4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangever [aangever] heeft op 25 augustus 2018 het volgende verklaard:
Het bedrijf waarvoor ik werk is genaamd [benadeelde] GmbH. Wij hebben als klant het bedrijf [bedrijf 1] te Zutphen. De directeur van dit bedrijf is [verdachte] . Sinds november 2017 doen wij zaken met het bedrijf [bedrijf 1] en hebben wij altijd contact met een man die zichzelf [verdachte] noemde. Dit was de negende levering. Wij hadden altijd via de mail en telefoon contact met [verdachte] . Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] en het is nooit een ander nummer geweest. [verdachte] kreeg van ons iPhones en wij kregen daar Samsung telefoons voor terug. Op 23 augustus (de rechtbank begrijpt: 23 augustus 2018) hadden wij een deal en heb ik een chauffeur geregeld. Hij wilde het zo snel mogelijk geregeld hebben en zodoende werd het ’s nachts geleverd door een transportbedrijf genaamd [getuige 1] . [verdachte] had aangegeven dat hij zelf zou wachten totdat de chauffeur er zou zijn. De chauffeur reed naar de winkel van [verdachte] in Zutphen, maar [verdachte] had het adres gewijzigd. Hij wijzigde het adres in [adres] [woonplaats] . Ik had dus de chauffeur eerst naar Zutphen gestuurd en daarna naar Veenendaal. Nadat ik de chauffeur en [verdachte] gesproken had, begon [verdachte] mij te pushen en te vragen waar de chauffeur bleef. Toen ik [verdachte] aan de telefoon had, herkende ik de stem als de man die ik altijd [verdachte] noem.Om 00:40 uur hadden wij het laatste contact op WhatsApp met [verdachte] . Om 1:58 uur ’s nachts belde [getuige 1] mij om te vertellen wat er gebeurd was. Ik heb [verdachte] om 02:01 uur gebeld maar hij nam zijn telefoon niet op. Ik heb hem ook nog drie keer via WhatsApp gebeld en berichten gestuurd. Ik zag dat hij ze gelezen heeft om 2:28 uur en daarna heeft hij zijn telefoon uitgeschakeld. Hij antwoordde pas op 24 augustus om 14:40 uur. De prijs van de geleverde telefoons, welke nu dus gestolen zijn, was in totaal €245.450.
Verdachte heeft bij de politie op 1 september 2018 het volgende verklaard:
V: Hoe heet jouw winkel?
A: [bedrijf 1] .
O: Bij je aanhouding troffen wij een Samsung Note Ocean aan.
V: Is dit jouw telefoon?
A: Ja. Ik heb deze pas een paar dagen, ik denk 2 à 3 dagen.
V: Wat was je vorige telefoonnummer?
A: [telefoonnummer] .
V: Hoe lang heb je dit telefoonnummer gehad?
A: Anderhalf jaar ofzo. Misschien twee jaar.
Het proces-verbaal van bevindingen over het Skype- en WhatsAppcontact tussen [bedrijf 1] / [verdachte] en [aangever] :
Skype 23-08-2019 tussen [bedrijf 1] en [aangever] :
15:09: [bedrijf 1] : I will have the s9 in my warehouse.
[bedrijf 1]
[adres]
[woonplaats]
The Netherlands.
18:19: [bedrijf 1] : you deliver today or tomorrow?
18:30: [aangever] : today. Driver is on the way. #around 11pm will be there.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 30 november 2018 verklaard:
O: Wij hebben onderzoek gedaan bij [bedrijf 2] in Deventer. Uit dat onderzoek blijkt dat jij op 14 augustus 2018 daar een bureaustoel, een bureau en een ladeblok hebt gekocht.Personeel van [bedrijf 2] heeft verklaard dat één van de twee mannen die op 14 augustus 2018 meubels heeft gekocht een paar dagen opnieuw een bureau, een ladekastje en een bureaustoel heeft gekocht.
A: Dat was de 23ste, dat was voor Veenendaal.Ik ben van Brummen naar Deventer geweest bij [bedrijf 2] . Ik ben naar Zutphen gereden en toen via Arnhem naar Velperbroek en vervolgens naar Veenendaal.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 10 oktober 2018 verklaard:
V: Wat is de laatste keer dat jij in de provincie Utrecht geweest bent?
A: Dat was in Veenendaal. Ik heb daar spulletjes bezorgd. Dat was een bureautafel, een bureaustoel, een bureaukastje met laadjes en een pallet. Er lagen dozen, formaat verhuisdozen. Er lagen er een stuk of tien.Deze dozen waren per stuk verpakt in zwarte folie. Ik heb die tien dozen op verzoek opgestapeld op de pallet die ik mee had gebracht. Ik heb zelfs de meubels, de tafel enzo moeten kopen. lk heb toen ook nog een busje moeten huren. Het was een klein pand, een deur en een roldeur. Het was op een industrieterrein.
C: Dus jouw vingerafdrukken staan op de folie van diverse pakketten in de ruimte waar de bezorger werd overvallen en op de ladekast. Hoe zit dat?
A: Ik heb ze daar geplaatst inderdaad, zoals ik al heb gezegd.
[verdachte] is het broertje van mijn vriendin.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 24 augustus 2018 werd door de forensische medewerkster [forensisch medewerkster] en in aanwezigheid van mij, verbalisant [verbalisant] , een onderzoek ingesteld op de PD, een loods in het pand [adres] te [woonplaats] . De loods was gevestigd in het gecombineerde pand [adres] en [adres] te [woonplaats] .We troffen een pallet aan met verpakte dozen.Bij openen van deze dozen bleken deze gevuld te zijn met een laag zand.
WhatsApp 23-08-2018 tussen verdachte en [aangever] :
21:45: [verdachte] : hi how far is the driver? and to be sure he comes to the warehouse adres that I write in skype right ?
[adres]
[postcode] Veenendaal
The netherlands.
23:43: [verdachte] : can you check how long the driver need
hes not here yet.
WhatsApp 24-08-2018 tussen verdachte en transporteur [getuige 1] :
00:46: [verdachte] : its number 18/11 not 11
But number 11 is near us its a yellow door you will see the lights also.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 november 2019 het volgende verklaard:
De transacties met [aangever] kwamen tot stand via Skype. Als de chauffeur een levering mee terug nam, telde hij deze. Ik heb de WhatsApp-berichten met betrekking tot de levering van 23 augustus 2018 gestuurd naar [aangever] . Ik heb de inhoud van zijn WhatsApp-berichten die nacht gelezen. Toen ik op 23 augustus 2018 wegging uit mijn winkel, wist ik dat de telefoons ergens anders geleverd zouden worden. Ik verliet ongeveer om 19:00 uur of 19.30 uur mijn winkel.[getuige 1] en [aangever] belden mij allebei rond middernacht.
Aangever [slachtoffer] heeft op 24 augustus 2018 het volgende verklaard:
Ik werk bij [getuige 1] . Op 23 augustus 2018 omstreeks 16:00 en 16:30 uur kreeg ik van mijn chef [A] telefonisch een opdracht door. Mijn opdracht was om naar Mannheim te rijden en ik moest daar vier dozen inladen. Op het formulier staat dat er 300 telefoons in de vier dozen zaten.Er zit ook een factuur bij, zie foto nummer 4 (factuur 300 iPhones). U laat mij twee foto’s zien van bijlage 5 en 5a (factuur Samsung Galaxy s9). Het was de bedoeling dat ik de goederen die op die factuur stonden weer mee terug zou nemen. Omstreeks 00:00 uur kwam ik aan op het afleveradres te [woonplaats] , [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres] . Niemand deed open. Op 24 augustus 2018 omstreeks 00:38 uur kreeg ik het bericht van [A] met het nieuwe adres waarop ik de goederen moest afleveren: de [adres] te [woonplaats] . Rond 01:30 uur kwam ik de [adres] te [woonplaats] oprijden. Ik zag dat er een man naar mij toe kwam lopen. Ik zal die man omschrijven als man 1. Ik heb 1 doos eruit getild en binnen in de garage neergezet. Ik heb samen met man 1 de rest van de dozen uitgeladen. Ik heb aan man 1 gevraagd of de zwarte dozen voor mij waren om weer mee terug te nemen. Ik zag dat er ongeveer 6 à 8 dozen stonden opgestapeld. Ik kreeg van man 1 geen antwoord, want ik zag dat hij het rolluik aan het dichtdoen was. Ik zag vervolgens twee mannen staan, waarvan 1 man een revolver in zijn handen vasthield en ik zag dat de andere man mijn kant opliep. Ik zag dat man 2 met een gestrekt arm de revolver op mij gericht hield. Ik voelde dat zij mij naar de grond brachten. Ik lag vervolgens op mijn buik op de grond. Ik voelde dat iemand mijn mond knevelde. Ze stopten een stukje stof in mijn mond. Ik voelde dat zij mijn handen op mijn rug hadden vastgebonden. Het leek een soort band met een riem. Ik hoorde het geruis van het openmaken van de dozen. Ik voelde dat ik naar dezelfde ruimte werd gebracht als waar de mannen 2 en 3 uit zijn gekomen. Ik zag dat het donker was. Ik hoorde dat de deur van mijn ruimte dicht werd gedaan. Ik hoorde op een gegeven moment niets meer. Ik heb [A] gebeld. [A] heeft vervolgens voor mij melding bij de politie gedaan. Ik denk dat ik [A] ongeveer 01:57 uur aan de telefoon had.
De factuur van [benadeelde] GmbH houdt in:
Commercial invoice [benadeelde]
Date 23.08.2018
Firma
[bedrijf 1]
[adres]
[woonplaats]
Niederlande
Delivery by truck
Order confirmation 2018-43267
Description: Apple iPhone X 64 GB Space Gray
Delivery date: 23.08.2018
QTY ME: 180 Pcs
Unit price: 817,00
Total: 147.060,00
Description: Apple iPhone X 64 GB Silver
Delivery date: 23.08.2018
QTY ME: 120 Pcs
Unit price: 817,00
Total: 98.040,00
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie op 24 augustus 2018 het volgende verklaard:
Ik werd gebeld door [B] met de vraag of ik een partij kon brengen naar Nederland. Het bedrijf waar geleverd moest worden was [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] . Ik ben er zelf ongeveer 5 keer geweest in Zutphen.
Wie heeft u die keren dat u vracht bezorgde ontmoet in Zutphen?
In ieder geval [verdachte] .
Om wat voor vracht ging het de keren dat u er bent geweest?
Er waren allemaal verschillende merken telefoons, Samsung, Huawai en Note telefoons, dat was altijd verschillend. Het waren altijd maximaal 350 of minder stuks. Ik heb tweemaal vracht mee terug genomen. Er moest deze keer ook een vracht mee terug. Gisteren (de rechtbank begrijpt: 23 augustus 2018) kreeg ik de opdracht van de vracht. De opdracht heb ik aan mijn chauffeur [C] gegeven. Om 22:04 uur ben ik gebeld door [B] en hij vroeg mij waar de vracht bleef. Ik heb hem gezegd dat [C] rond twaalf uur in de nacht zou aankomen bij hem. Toen [C] aankwam in Zutphen was er niemand bij het pand. Ik ben zelf [verdachte] gaan bellen want ik vond het vreemd dat er niemand was bij het pand. Ik heb [verdachte] twee keer gebeld om 00:06 en 00:19 uur. [verdachte] heeft mij twee keer teruggebeld om 00:11 uur en 00:15 uur. Ik heb [verdachte] gesproken. [verdachte] zei mij dat we voor het oude adres stonden en dat we naar een ander adres moesten.[verdachte] belde mij met nummer [telefoonnummer] . [verdachte] stuurde mij om 00:21 uur het adres [adres] [woonplaats] . Ik heb een gesproken bericht via WhatsApp teruggestuurd naar hem in verband met de postcode die ik wilde hebben. Ik kreeg twee minuten later de postcode [postcode] terug. Dat kwam van de WhatsApp van [verdachte] terug. Ik heb [B] gebeld om 00:38 uur. Ik kreeg toen via [B] ook een adres door en dat was ook de [adres] Veenendaal. Dat adres had [B] via de mail gekregen van [verdachte] . Ik gaf dit door aan [C] . [verdachte] had mij verteld dat hij daar zelf niet zou zijn, er zou licht branden in de loods.
Getuige [getuige 2] heeft op 28 augustus 2018 bij de politie het volgende verklaard:
A: [verdachte] is echt een goede vriend van mij. Ik weet dat hij financiële problemen had en dat er dit weekend iets te gebeuren stond en dat dat ook is gebeurd. Ik wist niet dat er een overval zou gebeuren. Ik wist wel dat [verdachte] financiële problemen had en dat hij geld moest maken. Ik dacht dat hij goederen zou laten leveren, die hij vervolgens niet zou gaan betalen. Hij zei dat hij een klapper ging maken. Ik heb afgelopen donderdag (de rechtbank begrijpt: 23 augustus 2018) dat begrepen van hem. [verdachte] zei dat hij dan rekeningen zou kunnen betalen.Ik dacht dat er een bestelling ontvreemd zou worden.
V: Wat zou er buit zijn gemaakt? Wat voor telefoons zouden dat zijn?
A: Aantallen weet ik niet. Soort telefoons weet ik ook niet. Ik denk het wel te weten. Volgens mij Samsungs. Dat komt omdat mijn vriendin het RCM (de rechtbank begrijpt: CMR) voor hem heeft geschreven. Dat is de vrachtbrief die bij de levering hoort. Dat is het formulier dat van de afzender via de vervoerder naar de ontvanger gaat. Ik heb deze RCM gezien. Mijn vriendin heeft het ingevuld op zijn verzoek, omdat zij een net handschrift heeft. Dit is in de winkel van [verdachte] geweest.
Het proces-verbaal van bevindingen over het Skype- en WhatsAppcontact tussen [verdachte] en [aangever] :
Skype 23-08-2018 tussen [bedrijf 1] en [aangever] :
18:18: [aangever] : please prepare the Invoice and CMR for the driver
18:19: [bedrijf 1] : cmr i will do sure.
WhatsApp 23-08-2018 tussen verdachte en [aangever] :
18:30: [aangever] : Pls prepare the goods & CMR.
Een tapgesprek tussen [getuige 2] en [D] op 3 december 2018:
[getuige 2] : Ze vroegen wie de vrienden van [verdachte] waren. Ik zeg ik ging eigenlijk elke dag wel met hem om, enzo. En we hebben het weleens besproken. Wat als we de boel laten ploffen, toch. Als we de boel ontvreemden of als we het houden. Of hij gaat failliet. Over dat soort dingen.Ik zei ook hij wist dat hij gepakt zou worden. Hij wist dat hij daarvoor vast zou komen te zitten.
[D] : Ja, maar als hij dat wilt voor dat bedrag.
[getuige 2] : En ik heb gezegd luister dan. Ik ga dat nooit doen. Ik hoef niet zoveel geld en dan vast te zitten. Al geef je mij een miljoen. En hij zei: ikke wel.
Op 31 augustus 2018 werd het bedrijf [bedrijf 1] doorzocht:
Er lagen in/op de balie wat kleine goederen, zoals schroevendraaiertjes, kantoormiddelen, een desktop en een printer. Verder betrof het goederen van nul tot generlei waarde. Rechts achter de balie was een ingang naar een kamer. In deze kamer werd geen voorraad aan telefoons en nagenoeg geen reparatiemiddelen aangetroffen. Dat wat er stond leek oud en reeds gebruikt.
Het proces-verbaal van bevindingen van de administratie van verdachte:
Tijdens de doorzoeking trof ik onder de balie in de winkel een map aan met daarin administratie. Het betrof facturen over het jaar 2017. Tijdens de doorzoeking werd geen administratie aangetroffen betreffende het jaar 2018.
De financiële rapportage:
Dit betreft de zakelijke rekening van de onderneming [bedrijf 1] . Wat opvalt is dat over de gehele periode vanaf mei 2017 tot en met augustus 2018 een groot gedeelte van de transacties, te weten 97% in euro’s, plaatsvindt tussen november 2017 en maart 2018. Waarbij de uitschieter zit in november 2017 waar circa 68% van alle transacties over de opgevraagde periode plaatsvinden.
Bij de politie heeft verdachte op 1 september 2018 het volgende verklaard:
V: Wat staat er op je privérekening?
A: 100 euro ofzo.
V: En op de zakelijke rekening?
A: 150 euro.
Het proces-verbaal van bevindingen van de telefoon van [verdachte] :
Tijdens de doorzoeking van de telefoonwinkel [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] is een mobiele telefoon van het merk Samsung in beslag genomen. De eigenaar van deze telefoon betreft de verdachte [verdachte] .
Op 29 augustus 2018 vindt er een Instagramgesprek plaats tussen [verdachte] en contact [E] boekhouder:
From [verdachte] : 29-8-2018 17:48:40: [E] ik kan de achterstand betalen.
From [verdachte] : 29-8-2018 17:52:17: Zou dat graag vandaag of morgen met je regelen als dat mogelijk is.
From [verdachte] : 29-8-2018 19:00:43: Wil dit zsm geregeld hebben met je vond niet fijn dat het zo lang heeft moeten duren.
Op 31 augustus 2018 werd verdachte aangehouden:
Bij onderzoek aan de kleding van verdachte werden biljetten aangetroffen met een gezamenlijk bedrag van 2350 euro.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat er op 23 augustus 2018 via Skype een deal tot stand is gekomen tussen verdachtes bedrijf [bedrijf 1] en [benadeelde] GmbH om 300 iPhones X tegen Samsung-telefoons te ruilen. Op voorstel van [bedrijf 1] zou de ruil die avond – anders dan tot dan toe gebruikelijk – niet plaatsvinden in de winkel van [bedrijf 1] te Zutphen, maar in een loods in Veenendaal. Die loods werd die dag door de vriend van verdachtes zus geprepareerd. Verdachte onderhield over de levering contacten met de verkoper en de transporteur. De chauffeur reed abusievelijk eerst naar de winkel [bedrijf 1] in Zutphen, waar hij al eerder telefoons had geleverd. Toen de chauffeur bij de winkel aankwam en er niemand aanwezig bleek te zijn, heeft de baas van de chauffeur, getuige [getuige 1] , verdachte opgebeld. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte toen heeft gezegd dat de chauffeur voor het oude adres stond. Vervolgens heeft verdachte via WhatsApp het adres van de loods in Veenendaal naar [getuige 1] gestuurd. Rond middernacht vonden verschillende telefonische contacten plaats tussen verdachte en de verkoper/transporteur. De chauffeur arriveerde uiteindelijk rond 01:30 uur bij de die dag geprepareerde loods in Veenendaal. Nadat hij de dozen met te leveren iPhones uit zijn auto in de loods had geplaatst, werd hij door medeverdachten overvallen en zijn de 300 iPhones X weggenomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de teksten van de WhatsAppberichten aan de verkoper en transporteur wel heeft verstuurd, maar niet zelf heeft geschreven. Hij zou deze berichten hebben gekopieerd en geplakt uit communicatie die hij parallel hieraan via de app ‘Wickr’ voerde met degene die feitelijk – als opdrachtgever – achter de deal zou zitten. Dit geldt volgens verdachte ook voor het WhatsAppbericht met het adres van de loods in Veenendaal dat verdachte heeft verstuurd naar verkoper [aangever] en transporteur [getuige 1] .
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte al geruime tijd voor het versturen van dat WhatsAppbericht wist dat de telefoons ergens anders geleverd zouden worden. Ook heeft hij over de levering en locatie op de avond van de diefstal zelf telefonische gesprekken met de verkoper en transporteur gevoerd. De verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van het plan van zijn medeverdachten om de iPhones te ontvreemden, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Getuige [getuige 2] , een goede vriend van verdachte, heeft verklaard dat hij wist dat verdachte financiële problemen had en dat hij op 23 augustus 2018 – de dag waarop de iPhones aanvankelijk zouden worden geleverd – van verdachte vernam dat hij een ‘klapper’ zou gaan maken, zodat hij daarna rekeningen kon betalen. In een tapgesprek tussen deze [getuige 2] en [D] zegt [getuige 2] dat hij het met verdachte heeft gehad over het ontvreemden van ‘de boel’ en dat verdachte tegen hem had gezegd dat als dat veel geld opleverde, hij het niet erg vond als hij daarvoor vast zou komen te zitten. De verklaring van [getuige 2] wordt ondersteund door de financiële rapportage van de zakelijke rekening van de winkel van verdachte, waaruit blijkt dat er na maart 2018 een zeer beperkt aantal transacties heeft plaatsgevonden. Bij de doorzoeking van die winkel is er ook geen voorraad aan telefoons, nagenoeg geen reparatiemiddelen én geen administratie aangetroffen van het jaar 2018. Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat er 100 euro op zijn privérekening staat en 150 euro op zijn zakelijke rekening. De verklaring van [getuige 2] wordt verder ondersteund door een gesprek tussen verdachte en zijn boekhouder op Instagram. Hieruit blijkt dat verdachte een aantal dagen na de overval contact heeft opgenomen met zijn boekhouder, omdat hij zijn achterstand wilde betalen. Daarbij heeft verdachte gezegd dat hij het niet fijn vond dat het zo lang heeft moeten duren. Kort daarna wordt verdachte aangehouden met €2350,- op zak.
Gelet op al het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn geweest dan dat verdachte opzet heeft gehad op het wegnemen van de iPhones.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, op grond van de wettige bewijsmiddelen niet overtuigend bewezen dat verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) had op het bij de diefstal toegepaste geweld. De rechtbank heeft daarbij gelet op de verklaring en het tapgesprek van [getuige 2] waaruit enerzijds volgt dat verdachte het voor de overval met hem heeft gehad over het maken van een ‘klapper’ en het ontvreemden van telefoons, maar dat verdachte na de overval tegen hem ook heeft gezegd ‘dat het goed fout was gegaan en dat hij naar het buitenland moest’. De rechtbank hecht daarbij ook waarde aan het feit dat meerdere personen in het onderzoek hebben verklaard over een persoon die wordt aangeduid als ‘ [bijnaam] ’, die verdachte bij het sluiten van de ruilovereenkomst zou hebben aangestuurd en dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt van rechtstreekse contacten tussen verdachte en de drie overvallers in de loods.
Het verweer dat geen sprake is van wegnemen in de zin van artikel 310 Wetboek van Strafrecht omdat de telefoons ten tijde van de overval uit de macht van [slachtoffer] waren, wordt verworpen. Het overvallen van de chauffeur en het vervolgens meenemen van de iPhones levert naar het oordeel van de rechtbank evident ‘wegnemen’ in de zin van artikel 310 Wetboek van Strafrecht op.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde diefstal het volgende af. Verdachte heeft sinds november 2017 meermalen met [aangever] gehandeld. Bij deze transacties was verdachte de contactpersoon voor verkoper [aangever] . De goederen werden in ieder geval vijf keer geleverd door transporteur [getuige 1] in de winkel van verdachte, waarbij verdachte zelf telkens aanwezig was. Verdachte heeft door middel van deze transacties, waarbij hij dus steeds persoonlijk betrokken was, een vertrouwensrelatie met [aangever] en [getuige 1] opgebouwd. Vervolgens heeft verdachte dit vertrouwen misbruikt door de chauffeur op 23 augustus 2018 met 300 iPhones naar een op die dag door de vriend van verdachtes zus geprepareerde loods in Veenendaal te sturen, alwaar de iPhones vervolgens werden gestolen door medeverdachten. Verdachte heeft hierbij een onmisbare rol gespeeld. Zonder verdachte – en de intensieve contacten die hij op de dag van de diefstal met de verkoper en transporteur onderhield – was de chauffeur immers niet naar de loods in Veenendaal gereden. Uit de WhatsAppberichten tussen [verdachte] en [aangever] blijkt daarnaast dat [aangever] rond 18:30 uur aan verdachte heeft gevraagd om de vrachtbrief (van de Samsungs) op te stellen. Getuige [getuige 2] , een goede vriend van verdachte, heeft verklaard dat zijn vriendin op verzoek van verdachte de vrachtbrief in verdachtes winkel heeft geschreven.
De gedragingen van verdachte en die van de medeverdachten, droegen gelet op de onderlinge taakverdeling, aldus het karakter van een gezamenlijke uitvoering.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.