Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
18 september 2019.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 18 september 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die sinds 3 december 2006 een Wajong-uitkering ontvangt, verzocht het Uwv om zich met behoud van zijn uitkering in Tsjechië te vestigen. Dit verzoek werd afgewezen op basis van het exportverbod dat geldt voor de Wajong-uitkering, waarbij alleen in uitzonderlijke situaties van dit verbod kan worden afgeweken door toepassing van de hardheidsclausule.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in aanmerking kwam voor de hardheidsclausule, omdat hij niet kon aantonen dat er sprake was van zwaarwegende redenen die een uitzondering op het exportverbod rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de last om uitzonderlijke omstandigheden te bewijzen bij de eiser ligt. De enkele stelling van eiser dat het beëindigen van zijn uitkering nadelige gevolgen voor zijn psychische gezondheid zou hebben, was onvoldoende onderbouwd en leidde niet tot de conclusie dat er sprake was van een onbillijkheid van overwegende aard.
De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht het verzoek van eiser om zich met behoud van zijn Wajong-uitkering in Tsjechië te vestigen had afgewezen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.