de grondslag van de aanvraag verlaten zou zijn. Er zijn geen significante verschillen tussen de aangevraagde en toegestane activiteiten. De rechtbank heeft ook geen aanwijzing dat verweerder de grenswaarden zou oprekken of dat getwijfeld moet worden aan de controle op de geluidnorm van 94 dB(A). Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
38. Eiseres voert aan dat de revisievergunning leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zodat een m.e.r.-procedure noodzakelijk was.
39. Volgens verweerder is alleen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Op 21 februari 2014 heeft Peutz daarvoor een aanmeldnotitie ingediend. Verweerder is van mening dat hij in het m.e.r.-beoordelingsbesluit van 18 maart 2014 gemotiveerd heeft aangegeven waarom de voorgenomen activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu en een m.e.r.-procedure dus niet nodig is.
40. De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om een activiteit waarvan verweerder moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Verweerder heeft in het besluit van 18 maart 2014 de kenmerken van de voorgenomen activiteit, de plaats van de activiteit en de kenmerken van het potentiele effect van de activiteit beoordeeld. Eiseres heeft niet toegelicht waarom dit besluit volgens haar niet juist is, anders dan door te wijzen op een forse toename van geluid. In de aanmeldingsnotitie is ingegaan op het geluid van de activiteit en verweerder heeft dit in zijn besluit beoordeeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunt om aan te nemen dat verweerder (de toename van) geluid niet of onvoldoende heeft betrokken bij zijn beslissing dat geen m.e.r. hoeft te worden opgesteld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
41. De rechtbank komt tot de conclusie dat de beroepsgronden tegen de revisievergunning niet slagen. Het beroep is daarom ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beoordeling wijzigingsvergunning (UTR 19/1394)
42. Verweerder heeft in de wijzigingsvergunning twee voorschriften van de revisievergunning ingetrokken. De beroepsgronden tegen het intrekken van voorschrift 4.3.9. (junioren mogen alleen op de juniorenbaan crossen) en van voorschrift 4.3.10 (binnen de inrichting mag alleen met viertakt motoren worden gecrosst) zal de rechtbank hieronder beoordelen.
43. Eiseres voert aan dat het haar verbaast dat er volgens verweerder blijkbaar feiten en omstandigheden zijn die maken dat het verbod om te rijden met tweetakt motoren volledig wordt losgelaten. Wat deze feiten en omstandigheden zijn en waarom deze afwijken van de aanvraag uit 2014 en de revisievergunning is onvoldoende duidelijk. Eiseres had erop mogen vertrouwen dat dit voorschrift gehandhaafd zou blijven, vooral ook omdat verweerders reactie op haar zienswijze tegen de revisievergunning was dat er alleen met viertakt motoren zou worden gecrosst.
44. Verweerder heeft tijdens de zitting verklaard dat na het verlenen van de revisievergunning bleek dat MCU er vanuit ging dat de jeugd, die op tweetakt motoren crosst, gewoon kon blijven crossen. De nieuwe aanvraag zag erop het rijden op tweetakt motoren in de lichte klasse in overeenstemming met de feitelijke situatie te brengen. Eiseres heeft gelijk als ze zegt dat dat geen schoonheidsprijs verdient maar er is geen sprake van schending van vertrouwen volgens verweerder. Bij de revisievergunning is hij immers uitgegaan van de aanvraag en daarin stond het crossen op tweetakt motoren niet vermeld.
45. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een toezegging waaraan eiseres het vertrouwens kon ontlenen dat er niet (meer) met tweetakt crossmotoren zou worden gecrosst. Verweerders reactie op de zienswijze in de revisieprocedure is begrijpelijk aangezien verweerder zich baseerde op de aanvraag. Voor de nieuwe aanvraag voor een wijzigingsvergunning geldt dat verweerder hier een besluit op moet nemen. Als de aanvraag past binnen het geldende regime, is er voor verweerder geen reden om een vergunning te weigeren. De beroepsgrond slaagt niet.
46. Eiseres voert aan dat het verrichten van metingen ter plaatse van ontvangerpunten (nabij woningen) de enige objectieve methode is om een uitspraak te kunnen doen over het tonale karakter van geluid. Ter plaatse zijn twee onderzoeken verricht door de omgevingsdienst. Deze metingen zijn volgens eiseres onbruikbaar voor de beoordeling of tweetakt rijden tonaal is of niet en zij verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de notitie van DPA van 16 november 2018. De stelling van verweerder dat naarmate er meer (twee)takt motoren in de baan zijn, er meer maskering optreedt van het geluid en het daarom niet relevant is dat tijdens de metingen niet volledig werd gereden met tweetakt kan eiseres niet volgen. Bovendien staat deze argumentatie haaks op onderzoeken en rechtspraak uit het verleden waarbij gesteld werd dat het aandeel tweetakt motoren zeker niet meer dan 50% mocht bedragen, wil er geen sprake zijn van tonaal geluid.
47. Verweerder concludeert dat, ook als er volledig met tweetakt motoren wordt gereden, geen sprake is van tonaliteit en dat om die reden geen straffactor van toepassing is. Verweerder baseert zich hiervoor op het rapport van Peutz van 11 april 2018. Daarnaast heeft de RUD op 17 augustus 2018 en 8 september 2018 metingen uitgevoerd, waaruit blijkt dat bij trainingen en wedstrijden geen tonale geluiden te herleiden zijn die afkomstig zijn van de crossmotoren. Peutz en de RUD hebben gebruik gemaakt van de kritische bandbreedtemethode die beschreven staat in ISO 1996-2 Annex C. Deze methode kan worden beschouwd als een representatieve methode waarmee tonaliteit objectief kan worden vastgesteld. Verweerder ziet daarom geen reden om een toeslag van 5 dB(A) toe te passen.
48. De rechtbank constateert dat verweerder voor het vaststellen en beoordelen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau de Handleiding heeft toegepast. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres te volgen in haar stelling dat de in de Handleiding opgenomen methode niet toereikend is. Bekend is dat het waarnemen van tonaal geluid een zekere subjectieve component heeft, maar de methode uit de Handleiding om de aanwezigheid van tonaal geluid vast te stellen is wel algemeen geaccepteerd. Hetzelfde geldt voor de zogenoemde “kritische bandbreedtemethode" als beschreven in ISO 1996-2, Annex C. Uit de Handleiding volgt dat in het geval van geluid met een tonaal karakter op het gemeten of berekende langtijdgemiddelde deelgeluidsniveau vanwege de inrichting een toeslag van 5 dB in rekening moet worden gebracht. Als criterium geldt dat het tonale karakter van het geluid duidelijk hoorbaar is op het beoordelingspunt. Aanvullend op het rapport van Peutz heeft verweerder twee metingen laten uitvoeren door geluidsdeskundige [G] van de RUD. Op de zitting heeft deze geluidsdeskundige bevestigd dat hij tijdens de geluidmetingen geen tonaal geluid vanwege het crossterrein op het beoordelingspunt heeft kunnen vaststellen. Vervolgens heeft hij een spectrum analyse van de metingen uitgevoerd waarbij hij als ‘worst case scenario’, alle samples waarin tonaal geluid is waar te nemen, achter elkaar heeft geplakt. Ook in dat scenario is er geen tonaliteit van de crossmotoren te herleiden. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerders conclusie dat geen sprake is van tonaal geluid, onjuist is. Zoals hiervoor vermeld, volgt uit de Handleiding dat als criterium geldt dat het geluid duidelijk hoorbaar moet zijn op het desbetreffende beoordelingspunt. Het is niet onredelijk dat verweerder is afgegaan op het oordeel van de geluidsdeskundige van de RUD, zoals neergelegd in de rapporten van de twee metingen. Gelet op deze metingen en het rapport van Peutz van 11 april 2018 vindt de rechtbank het ook niet aannemelijk dat het geluid van de crossmotoren duidelijk als tonaal hoorbaar is ter plaatse van het beoordelingspunt. De beroepsgrond slaagt niet.
49. Eiseres voert aan dat de gewenste wijzigingen/veranderingen ten onrechte middels een zogenoemde milieuneutrale wijzigingzijn vergund. Onweersproken is immers dat de wijziging leidt tot een toename van 0,1 dB(A). In tegenstelling tot verweerder is eiseres van mening dat deze toename, hoewel beperkt, wel degelijk leidt tot grotere gevolgen voor het milieu. Volgens eiseres is er wel degelijk sprake van een andere inrichting omdat in de inrichting het gebruik van ander type motoren wordt toegestaan. Doordat nu crossen door de jeugd wordt toegestaan op de seniorenbaan is tenslotte sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen waarvoor een m.e.r.-plicht geldt.
50. Verweerder stelt dat in de aanvraag, de revisievergunning en de beslissing op de bezwaren van eiseres voldoende is onderbouwd dat het intrekken van de twee voorschriften geen effect heeft op de milieuaspecten bodem, luchtkwaliteit, energie, afvalstoffen, geur, gebruik van water, ontstaan van afvalwater en externe veiligheid. De toename van 0,1 dB(A) vanwege het verplaatsen van de crossactiviteiten van de junioren naar de baan van de senioren is te verwaarlozen qua effect en de norm vanuit de geluidzone wordt daardoor ook niet overschreden. Verweerder is verder van mening dat het deels wijzigen van het type motor niet betekent dat er een wijziging naar een andere inrichting heeft plaatsgevonden.
De wijzigingsvergunning leidt volgens verweerder dan ook niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de revisievergunning van 22 maart 2017 is toegestaan.