ECLI:NL:RBMNE:2019:4537
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 september 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, die als schoonmaker werkte, had zich op 11 mei 2016 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het UWV weigerde deze uitkering per 9 mei 2018, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2019 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische klachten, waaronder beenklachten, duizeligheid en extreme vermoeidheid. Hij stelde dat de medische rapporten niet de juiste weergave van zijn situatie gaven en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medicatie en de gevolgen daarvan voor zijn belastbaarheid.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsarts zijn oordeel zorgvuldig had onderbouwd met medisch onderzoek en beschikbare informatie. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser niet had aangetoond dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om zijn standpunten te onderbouwen met medische gegevens, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.