Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
- medeverdachte [medeverdachte 2] beschouwt [verdachte] als zijn pleegzoon;
- samen zijn in juni 2018 – twee maanden voor de overval – in een bestelbus met gestolen kentekenplaten aangehouden die in verband wordt gebracht met een bedrijf waartegen meerdere aangiftes van oplichting van geleverde en niet betaalde partijen mobiele telefoons zijn gedaan;
- stempels van dit bedrijf waren in het bezit van medeverdachte [medeverdachte 2] en zijn door [medeverdachte 2] na de aanhouding van verdachte bij een ander ondergebracht;
- op de plaats delict zijn tiewraps met DNA-sporen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gevonden;
- het DNA-spoor van verdachte is aangetroffen op een stukje latex tussen tiewraps waarmee de handen van aangever door de overvallers waren vastgebonden;
- uit de historische gegevens van de telefoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat zij de avond van de overval telefonisch contact met elkaar hadden, vervolgens stralen zij met hun mobiele telefoons dezelfde mast aan, waarna de mobiele telefoon van [verdachte] is uitgeschakeld en de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] zich in de richting van Veenendaal bewoog. Het toestel van [medeverdachte 2] heeft vervolgens vanaf 22.10 uur gedurende 3 uur en 50 minuten een mast in Veenendaal aangestraald. Om 02.36 uur is het toestel van [verdachte] weer actief en straalt het een mast in Zutphen aan. Om 03.53 uur en 03.54 uur stralen de nummers van [medeverdachte 2] dezelfde masten in Zutphen aan;
- de aangever verklaart dat hij door een van de overvallers werd bedreigd met een revolver. Een revolver is samen met tiewraps en de hiervoor genoemde stempels aangetroffen bij de persoon waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] die goederen had ondergebracht;
- de door aangever opgegeven signalementen sluiten verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] als direct betrokkenen bij de overval niet uit;
- in een telefoongesprek tussen verdachte en zijn vriendin [E] wordt door [E] gezegd dat verdachte door medeverdachte [medeverdachte 2] vastzit en dat zij het ‘besmette’ geld niet wil aanraken, waarop verdachte boos reageert en in het gesprek opmerkt dat hij zijn rug niet gaat breken voor gewoon werk;
- verdachte heeft zich tegenover de politie en de rechter-commissaris aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Niet eerder dan drie maanden later – nadat hij het dossier heeft kunnen bestuderen – heeft hij een alternatief scenario naar voren gebracht.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BESLAG
10.BENADEELDE PARTIJ
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
12.BESLISSING
gevangenisstraf van 36 maanden;
- hagelgeweer Browning L25;
- doos met munitie (6 scherpe hagelpatronen);
- verklaart benadeelde partij [benadeelde] GmbH
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2019.