ECLI:NL:RBMNE:2019:5739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
16/69642-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door zwemleraar met groot leeftijdsverschil

Op 4 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, een 51-jarige zwemleraar, heeft het slachtoffer, dat op dat moment 15 en 16 jaar oud was, gedurende een periode van bijna twee jaar bewogen tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een groot leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, wat de kwetsbaarheid van het slachtoffer vergrootte. De verdachte heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbaarheid en de vertrouwensband die hij met het slachtoffer had opgebouwd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en een ambulante behandelverplichting bij een forensische instelling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het seksuele misbruik van minderjarigen als een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook de impact van de daden op het slachtoffer in overweging genomen, waarbij het slachtoffer heeft aangegeven dat zij nog steeds psychische gevolgen ondervindt van het misbruik.

De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 3.316,55 gevorderd, welke door de rechtbank volledig is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak op tegenspraak heeft behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/69642-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1964] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt, en van hetgeen verdachte en mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , heeft de raadsvrouw mr. T.C. Cooman te Utrecht, de standpunten naar voren gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:
in de periode van 2 juli 2016 tot 2 juli 2017 te Utrecht en/of Zeist, zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt.
feit 1 subsidiair:
in de periode van 2 juli 2016 tot 2 juli 2017 te Utrecht en/of Zeist, zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het buiten echt ontuchtige handelingen plegen met een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
feit 2
in de periode van 2 juli 2017 tot 22 november 2017 te Utrecht en/of Zeist meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn pupil en/of met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
en/of
in de periode van 2 juli 2016 tot 21 november 2017 te Utrecht en/of Zeist, meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige opzettelijk heeft bewogen tot ontuchtige handelingen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 in de primair ten laste gelegde variant wettig en overtuigend te bewijzen en feit 2 in de beide (cumulatief) ten laste gelegde varianten. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ter terechtzitting voor het eerst heeft bekend dat de ten laste gelegde seksuele handelingen zijn gepleegd, waarbij verdachte heeft aangegeven dat deze seksuele handelingen zijn verricht ná 2 juli 2017, dus toen zij 16 jaar oud was geworden. De seksuele handelingen waarover verdachte heeft verklaard komen derhalve overeen met de handelingen omschreven door aangeefster met uitzondering van de aanvang van de periode waarop de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De officier van justitie ziet echter geen reden om de verklaring van aangeefster voor wat betreft de periode niet te volgen. De officier van justitie acht daarom het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij een goede band had met aangeefster, zij hem als vaderfiguur zag en zij in die periode geen goede thuissituatie had. De officier van justitie is van oordeel dat verdachte wist dat aangeefster een kwetsbaar meisje was. Gelet op haar situatie had hij haar juist in bescherming moeten nemen. Verdachte heeft echter misbruik gemaakt van de situatie en van zijn overwicht dat mede werd veroorzaakt door het grote leeftijdsverschil. Daarnaast had verdachte, als zwemleraar, de toevertrouwde zorg over haar. De officier van justitie acht daarmee beide ten laste gelegde varianten onder feit 2 bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat alleen aangeefster verklaart dat de seksuele handelingen al plaatsgevonden voordat zij 16 jaar oud was. Er bevindt zich geen steunbewijs in het dossier voor deze verklaring. De raadsvrouw verwijst naar een appgesprek van 5 november 2017 die de verklaring van verdachte ondersteunt dat in de ten laste gelegde periode van feit 1 geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van het onder 2 als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat de ontucht heeft plaatsgevonden in een periode waarin aangeefster aan verdachte was toevertrouwd in het kader van een opleiding. Ten aanzien van het onder 2 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk een minderjarige heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen. Het initiatief kwam van aangeefster en er was geen sprake van een gezagsrelatie tussen aangeefster en verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 [1]
Een proces-verbaal van aangifte op 14 december 2017
“V: namens wie doet u aangifte?
A: Mijn dochter, [slachtoffer] , geboren op [2001] te [geboorteplaats].” [2]
Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 23 januari 2018
“Toen was het september 2016 (…) Uiteindelijk is hij verliefd op mij geworden. Ik denk rond december(de rechtbank begrijpt: 2016), januari (de rechtbank begrijpt: 2017) zijn de eerste seksuele handelingen getroffen in het zwembad [zwembad] , in de kleine kleedcabine. (…) De laatste keer, was even denken oktober, november 2017, toen is het voor het laatst gebeurd. In die periode is het gestopt.” [3] (…)
“V: waar is het allemaal gebeurd de seksuele handelingen?
A: [adres] in [woonplaats] , bij flatgebouwen bij parkeerplaatsen. Bij de parkeerplaats bij mijn school, [school] te [woonplaats] , in de cabines van zwembad [zwembad] , bij mij thuis in mijn slaapkamer op de bank van de woonkamer, in de keuken, in de schuur, in zijn auto dan op die plekken die ik heb genoemd en verder niet volgens mij.
V: In welke periode is het geweest?
A: December 2016, januari 2017 tot oktober, november 2017.
V: Hoe vaak zijn er seksuele handelingen geweest in die periode?
A: Gigantisch veel.
V: Waren er specifieke momenten?
A: Wekelijks was het. Meestal op dinsdag (…) In de ochtend bracht hij mij naar school, dan gebeurde het.
V: Het eerste moment, wat kun je daar over vertellen?
A: Dat begon in de zwemcabines. We hebben getongzoend, hij heeft aan mijn kont gezeten, mijn borsten, mijn vagina. Hij heeft mijn vagina aangeraakt met broek aan, dus op de kleding. Dit was volgens mij december 2016.
V: Welke zwemcabines?
A: In zwembad [zwembad] , dat is zo’n cabine waar je je omkleed.” [4]
“V: Wanneer gaat het verder?
Februari, Maart (de rechtbank begrijpt: 2017). Toen was het mijn badpak uit trekken aan mijn blote borsten zitten, mijn badpak dus opzij schuiven, en dan vingeren, aan mijn kont zitten. Dit was ook in de kleedcabine van zwembad [zwembad] . Mijn badpak trok hij tot onder mijn borsten uit. Hij kneep aan mijn borsten, hij likte en zoog aan mijn borsten. (…) Hij ging met zijn vinger steeds dieper, en dat deed hij net zo lang totdat ik klaar kwam. Uiteindelijk gebeurden er thuis dingen.
Het begon eerst met (…) zoenen, we hebben heel lang gezoend, hij zat aan mijn borsten en zoende aan mijn borsten hij ging naar beneden met zijn mond naar het plekje, naar mijn vagina. Toen heeft hij gebeft. Ik lag toen boven op hem. Ik heb hem gepijpt. (…) Toen had hij mij gevingerd (…).
V: Wanneer was dit?
A: Dit was de laatste keer dat we iets met elkaar gedaan hadden of elkaar zagen, november 2017. Dit was bij mij thuis op mijn slaapkamer.” [5]
“V: In de auto waren er ook dingen gebeurd, wat voor handelingen gebeurden er in de auto?
A: Zoenen pijpen en vingeren. Ik woonde in [wijk] , hij wachtte mij op bij het ' [straat] , ik stapte dan bij hem in de auto, we stopten dan op die plekken en dan voordat ik naar school ging dan hadden we seksuele handelingen. Dat ging van hem uit en het gebeurde heel vaak. Dit was op de [adres] in [woonplaats] en op de parkeerplaats bij mijn school. De [adres] was een kwartiertje bij school vandaan. Hij wist al die plekken, het was niet druk op die parkeerplaats.“ [6]
“V: Je moeder zou jullie weleens betrapt hebben?
A: Ik mocht van [verdachte] niet zeggen dat ik hier was. Hij had mijn badpak voor de helft naar
beneden gedaan. Mijn moeder riep ons. Hij raakte in een stress en hij ging over drie of vier hokjes heen. Ze vroeg wat ik aan het doen was. Hij kwam later uit een ander hokje (…)
V: Wanneer was dit?
A: Dit was in het begin, februari 2017”. [7]
Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 30 augustus 2018
“O: in je eerste verklaring hebben we vragen gesteld over wanneer het eerste moment was
A: December 2016 was ik 15 [jaar]. Maar daarvoor was het al bezig (…) Ik was 16 [jaar] toen ik het vertelde in november [de rechtbank begrijpt: november 2017]. (…).” [8]
Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (ouders van [slachtoffer] ) op 4 december 2017:
“In het zwembad waren ze heel close met elkaar (…) ze gaven allebei les met plankspringen. (…) Kort daarna heeft [verdachte] aan mijn man gevraagd (…) om ook les te geven. [9] (…) Ik heb ze ook een keer betrapt in de zwemhokjes, ze moesten les geven. (…) Ik riep dat [slachtoffer] de deur open moest doen. Dat deed ze niet (…) Toen heeft ze uiteindelijk de deur open gedaan (…) toen kwam hij drie vier hokjes verderop de deur uit. Hij schrok (…) Het was dit jaar nog dat ze in die hokjes stonden.” [10]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (de broer en destijds werkgever van verdachte) op 11 juli 2018:
“Ik heb toen die melding gedaan bij de politie en er gebeurde niets. Achteraf blijkt dat er wel een notitie is gemaakt (…) [11] “Hij liep de hele dag met zijn telefoon in zijn hand en was aan het appen. (…) Ik kreeg telefoonrekeningen die gingen van 400 naar 650-700 euro. Doordat ik steeds werd aangesproken dat [verdachte] veel aan het bellen en sms-en was, heb ik een specificatie op gevraagd van zijn 06 (…). Hij heeft dat nummer gebruikt tot februari-maart 2017 (…) Ik had dus gevraagd om een overzicht van zijn nummer. Ik kreeg 3 A4tjes van een maand. Op die factuur stond 1 keer mijn nummer, vier keer een nummer van een leverancier en de rest was 1 nummer van het meisje. Ik heb toen dat nummer in mijn telefoon gezet en toen ik dat had gedaan, schrok ik mij kapot. Ik zag een fotootje van twee meisjes (…) Dit was in juni 2016. (…) Twee maanden vóór juni 2016 kreeg ik dingen door (….).” [12]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] op 2 mei 2018:
“Op 16 maart 2017 heb ik (…) geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [getuige] (…) Dit naar aanleiding van Call referentie (…) 15 maart 2017. De tekst uit de melding is: “(...) zojuist gesproken met meneer. Hij is door zijn huisarts verwezen naar Zeden. (…) Later op die dag (…) contact gehad met [getuige] . Hij vertelde dat hij er een half jaar geleden achter was gekomen dat zijn broer [verdachte] een relatie had met een 15 a 16 jarig meisje (…) De berichten waren duidelijk seksueel getint en alsof er een relatie was.” [13]
Aanvullende bewijsmiddelen feit 2
Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] op 23 januari 2018
“Toen was het september 2016 (…) In die periode had ik niet zo’n goed contact met mijn vader. (…) ik zag hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) als een vaderpersoon. (…) We [hebben] heel veel met elkaar gepraat, gedeeld over hoe het thuis ging en dat soort dingen. Ik denk in oktober, november[de rechtbank begrijpt: in 2016]
zoiets, gingen we elkaar meer zien (…) voor mij om mijn hart te luchten (…) Uiteindelijk heeft hij mij verliefd gemaakt. (…) ik dacht dat het normaal was van iemand met 53 jaar (…) ik dacht dat het uit liefde ging. Ik dacht dat het een relatie was”. [14]
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik in het najaar 2017 seksueel contact heb gehad met [slachtoffer] . Deze seksuele handelingen betroffen het betasten van de borsten, kont en vagina, tongzoenen, vingeren, pijpen en likken van borsten en vagina. Zij heeft veel dingen in vertrouwen verteld aan mij, ze vertelde aan mij wat haar bezig hield of dwars zat. Het ging in die tijd niet goed thuis. Het klopt dat zij mij zag als vaderfiguur, ik heb het wel zo ervaren. In het najaar van 2017 heb ik haar naar school gebracht. In de auto zijn seksuele handelingen verricht, ook in het zwembad en thuis.” [15]
Bewijsoverweging feit 1
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht bewezen op basis van voornoemde bewijsmiddelen dat in de periode van begin december 2016 tot 22 november 2017 verschillende seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaringen van aangeefster. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Zij heeft consistent en gedetailleerd verklaard. De rechtbank gebruikt derhalve de verklaring van aangeefster als uitgangspunt. De rechtbank vindt steunbewijs voor de verklaring van aangeefster in de getuigenverklaring van de moeder van aangeefster over het incident in het badhokje dat begin 2017 heeft plaatsgevonden en de verklaring van de broer van verdachte, in het bijzonder diens opmerking dat de berichten die hij had gezien duidelijk seksueel getint waren. De verklaring van verdachte dat de ten laste gelegde seksuele handelingen pas hebben plaatsgevonden nadat aangeefster 16 jaar oud was, acht de rechtbank niet geloofwaardig in het licht van het bovengenoemde bewijs en gelet op het feit dat verdachte zich aanvankelijk niet heeft willen uitlaten over de seksuele handelingen, behalve dat alles te ver is gegaan.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het element ‘zich laten pijpen’ omdat uit de verklaring van aangeefster niet blijkt dat zij verdachte heeft gepijpt voordat zij 16 jaar was.
Bewijsoverweging feit 2
Ten aanzien van het tweede cumulatief onder 2 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. Dat de ten laste gelegde seksuele handelingen zijn verricht, blijkt uit de bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte aangeefster heeft bewogen tot het verrichten van die seksuele handelingen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat het moet gaan om een situatie waarin het slachtoffer is gebracht of gehouden waarin haar keuzevrijheid wordt beperkt. [16]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster ten tijde van de ten laste gelegde periode – mogelijk zelfs zonder dat zij zich daarvan op dat moment bewust was – feitelijk verkeerde in een van verdachte afhankelijke situatie, die haar keuzevrijheid tot het (seksuele) contact beïnvloedde en beperkte. Dit volgt uit de volgende omstandigheden: gedurende de periode van december 2016 tot en met november 2017 was verdachte 51 respectievelijk 52 jaren oud en aangeefster 15 respectievelijk 16 jaren oud. Zowel slachtoffer als aangeefster hebben verklaard over de gesprekken die zij hebben gevoerd met elkaar. De gesprekken gingen doorgaans over persoonlijke onderwerpen van aangeefster. Verdachte was op de hoogte van het feit dat het bij aangeefster thuis niet goed ging en dat zij een moeizame relatie had met haar vader. Verdachte heeft aangegeven dat hij een uitlaatklep was voor aangeefster en door haar gezien werd als vaderfiguur. Aangeefster heeft verklaard dat zij bij verdachte haar hart luchtte. Verdachte was dus op de hoogte van de kwetsbaarheid van aangeefster en dat zij behoefte had aan geborgenheid en een luisterend oor. Ook verklaart aangeefster dat verdachte haar verliefd heeft gemaakt.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad vloeit voort dat voldoende is dat het slachtoffer
medeonder invloed van de feitelijke afhankelijkheidsrelatie waarin zij verkeerde is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. [17] Naar het oordeel van de rechtbank is dat in deze zaak het geval. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de opgebouwde vertrouwensband met aangeefster en heeft haar gedurende die periode bewogen tot een, in de ogen van aangeefster, liefdesrelatie met vele seksuele handelingen tot gevolg. Dat wellicht ook andere factoren dan het gedrag van verdachte een rol hebben gespeeld – zoals wederzijdse genegenheid – doet aan de strafbaarheid van het gedrag van verdachte niet af. De strafbaarstelling van zedendelicten waarbij minderjarigen zijn betrokken is immers in de eerste plaats gericht op de bescherming van die minderjarigen.
Gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake was van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van verdachte en dat hij hier misbruik van heeft gemaakt door aangeefster opzettelijk te bewegen de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen te plegen of te dulden en acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van het eerste onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, van oordeel dat niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat aangeefster in de ten laste gelegde periode aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Ten tijde van de ontuchtige handelingen was verdachte niet de zwemleraar van aangeefster. Zij gaven samen les, maar niet is gebleken dat dat gebeurde in een situatie waarin een gezagsverhouding bestond tussen verdachte en aangeefster. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1, primair:
op meer tijdstippen in de periode van 1 december 2016 tot 2 juli 2017 te Utrecht en te Zeist met [slachtoffer] , geboren op [2001] , die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- de borsten, kont en vagina van die [slachtoffer] betast en
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en
- aan de borsten van die [slachtoffer] gelikt en gezogen en
- één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- die [slachtoffer] getongzoend.
ten aanzien van feit 2:
op meer tijdstippen in de periode van 1 december 2016 tot 21 november 2017 te Utrecht en te Zeist door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer] , geboren op [2001] , van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen te plegen en te dulden, te weten:
- het pijpen van verdachte door die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten, kont en vagina van die [slachtoffer] door verdachte en
- het brengen van verdachtes vinger in de vagina van die [slachtoffer] en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] door verdachte, en
- het likken en/of zuigen aan de borsten van die [slachtoffer] door verdachte en
- het tongzoenen van verdachte met die [slachtoffer] , te plegen en van verdachte te dulden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1, primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar niet die van zestien jaren heef bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2:door misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en te dulden, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigdheid is gelet op de ernst van de feiten, het feit dat het gaat om een periode van bijna 2 jaar waarin veel seksuele handelingen zijn verricht en het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en slachtoffer. Ook heeft verdachte geen volledige openheid van zaken gegeven. Wel vindt de officier van justitie het positief dat verdachte zelfstandig naar De Waag is gegaan voor een behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dat rekening moet worden gehouden met het feit dat het gaat om een beperkt aantal seksuele handelingen en dat van geslachtsgemeenschap geen sprake is geweest. Bovendien is volgens haar de verleiding van aangeefster uitgegaan. Verder dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte bij de strafoplegging. De raadsvrouw wijst op het feit dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat hij heeft meegewerkt aan het laten opstellen van een reclasseringsrapport. Uit dit rapport volgt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Daarnaast heeft verdachte zelf hulp gezocht en geeft hij aan pas met zijn behandeling te zullen stoppen als de behandelaar aangeeft dat de behandeling is afgerond. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot gevolg heeft dat verdachte zijn baan zal kwijtraken waardoor hij in financiële problemen komt. Ook heeft verdachte grote gevolgen ondervonden in zijn privésituatie door deze zaak. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest met daarnaast een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] gedurende een langere periode bewogen tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen. Het slachtoffer was gedurende die periode 15 en 16 jaren oud, verdachte op dat moment 51 en 52 jaren oud. Er was dus sprake van een zeer groot leeftijdsverschil. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zij verdachte als een vaderfiguur zag en naar hem toe trok omdat het in die periode niet goed ging thuis. Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar uitdrukkelijk beschermd. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Zij moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in schatten. Minderjarigen dienen zodoende zowel tegen zichzelf te worden beschermd als tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. Dit geldt te meer indien dit seksueel contact plaatsvindt met een zoals in dit geval veel oudere volwassene. Minderjarigen worden in het algemeen onvoldoende in staat geacht weerstand te bieden aan volwassenen. Door de ontuchtige handelingen die verdachte heeft gepleegd met [slachtoffer] heeft verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van [slachtoffer] gesteld. Hierdoor heeft verdachte de seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] doorkruist, terwijl een minderjarige ongestoord hoort te kunnen groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel vlak. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden.
In de rechtspraak wordt voor dergelijke feiten uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime tijd. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak een gevangenisstraf de enige passende stafmodaliteit is en, gelet op de feiten en omstandigheden van deze zaak, slechts een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Als strafverzwarende omstandigheden neemt de rechtbank mee dat het misbruik gedurende bijna één jaar heeft plaatsgevonden en dat veel ontuchtige handelingen zijn verricht. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en geen oog heeft gehad voor de kwetsbare positie van het slachtoffer, op dat moment een jong meisje. Verdachte heeft door zijn handelen grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Namens het slachtoffer is tijdens de terechtzitting een schriftelijke slachtofferverklaring voorgelezen waaruit volgt wat de gevolgen zijn geweest van het misbruik. Het slachtoffer heeft hierbij aangegeven dat zij tot op de dag van vandaag bang is om zich te binden en anderen te vertrouwen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 oktober 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke strafbare feiten met politie of justitie in aanraking is gekomen. Dit neemt de rechtbank noch in strafverzwarende noch in strafverminderende zin mee in haar oordeel.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de reclassering van 31 juli 2019, opgesteld door dhr. M. van der Graaf. In het rapport staat aangegeven dat de reclassering het positief acht dat verdachte een langdurige behandeling is aangegaan bij De Waag. Verdachte maakt progressie maar de reclassering merkt op dat verdachte nog niet klaar is met zijn behandeling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, zolang zijn behandelaar dit nodig acht, de behandeling zal volgen in een vrijwillig kader. De rechtbank heeft aanvullende vragen gesteld over de tot op heden gevolgde behandeling en de behaalde en nog te behalen doelen. Verdachte heeft op dit punt weinig openheid van zaken gegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vindt dat hij zijn doelen al heeft behaald. Desgevraagd kon verdachte echter niet uitleggen welke doelen dit zijn en met welk doel en/of hulpvraag hij in een vrijwillig kader dan nog behandeld zou moeten worden. De rechtbank vindt dat zorgelijk en acht het daarom noodzakelijk dat verdachte onder behandeling blijft zo lang als de reclassering dat nodig acht. De rechtbank legt daarom een ambulante behandelverplichting op als bijzondere voorwaarde. Als stok achter de deur zal de rechtbank een groter voorwaardelijk strafdeel opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank legt daarbij een proeftijd op van drie jaren.
Alles overziend – en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd – acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft gezeten, waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank de volgende twee bijzondere voorwaarden op: een contactverbod met [slachtoffer] en een ambulante behandelverplichting bij de Waag.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3316,55. Dit bedrag bestaat uit € 316,55 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de gehele vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke renten. De vordering is op alle posten goed onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat aanleiding is voor matiging, omdat er bij de vordering van uitgegaan is dat [slachtoffer] ten tijde van de ontucht 14 jaar oud was, maar dat klopt niet. Bovendien was verdachte ten tijde van de ontucht niet de zwemleraar van [slachtoffer] , terwijl hier bij de vordering wel van uitgegaan wordt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat seksueel misbruik leidt tot ernstige psychische gevolgen. De impact voor het slachtoffer blijkt ook uit de voorgelezen slachtofferverklaring. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 3.000,- gevorderd en heeft zich ter onderbouwing daarbij gebaseerd op verschillende rechterlijke uitspraken. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag billijk is en zal het volledig gevorderde bedrag toewijzen. De materiële schade is voldoende toegelicht en onderbouwd en zal eveneens worden toegewezen. De rechtbank waardeert de totale schade aldus op € 3.316,55 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2017 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 3.316,55, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 43 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 245, 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [2001] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen bij de Waag of een soortgelijke forensische instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- De reclassering wordt de opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.316,55;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits voorzitter, mrs. G.A. Bos en E. Akkermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.F. Deug, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot 2 juli 2017 te Utrecht en/of Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2001] , die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- de borsten, kont en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- de borsten van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of gezogen en/of
- één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- die [slachtoffer] getongzoend en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer] ;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot 2 juli 2017 te Utrecht en/of Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2001] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- betasten van de borsten, kont en/of vagina van die [slachtoffer]
en/of
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- likken en/of zuigen van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
- laten pijpen van hem, verdachte, door die [slachtoffer] ;
art 247 Wetboek van Strafrecht
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2017 tot 22 november 2017 te Utrecht en/of Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn pupil en/of met de aan zijn zorg en / of opleiding en / of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2001] , immers heeft hij, verdachte,
- de borsten, kont en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- de borsten van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of gezogen en/of
- één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- die [slachtoffer] getongzoend en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer] ;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot 21 november 2017 te Utrecht en/of Zeist door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding [slachtoffer] , geboren op [2001] , van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het pijpen van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten, kont en/of vagina van die [slachtoffer]
door verdachte en/of
- het brengen van verdachtes vinger in de vagina van die [slachtoffer]
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] door verdachte, en/of
- het likken en/of zuigen aan de borsten van die [slachtoffer] door
verdachte en/of
- het tongzoenen van verdachte met die [slachtoffer] , te plegen en/of
van verdachte te dulden;
artikel 248a Wetboek van Strafrecht
artikel 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 augustus 2018, genummerd PL0900-2017296049, opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, team Zeden (MD), doorgenummerd pagina 1 tot en met 189. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 56.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 65.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 66.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 67.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 68.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 69.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 73.
9.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 46.
10.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 47.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 124.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 124.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 141.
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 66.
15.De verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 20 november 2019.
16.vergelijk ook het arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 augustus 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2179
17.vergelijk het arrest van 26 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1013