Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2006. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2019. De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.G.M. Rijkhoff. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de verklaringen van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door Slachtofferhulp Nederland, en de Raad voor de Kinderbescherming.
De tenlastelegging omvat twee feiten: het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, en het plegen van handelingen met een minderjarige die jonger was dan twaalf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Na het horen van de bewijsvoering heeft de rechtbank de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het tweede feit, maar het eerste feit is bewezen verklaard.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische rapportage die concludeerde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft een jeugddetentie van twee maanden opgelegd, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 80 uren. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.