ECLI:NL:RBMNE:2019:3405

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
701957-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en grootschalige hennepteelt met betrokkenheid van meerdere verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en grootschalige hennepteelt. De verdachte, geboren in Turkije en woonachtig in Nederland, werd beschuldigd van het regelen van woningen en GBA-adressen voor slachtoffers van mensenhandel, evenals het telen van hennep in verschillende panden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van meerdere vrouwen, en dat hij betrokken was bij de professionele teelt van hennep op grote schaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een criminele organisatie, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten samenwerkten om deze misdrijven te plegen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, Stedin, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/701957-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de (pro forma en/of regie) terechtzittingen van 23 juli 2013, 5 november 2013, 10 december 2013, 25 februari 2014 en 16 september 2014 te Utrecht en op de (regie) terechtzittingen van 5 februari 2018, 7 februari 2018, 27 juni 2018, 3 september 2018 en 11 december 2018 te Lelystad.
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 11, 12, 13 en 14 februari 2019 te Lelystad.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 13 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. D.M.A. van der Zwan en mr. E.M. van der Burg en van hetgeen verdachte en mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 5 november 2013 nader omschreven ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering en op de zitting van 11 februari 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 april 2013 te Utrecht, Almere of elders in Nederland, samen met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;
Feit 2: in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland, samen met anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk (grote hoeveelheden) hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, te weten:
- in de periode van 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , (ongeveer) 1368 hennepplanten;
- in de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht, (ongeveer) 360 hennepplanten;
- in de periode van 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , (ongeveer) 376 hennepplanten;
- in de periode van 5 november 2012 tot en met 4 april 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , (ongeveer) 572 hennepplanten;
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep.
Feit 3: in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland, samen met anderen, althans alleen (telkens) door middel van braak of verbreking, een grote hoeveelheid elektriciteit/stroom/energie van Stedin of Liander heeft gestolen, te weten:
- in de periode van 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ;
- in de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht;
- in de periode van 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ;
- in de periode van 5 november 2012 tot en met 4 april 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Feit 4: op 9 april 2013 te Utrecht, samen met een anderen, althans alleen:
- een stroomstootwapen (categorie II onder 5) en/of
- een gasbusje gevuld met pepperspray (categorie II onder 6),
voorhanden heeft gehad.
Feit 5: op 9 april 2013 te Utrecht, samen met anderen, althans alleen, een ploertendoder (categorie 1 onder 1 of 3) voorhanden heeft gehad;
Feit 6: in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te Utrecht, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of doen opmaken van een valse of vervalste werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie, afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf 1] .
Feit 7: in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 april 2013 te Utrecht en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

3.VOORVRAGEN

3.1.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Hoewel er sprake is van een schending van de redelijke termijn kan niet gezegd worden dat er een bewuste grove veronachtzaming van de rechten van de verdediging heeft plaatsgevonden, waardoor het recht op een eerlijk proces is aangetast. Bovendien heeft de Hoge Raad bepaald dat een overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid, maar hooguit tot strafvermindering.
Ook het gelijkheidsbeginsel staat in deze zaak niet in de weg aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het feit dat er niet eerder vervolging zou zijn ingesteld tegen verhuurders van woonruimten betekent niet dat het Openbaar Ministerie hier niet toe over mag gaan. Indien de raadsman bedoelt te zeggen dat ook andere makelaars vervolgd hadden moeten worden verwijst de officier van justitie naar een uitspraak van de Hoge Raad van 11 februari 2014, waarin de Hoge Raad overwoog dat het enkele niet vervolgen van alle op zee aangehouden piraten niet leidt tot niet ontvankelijkheid. Ook het (nog) niet vervolgen van andere verdachten in de zaak kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
3.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte en heeft daarvoor verschillende redenen aangedragen.
Met betrekking de onder feit 1 ten laste gelegde mensenhandel stelt de raadsman zich op het standpunt dat de zaak een zogenaamde proefballon/testcase is van het Openbaar Ministerie. Het gaat in onderhavige zaak om de verhuur van woningen aan (mogelijk) uitgebuite prostituees. Een soortgelijke zaak is niet eerder vervolgd door het Openbaar Ministerie. Dit blijkt ook uit het feit dat de tenlastelegging steeds wordt aangepast. In eerste instantie is zeer zwaar ingezet door het Openbaar Ministerie, maar uiteindelijk is de verdenking ten aanzien van mensenhandel substantieel verminderd.
Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor er geen sprake meer is van een eerlijk proces. De zaak heeft bovendien van 2014 tot 2018 stilgelegen, zonder de verdediging daarin te kennen.
Tenslotte stelt de raadsman zich op het standpunt dat er sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Andere verdachten die in dit dossier voorkomen (met name met betrekking tot de hennepkwekerijen) zijn immers niet vervolgd, maar ook andere bedrijven die (pees)kamers aan prostituees verhuren zijn niet vervolgd, terwijl voor velen van hen evidenter moet zijn geweest dat sommige van hun klanten gedwongen in de prostitutie werkten.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 5 februari 2018, toen de zaak – na een lange periode van inactiviteit – weer op zitting was aangebracht, is door de raadsman (eveneens) aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van verdachte, in verband met een schending van de redelijke termijn. Op 7 februari 2018 heeft de rechtbank vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een schending van de redelijke termijn, maar dat deze schending niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank stelt vast dat de raadsman sindsdien nog diverse malen om aanhouding heeft verzocht, ook nog op de eerste dag van de inhoudelijke behandeling van de zaak. Voor zover de schending van de redelijke termijn sinds 7 februari 2018 nog verder is opgelopen kan dat naar het oordeel van de rechtbank maar in zeer beperkte mate voor rekening van het Openbaar Ministerie komen, daaraan doet niet af dat de tenlastelegging is gewijzigd.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat er onvoldoende nieuwe feiten en omstandigheden zijn die maken dat zij haar beslissing van 7 februari 2018 moet herzien.
Verbod van willekeur
Ook het standpunt van de raadsman dat andere verdachten (nog) niet zijn vervolgd en andere bedrijven die kamers aan prostituees verhuren niet worden vervolgd kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
In artikel 167 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. [1]
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing zijn toegekend, kan zulk gerechtvaardigd vertrouwen dat (verdere) vervolging achterwege zal blijven evenwel in de regel niet worden ontleend. [2]
Een uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld doet zich ook voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur. Aan het oordeel dat het Openbaar Ministerie om deze reden in de vervolging van een verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard dienen zware motiveringseisen te worden gesteld. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank doen voornoemde, dan wel vergelijkbare, uitzonderlijke gevallen zich in onderhavige zaak niet voor, zodat geen plaats is voor een niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie.
Conclusie
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden, waarvan zij in het door haar op schrift gestelde requisitoir uitdrukkelijk melding heeft gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 5 ten laste gelegde, omdat het dossier hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken van onderdelen op de tenlastelegging, omdat het dossier voor deze onderdelen op de tenlastelegging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat, te weten:
- ten aanzien van feit 1 met betrekking tot het voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , omdat verdachte in de periode waarin dit plaatsvond niet werkzaam was bij [bedrijf 2] ;
- ten aanzien van feit 4 met betrekking tot het medeplegen van het voorhanden hebben van het stroomstootwapen.
Ten aanzien van de onder 7 ten laste gelegde criminele organisatie acht de officier van justitie bewezen dat verdachte deelnam aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het telen van hennep en het stelen van stroom, ten aanzien van de overige onderdelen heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken, omdat onvoldoende vast staat dat het oogmerk op het plegen van die misdrijven gericht was.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De door de raadsman gevoerde standpunten en verweren worden hierna besproken. Standpunten en verweren die niet van belang zijn voor de beantwoording van de vragen van artikel 350 Sv door de rechtbank, worden niet besproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraken
4.3.1.1 Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan daarom vrijspreken.
Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht ten behoeve van de diefstal van elektriciteit of wetenschap had van de diefstal van elektriciteit.
4.3.1.2 Vrijspraak feit 5
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2.
Partiële vrijspraken
4.3.2.1 Partiële vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , omdat verdachte in de periode waarin dit plaatsvond niet werkzaam was bij [bedrijf 2] , zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3.2.2 Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde (medeplegen van) telen van hennep in een pand aan de [adres] heeft begaan. Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte bij deze hennepkwekerij betrokken was. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2.3 Partiële vrijspraak feit 4
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde, medeplegen van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3.2.4 Partiële vrijspraak feit 7
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onderdelen op de tenlastelegging die erop zien dat de criminele organisatie het oogmerk had op het plegen van de misdrijven: mensenhandel, gekwalificeerde diefstal, export van verdovende middelen en valsheid in geschrifte.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat het oogmerk van de criminele organisatie was gericht op het plegen van voornoemde feiten.
4.3.3.
Bewijs [4]
Verklaringen verdachte uitsluiten van het bewijs?
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen die verdachte heeft afgelegd bij de politie waarbij de raadsman niet aanwezig was moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt:
Verdachte is vanaf 9 april 2013 meerdere malen door de politie verhoord.
Bij de verhoren op 9 en 10 april 2013 is verdachte niet bijgestaan door zijn raadsman, wel heeft verdachte voorafgaand aan de verhoren overleg gehad met zijn raadsman.
Het ontbreken van verhoorbijstand tijdens de verhoren op 9 en 10 april 2013 kan echter niet leiden tot bewijsuitsluiting. De verhoren vonden immers plaats vóór implementatie van Richtlijn 2013/48/EU. [5] Deze richtlijn beoogt niet rechtsgevolgen te verbinden aan de omstandigheid dat voor het moment van implementatie van de Richtlijn of het verstrijken van de omzettingstermijn, een politieverhoor heeft plaatsgevonden waarbij door verdachte geen gebruik kon worden gemaakt van verhoorbijstand.
4.3.3.1 Feit 1: mensenhandel
Opmerkingen vooraf
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van vrouwen die op het Zandpad (gedwongen) in de prostitutie werkten. Door de raadsman is ten aanzien van deze verdenking ter terechtzitting uitgebreid verweer gevoerd, onder meer over de rechtmatigheid van de sluiting van het Zandpad en de mogelijk onwenselijke gevolgen die dit met zich mee heeft gebracht. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verhuurder van de peeskamers (Wegra) en de bakker die een brood aan een prostituee verkoopt ook niet worden vervolgd voor faciliteren van en voordeel trekken uit mensenhandel.
Allereerst is het niet aan deze rechtbank om een oordeel – juridisch, politiek of ethisch – te geven over de (rechtmatigheid van de) sluiting van het Zandpad en ook niet over de vraag of de sluiting van het Zandpad de posities van de daar vrijwillig en/of gedwongen werkzame prostituees heeft verbeterd of verslechterd.
Vast staat wel dat de Raad van State in 2016 heeft geoordeeld dat de sluiting van het Zandpad niet onrechtmatig was. [6]
De rechtbank heeft voorts onder punt 3 reeds geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. De rechtbank zal daarom niet meer ingaan op de gevoerde verweren van de raadsman dat de vervolging van verdachte in strijd is met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur. De rechtbank moet thans slechts beoordelen of hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd kan worden bewezen en welke strafrechtelijke gevolgen daaraan moeten worden verbonden.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de na te noemen bewijsmiddelen vast dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van meerdere vrouwen. Ook volgt uit het dossier dat verdachte wetenschap had van de uitbuitingssituatie. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.
Inleiding
De onderzoeken Krobia en Anaoen naar (internationale) mensenhandel, waren gericht op verdachten en slachtoffers met een Oost-Europese afkomst. Slachtoffers werden in Oost-Europa geworven en onder valse voorwendselen naar Nederland gebracht, om hier vervolgens gedwongen, althans in zeer slechte omstandigheden in de prostitutie te werken. Een deel van de verdachten in voornoemde onderzoeken is inmiddels in eerste aanleg en/of in hoger beroep (onherroepelijk) veroordeeld voor mensenhandel.
Uit voornoemde onderzoeken en de controles door de politie op het Zandpad kwam naar voren dat de slachtoffers veelal woonruimte huurden van of via [bedrijf 2] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Ook bleek dat vrouwen stonden ingeschreven op adressen waar zij niet feitelijk verbleven. Er leek een papieren werkelijkheid te worden gecreëerd, die nodig was om op het Zandpad werkzaam te kunnen zijn als prostituee. Naar aanleiding hiervan is het onderzoek Gilera gestart. Tijdens dit onderzoek is nader ingezoomd op [bedrijf 2] . De feitelijke werkzaamheden voor dit bedrijf werden uitgevoerd door de verdachten [medeverdachte 1] en (zijn broer) [verdachte] . [medeverdachte 1] als eigenaar van [bedrijf 2] en [verdachte] als werknemer. Uit dit onderzoek is vervolgens de verdenking gerezen dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het faciliteren van mensenhandel en hier voordeel uit hebben getrokken.
Juridisch kader
Verdachte is ten laste gelegd dat hij, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander (artikel 273f lid 1 sub 6). De Hoge Raad heeft in een arrest van 8 september 2015 bepaald dat het opzet zowel gericht dient de zijn op het voordeel trekken als op de uitbuiting van een ander. Niet in de betekenis van de algemene vorm van opzet (dat degene die voordeel trekt de uitbuitingssituatie zelf heeft gewild en daarin actief heeft deelgenomen), maar in de betekenis van de opzetvorm ‘wetende dat’.
Dit betekent dat er sprake moet zijn van tenminste voorwaardelijk opzet, dit houdt in dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard dat er sprake was van een uitbuitingssituatie en dat hij voordeel trok uit die uitbuiting. Hij hoeft niet degene te zijn die de uitbuitingsituatie heeft gecreëerd. Dit betekent dat de rechtbank de hierna te noemen vragen moet beantwoorden om tot een bewezenverklaring te komen:
Is sprake geweest van een uitbuitingssituatie?
Op welke wijze is verdachte betrokken geweest bij de uitbuitingssituatie?
Wist verdachte dat er sprake was van een uitbuitingssituatie?
Heeft verdachte voordeel getrokken uit de uitbuitingssituatie?
Bewijsmiddelen
1. Is sprake geweest van een uitbuitingssituatie?
Op de tenlastelegging van verdachte staan vijf vrouwen vermeld. Ten aanzien van het voordeel trekken uit de uitbuiting van twee van de vrouwen op de tenlastelegging heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Uit het onderzoek Krobia is de verdenking gerezen dat (onder meer) de drie vrouwen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] seksueel werden uitgebuit. Met betrekking tot de vraag of ten aanzien van deze vrouwen sprake is van een uitbuitingssituatie kan de rechtbank kort zijn.
Naar aanleiding van het onderzoek
Krobiazijn immers meerdere verdachten vervolgd en in eerste aanleg veroordeeld voor medeplegen van mensenhandel met betrekking tot de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] :
- [A] is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor de seksuele uitbuiting van (onder meer) [slachtoffer 1] in de periode van 14 april 2012 tot en met 13 juli 2013 en van [slachtoffer 2] in de periode van 21 februari 2013 tot en met 13 juli 2013 en van [slachtoffer 3] in de periode van 26 maart 2013 tot en met 13 juli 2013. Deze veroordeling is niet onherroepelijk. [7]
- [B] is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor de seksuele uitbuiting van (onder meer) [slachtoffer 2] in de periode van 21 februari 2013 tot en met 13 juli 2013 en van [slachtoffer 3] in de periode van 26 maart 2013 tot en met 13 juli 2013. Deze veroordeling is niet onherroepelijk. [8]
Tussenconclusie
De uitbuiting van de vrouwen op de tenlastelegging is ten aanzien van de slachtoffers
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door de rechtbank vastgesteld.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de op de tenlastelegging van verdachte genoemde
vrouwen slachtoffer zijn geweest van mensenhandel en dat zij seksueel zijn uitgebuit.
De bewezenverklaarde periode is per slachtoffer verschillend, maar valt binnen de aan
verdachte ten laste gelegde periode.
2. Op welke wijze is verdachte betrokken geweest bij de uitbuitingssituatie?
[adres] te [woonplaats]
[slachtoffer 1] heeft van 27 april 2012 tot en met 24 december 2012 ingeschreven gestaan bij de GBA op de [adres] te [woonplaats] . [9]
[slachtoffer 2] heeft van 1 juli 2013 tot heden (de rechtbank begrijpt: datum opmaken proces-verbaal) ingeschreven gestaan bij de GBA op het adres [adres] te [woonplaats] . [10]
[slachtoffer 1] heeft op 24 juni 2014 verklaard dat zij sinds twee jaar in de prostitutie in Nederland werkt. Toen zij naar Nederland kwam heeft zij eerst gewoond in de woning aan de [adres] . Zij sprak met [verdachte] als zij huur betaalde. De huur aan de [adres] was 950 euro. Zij huurde de woning alleen. [11]
Bij [bedrijf 2] zijn meerdere huurcontracten aangetroffen met betrekking tot dit adres. [12]
[adres] te [woonplaats]
[slachtoffer 1] heeft van 24 december 2012 ingeschreven gestaan bij de GBA op het [adres] . [13]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een woning aan het [adres] heeft gehuurd via [bedrijf 2] . De huur was 1400 euro en die betaalde zij samen met [slachtoffer 3] . [14]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op het [adres] woonde. Zij is aan die woning gekomen via [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ). Zij betaalden samen 1400 euro huur aan het kantoor aan de [adres] . Het woord [bedrijf 2] zat in de naam van dat kantoor. Zij had daarover contact met [verdachte] , hij heeft haar formulieren laten invullen. [15]
Op 20 januari 2013 wordt [slachtoffer 1] gecontroleerd op het Zandpad. Ze verklaart dat haar adres het [adres] te [woonplaats] is en dat ze huur betaalt aan een Turkse man die een zaak heeft op de [adres] . [16]
Bij [bedrijf 2] zijn met betrekking tot het [adres] meerdere huurcontracten aangetroffen.
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 3] . Dit huurcontract ging in op 25 maart 2013. [17]
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 1] en [C] . Dit huurcontract ging in op 7 november 2012, voor de duur van 12 maanden en de huur bedroeg 1400 euro.
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 1] . Dit huurcontract ging in op 24 december 2012 en de huur bedroeg 740 euro.
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 1] en [C] . Dit huurcontract ging in op 1 januari 2013, voor de duur van 12 maanden en de huur bedroeg 740 euro. [18]
- Uit het onderzoek Krobia is gebleken dat [A] verbleef op het adres [adres] te [woonplaats] . [19]
[adres] te [woonplaats]
[slachtoffer 2] heeft van 26 april 2013 tot 1 juli 2013 ingeschreven gestaan bij de GBA op het adres [adres] te [woonplaats] . [20]
Bij [bedrijf 2] is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 2] . Dit huurcontract ging in op 1 april 2013 en de huur bedroeg 950 euro. [21]
Bij [bedrijf 2] is een beheerscontract aangetroffen voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [bedrijf 2] beheert het pand voor de eigenaar [D] voor de periode 1 december 2012 tot en met 1 december 2013. [bedrijf 2] betaalt maandelijks 2300 euro aan [D] . [22]
Tussenconclusie
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte betrokken is geweest bij de verhuur van een aantal woningen in [woonplaats] , te weten: [adres] , [adres] en [adres] , voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Voor de betrokkenheid van verdachte bij de verhuur van deze woningen is allereerst redengevend dat bij [bedrijf 2] (het bedrijf waar verdachte werkzaam was) huurcontracten zijn aangetroffen, waaruit blijkt dat deze vrouwen de woningen huurden via [bedrijf 2] . Daarnaast verklaren de genoemde vrouwen ook dat zij de woningen huurden via [bedrijf 2] en dat zij de huur contant betaalden aan [verdachte] of [medeverdachte 1] . De verdachte ontkent deze gang van zaken bovendien niet.
3. Wist verdachte dat er sprake was van een uitbuitingssituatie?
De verdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
(V=vraag, A=antwoord)
V: een andere casus [medeverdachte 1] , nu komt er een pooier en een hoertje bij jouw in de zaak. Hoe gaat dat dan?
A: als dit soort mensen bij mij in de zaak komen, zie ik meestal al of het een hoer is of niet. Zij komen vaak met de taxi en willen een huis in de omgeving van het Zandpad. Ook zie ik dat aan hun kleding, haar en make-up. Deze mensen krijgen dezelfde behandeling van mij als een normaal echtpaar. (..) De pooier spreekt bijna nooit Engels en de hoer voert het woord. De hoer overlegt dan vaak de huurprijs van de woning met de pooier. Uit de communicatie maak ik ook op dan de pooier het niet eens is met de huurprijs. Uit het doen en laten van de pooier maak ik wel op dat de pooier beslist wat er gebeurt. (..) In principe beslist de pooier of de woning geaccepteerd wordt. Als zij het dan eens zijn wordt het contract op naam gezet van de hoer. (..) Als ik zie dat er sprake is van een bepaalde dwang dan vind ik dat zielig voor de vrouw. De pooier loopt in mooie kleding en rijdt in een dure auto. Ik confronteer de hoer hier later wel eens mee, als ik haar alleen zie. Ik krijg dan amper antwoord en na een paar dagen is zij verdwenen uit Utrecht of neemt zij geen contact meer met mij op. Voor de duidelijkheid. Ik verhuur wel een woning aan deze klanten. Ik kan haar leven niet redden. Het verhuren van woningen is wel mijn beroep. [23]
De verdachte [verdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
(V=verhoorder, A= [verdachte] )
V vraagt of A prostituees bedoeld als hij het heeft over ‘de meisjes’. A zegt dat dat klopt. Maar het wil niet zeggen dat die meisjes voor hem werken als zij een kaartje van hem hebben. Hij werkt bij een makelaar en hij verhuurt huizen aan die vrouwen. Die vrouwen zijn klanten. Maar hij verhuurt ook aan mensen met normaal werk. A zegt dat het hem
niet uitmaakt of er een grote crimineel komt of een gewoon iemand, als ze een huis nodig hebben dan regelt hij een huis voor ze. A zegt dat hij niet aan mensen gaat vragen of ze crimineel zijn of niet. [24] (..)
A zegt : ja kijk, ik zal het zo zeggen, ik ben niet bang van de, eh, grof gezegd, “sperma-eters”. V vraagt wat dat is. A zegt: pooiers. A zegt dat ze er wel groot uitzien, maar als die pooiers ballen hadden gehad, dan hadden ze dat werk niet gedaan. Ik heb ook pooiers onder mijn klanten. (..)
V vraagt waarom A die pooiers ‘sperma-eters’ noemt. A zegt dat het vieze mensen zijn. Geen mens kan dat werk toch doen. Vroeger had je nog veel pooiers in Utrecht. V vraagt wat die lui bij A komen doen. A zegt: Huis huren, voor die meiden. V vraagt welke meiden. A zegt die meiden die voor die jongens werken. Of hun vriendinnen, want nu is het eh, je mag niet pooier zijn. V vraagt of dat niet mag. A zegt: Nee! Weet je wat ze het nu noemen? Ze noemen dat ze managers zijn. V merkt op dat A ze sperma-eters noemt omdat niemand dat werk wil doen en dat A ze geen managers noemt. A zegt: nee, geen managers, een manager heeft een eer. Die mensen (pooiers) hebben geen eer. V vraagt waarom die mensen geen eer hebben. A zegt: Ik zal het zo zeggen, vanochtend om 8 uur zijn ze ingevallen in mijn huis. Als ik zulk werk doe, dan moet ik elke dag afvragen of de politie vandaag weer bij mijn huis komen of niet. V vraagt waarom de politie dat dan zou doen. A zegt dat dat gewoon mensenhandel is. V vraagt waarom dat dan mensenhandel is. A zegt dat je je meisje niet laat werken in de prostitutie als je verliefd bent op een meisje. Die meisjes zijn gewoon zo dom dat ze werken voor hun jongens. Het maakt mij niet uit wat voor een werk je doet, maar je moet niet andermans kinderen verpesten. Pooiers maken misbruik van die meisjes en daarom is het niet legaal. Je ziet op het Zandpad aan de meisjes of ze wel of niet willen. Degene die willen staan te spelen en te dansen, maar die meisjes die niet willen zijn chagrijnig en hun pooier zit vaak aan de overkant te kijken. Die meiden zeggen dan dat het hun vriend is, maar dat is helemaal niet zo. Die meisjes zijn dom. [25]
V vraagt hoe het bij die meiden dan met het financiële gedeelte zit. A zegt dat die dan de huur kunnen betalen. A zegt dat hij die meiden elke dag het geld via Western Union ziet overmaken. Hun pooier rijdt een vette auto van het geld dat die meiden verdienen.
(..)
V: Er komt een prostituee of pooier bij jou en die wil van jouw bedrijf huren. Hoe gaat dit in zijn werk?
A: Een hoer neemt meestal een appartement of een studio en het meisje praat vaak niet, want dat doet de jongen. Het appartement wordt op naam van het meisje gezet en de jongen komt bij mij betalen. Met jongen bedoel ik pooier. Als er geen pooier bij is dan betaalt het meisje het zelf. Ik vraag niet of de jongen een pooier is. Maar ik heb mensenkennis en ik zie dat aan het gedrag. [26]
Contact tussen [verdachte] en [A]
In opdracht van de teamleiding van onderzoek 09Gilera heeft de tolk Turks, met tolknummer [nummer] geluisterd naar tapgesprekken uit het onderzoek 09Gilera.
Het betroffen gesprekken van de telefoonnummers:
- [telefoonnummer]
- [telefoonnummer]
- [telefoonnummer] -.
De tolk hoorde dat de stem van de gebruiker van voornoemde nummers vermoedelijk van dezelfde persoon is. De tolk hoorde dat de stem van de man op alle drie voornoemde nummers hetzelfde klonk. De tolk hoorde namelijk dat de man hetzelfde accent had, namelijk Turks met een Bulgaars accent. Ook hoorde de tolk dat de toonhoogte en manier van spreken van de gebruikers hetzelfde was. De gebruiker van de nummers werd op alle drie de nummers verscheidene malen [A] genoemd, of noemde zichzelf [A] . [27]
Het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] heeft in de periode 4-9-2012 tot
21-12-2012 29 keer contact met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] .
Het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] heeft op 15-9-2012 1 keer contact
met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] .
Het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] heeft in de periode 20-1-2012 tot
2-7-2012 20 keer contact met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] .
Telecom bevindingen tap:
Het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] heeft in de periode 5-2-2013 tot
28-3-2013 26 keer contact met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] .
Het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] heeft in de periode 9-11-2012 tot
19-3-2013 43 keet contact met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] .
Het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] heeft in de periode 13-12-2012 tot
16-1-2013 4 keer contact met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] .
Het nummer [telefoonnummer] van [bedrijf 2] heeft in de periode 18-12-2012 tot
18-3-2013 4 keer contact met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] .
Het nummer [telefoonnummer] van [bedrijf 2] heeft op 18-12-20121 keer
contact met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [A] . [28]
Bezoek [bedrijf 2] op 12 maart 2013
Op 12 maart 2013 vond om 13:53 uur in het kantoor van [bedrijf 2] een gesprek
plaats tussen [verdachte] en [A] . Hierin wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[A] : Ik heb toch een huur(huis) baas?!
[verdachte] : Ja.
[A] : Daar zal een meisje eruit gaan.
[verdachte] : Ja.
[A] : Maar, ik stuur haar vrijdag zodat ze zich bij de gemeente laat uitschrijven.
[verdachte] : Ja.
[A] : Echt waar er komen veel brieven. Ze zijn op zoek naar bepaalde personen. Zeg maar tegen de huisbaas dat hij dinges moet doen.
[verdachte] : Is er controle geweest?
[A] : Zij hebben mij door hen geen gelegenheid gegeven.
[verdachte] : Is er controle geweest?
[A] : Het is er nog niet geweest, maar er is een brief gekomen dat er controle zal komen en dan ben ik de sigaar!
[verdachte] : Dinges. Laten we de contracten wijzigen.
[A] : Ja.
[verdachte] : Op wiens/wier naam gaan we het contract maken?
[A] : Mijn meisje blijft daar. De contracthouder blijft. Maar er is toch nog een persoon in het contract?! Die moet worden uitgewist en er zal toch een nieuwe persoon komen. Ik moet weer een vriend(in) nemen. Er is geen andere oplossing. Ik kan dit geld niet alleen betalen..
[verdachte] : Breng jij dat meisje maar hierheen.
[A] : Ja.
[verdachte] : Laten we dan een nieuwe contract geven. Dat is beter.
[A] : Ja. (..) [29]
Tussenconclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte zelf, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten minste de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de huur en/of vergoedingen die hij ontving voor de verhuur en bemiddeling van de woning of voor de inschrijving op adressen, afkomstig waren uit de inkomsten van vrouwen die gedwongen in de prostitutie werkten. Daarmee is het (voorwaardelijk) opzet op de uitbuitingssituatie naar het oordeel van de rechtbank bewezen en wordt het verweer van de raadsman dat verdachte niet wist dat sprake was van een uitbuitingssituatie verworpen.
4. Heeft verdachte voordeel getrokken uit de uitbuitingssituatie?
Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat ieder voordeel en elke vorm van inkomsten die iemand verkrijgt uit uitbuiting van een ander strafbaar is. Dit houdt de uitbuiting immers in stand. Dat geldt dus ook voor verdiensten die op zich zelf in redelijke verhouding staan tot de diensten die daarvoor zijn geleverd. De hoogte van de inkomsten is in dit verband niet relevant en het is ook niet van belang of het gaat om extra inkomsten.
Uit de afgelegde verklaringen van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] blijkt dat het volgende verdienmodel gebruikt werd binnen [bedrijf 2] .
Personen die via de bemiddeling van [bedrijf 2] een woning huurden, betaalden bij het aangaan van het huurcontract een ‘bemiddelingsfee’. Deze was gelijk aan de maandelijkse huurprijs. Van deze ‘bemiddelingsfee’ gaat 20 procent terug naar de verhuurder.
Naast deze bron van inkomsten bood [bedrijf 2] aan eigenaren van woningen de mogelijkheid om een beheersovereenkomst met [bedrijf 2] af te sluiten. Hierbij verplicht [bedrijf 2] zich tot de betaling van een vastgesteld maandbedrag aan de eigenaar. Vervolgens regelt [bedrijf 2] de verhuur van de woning en zij ontvangt dan de huurinkomsten. Hiermee krijgt de eigenaar zekerheid omtrent de maandelijkse inkomsten en verschuift het risico van niet verhuren naar [bedrijf 2] . [30]
Daarnaast is gebleken dat [bedrijf 2] naast bovengenoemd verdienmodel, ook inkomsten genereerde door het zogenaamd verschaffen van een woonadres, waardoor prostituees zich in konden schrijven bij de betreffende woongemeente. In de gemeente Utrecht is deze inschrijving een vereiste om binnen de prostitutie werkzaam te kunnen zijn.
[verdachte] heeft verklaard dat hij GBA-adressen verkocht. Hij verdiende daar 200 euro mee. Hij leverde de post van ‘de meiden’ dan af op het Zandpad. Hij verklaart het adres [adres] 39 op die wijze te hebben verhuurd. Daar heeft hij één prostitué ingeschreven die er niet woonde. Hij heeft daar toen eenmalig 150 of 200 euro voor heeft ontvangen. [31]
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat verdachte [medeverdachte 1] als eigenaar van [bedrijf 2] voordeel heeft getrokken uit de uitbuitingssituatie.
Dit geldt ook voor de verdachte [verdachte] . Naast het feit dat hij verklaart dat hij tegen vergoeding GBA-adressen verkocht, heeft hij immers ook verklaard dat hij huizen in beheer heeft en dat het geld dat hij ontvangt met het beheren van die huizen zijn salaris is. [32]
Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt
aan het opzettelijk voordeel trekken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3] in de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 april 2013. De kern
van het verweer van de raadsman, dat verdachte niet wist dat de vrouwen aan wie hij
woningen verhuurde werden uitgebuit, wordt mede door de eigen verklaring van verdachte
weerlegd. Daarom verwerpt de rechtbank dit verweer.
Medeplegen
[verdachte] en [medeverdachte 1] werkten vanaf begin 2012 samen aan de verhuur van woningen
binnen [bedrijf 2] . [medeverdachte 1] was de eigenaar van deze eenmanszaak en onderhield
contacten, terwijl [verdachte] zich bezighield met de uitvoerende taken, zoals het opstellen van
contracten. Deze samenwerking is zodanig nauw en bewust dat er sprake is van medeplegen
wanneer het gaat om het voordeel trekken vanaf 1 januari 2012.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de
uitkomst van de behandeling in hoger beroep af te wachten van de verdachten die in eerste
aanleg door de rechtbank Midden-Nederland zijn veroordeeld in het onderzoek Krobia.
In het verlengde daarvan verzoekt de raadsman de veroordeelden in de onderzoeken Krobia
en Anaoen te horen omtrent de vermeende samenwerking tussen hen en verdachte.
Ten aanzien van deze verzoeken is het noodzaakscriterium van toepassing. De rechtbank
vindt het afwachten van het hoger beroep in de zaak Krobia en het horen van de
veroordeelden in de zaken Krobia en Anaoen niet noodzakelijk voor de beantwoording van
de vragen van artikel 348 en 350 Sr.
4.3.3.2 Feit 2: hennepkwekerijen
Inleiding
Voordat de rechtbank zal ingaan op de afzonderlijke aan verdachte ten laste gelegde hennepkwekerijen en de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte betrokken was bij die hennepkwekerijen, zullen hieronder eerst een aantal bewijsmiddelen worden genoemd waaruit volgt dat verdachte en de medeverdachten zich in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland bezig hielden met de (grootschalige) hennepteelt.
Uit de opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto BMW X-Reihe met kenteken [kenteken] op naam van [medeverdachte 1] [33] , is de rechtbank het volgende gebleken.
Op 25 januari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [E] ( [E] ); hierin wordt het volgende gezegd:
(
ntv = niet te verstaan)
(..)
[E] : maar als iedereen het doet levert het geen geld meer op, als iedereen dat gaat doen.
[medeverdachte 1] : maar er is heel veel vraag, de hele wereld (ntv) Spanje, Marokko, overal.
[E] : maar dan ga je knippen ja, die mensen die ik ken geven het dan gewoon aan de coffeeshop.
[medeverdachte 1] : nee wij gaan naar de groothandel, bam, bam, bam, gelijk geld, en die verkopen het weer door aan het buitenland (ntv) coffeeshop (ntv) goede kwaliteit. (..)
[E] : ik kan nu ook ergens een huis huren.
[medeverdachte 1] : kan, maar we hebben pas een man gehad, die had bij ons een huis gehuurd. Hij is (ntv) gepakt, (ntv) niks.
[E] : wat zei die?
[medeverdachte 1] : weet je wat ze zeiden: ja jammer voor de huisbaas, de huisbaas moet voor alles opdraaien.
[E] : wat voor consequenties heeft de huisbaas dan?
[medeverdachte 1] : de schade, het hele huis is kapot gemaakt toch.
[E] : oh, maar niet dat ie vast moet zitten ofzo?
[medeverdachte 1] : nee ben je toch (ntv).
[E] : wat?
[medeverdachte 1] : iets op eigen naam?
[E] : ja die huis staat op mijn eigen naam.
[medeverdachte 1] : (ntv) contract maken.
[E] : ja
[medeverdachte 1] : begrijp je
[E] : ja
(..)
[E] : maar wat doet de politie, die plantjes weggooien of in beslag nemen?
[medeverdachte 1] : weggooien. Dat mag niet meer he.
[E] : (ntv) normaal krijg je gevangenis
[medeverdachte 1] : nee in Nederland niet.
(..) [34]
Op 31 januari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek te horen tussen [medeverdachte 1] en [F] ( [F] ), hierin wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[F] vervolgt dat er voor de tweede keer was gezaaid en de jongen had [verdachte] voorgesteld om iemand te regelen voor 2000 euro per maand om voor die locatie te zorgen. [medeverdachte 1] vindt het bedrag te hoog. [verdachte] zou hebben gezegd dat hij het bedrag niet ging betalen. Toen had [verdachte] gezegd dat hij de volgende dag zelf zou gaan bewateren. [medeverdachte 1] begint te lachen. Nadat [verdachte] water had gegeven zou [verdachte] vergeten zijn de kraan dicht te draaien.
(..)
[F] heeft afgesproken dat hij bij de sleuteloverdracht 15 ontvangt en elke keer dat het wordt geknipt 20. [F] zegt dat hij hoopt dat hij na eenmaal knippen in twee woningen zijn schulden kan aflossen.
(..) [35]
Op 31 januari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek te horen tussen [medeverdachte 1] en [G] , hierin wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[G] : laten we kijken of we wat in de wiet kunnen doen
[medeverdachte 1] : dat heb ik je toch altijd gezegd
(..)
[medeverdachte 1] : weet je wat we moeten doen. Euhh, allereerst als je in dit werk gewoon je mond dicht houdt dan is er geen probleem. Want de grootste diefstallen die kom je op dit terrein tegen. We gaan een woning huren. De rest regel ik zelf wel. Is er een Bulgaar op wiens naam wij een woning kunnen huren?
[G] : hoe bedoel je een Bulgaar?
[medeverdachte 1] : op wiens naam we de woning kunnen zetten.
[G] : bedoel je de huurwoning?
[medeverdachte 1] : ja
[G] : ik vind wel iemand.
[medeverdachte 1] : laat anders een man uit Bulgarije komen
[G] : om te verzorgen
[medeverdachte 1] : om te kijken, om de ramen af en toe open en dicht te doen, om binnen te zitten, om televisie te kijken. Hij hoeft verder niets te doen
[G] : hoeveel geld moet ik inbrengen. Laten we dit met z’n tweeën doen.
[medeverdachte 1] : met z’n drieën, het moet met z’n drieën.
[G] : hoezo met z’n drieën?
[medeverdachte 1] : jij, ik en iemand die verstand heeft van het verzorgen van wiet.
(..)
[G] : oke, maar, hoeveel geld moet ik investeren (..)
[medeverdachte 1] : ik betaal al het geld (..)
[medeverdachte 1] : alleen, we moeten een Bulgaar regelen op wiens naam wij de woning kunnen laten registreren. Weet je wat we wel kunnen doen, dat jij meebetaalt aan de huur.
[medeverdachte 1] : de materiaalkosten zijn voor mijn rekening. Na afloop, stel dat het 100.000 euro oplevert. Dan gaan we kijken wat heeft [medeverdachte 1] aan materialen betaald? 20.000 euro. Hier jouw 20.000 euro terug. Hoeveel geld heeft [G] abi aan huur betaald? 3000 euro? [G] abi krijgt zijn 3000 euro terug. Wat is er aan werknemer betaald. Laten we zeggen 3000 euro. Wat blijft er over? 60.000 euro. Ieder krijgt dus 20.000 euro. Maar die compagnon waar ik het over heb, die komt en hij zorgt voor alles.
[G] : weet de man hoe alles moet?
[medeverdachte 1] : breek me de bek niet open. Dat is de man z’n beroep.
(..)
[medeverdachte 1] : stel dat jij wordt opgepakt, dan moet jij zeggen: ik had geen werk, ik ben een Marokkaan tegengekomen genaamd [naam] . Hij zei tegen mij ‘ik ga je geld geven als jij hier gaat wonen’
(..)
[medeverdachte 1] : er moet dus niets worden verklaard. De persoon moet in ieder geval de namen van [medeverdachte 1] en [G] niet noemen. (..)
[medeverdachte 1] : als ie het doet, dan gaat de politie verder zoeken en krijgen ze het boven water. Dan is het ook nog in georganiseerd verband. Ik zweer het bij God, iedere maand wordt er een locatie van mij opgerold.
[G] : meen je dat nou?
(..)
[medeverdachte 1] : maar als je zeven, acht locaties hebt, dan lukt het wel (..) [36]
Op 19 februari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [H] , hierin wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] zegt dat hij degene is die alles regelt terwijl [medeverdachte 2] zich er niet mee bemoeit. Volgens [medeverdachte 1] loopt [medeverdachte 2] geen risico omdat hij kan zeggen dat hij een werknemer is.
[medeverdachte 1] : iemand die baas is, werkt niet.
[H] : hij werkt ook niet.
[medeverdachte 1] : maar als hij binnen wordt opgepakt zegt hij dat hij daar aan het werk was. (..) de politie wil de man die hoger op de ladder zit (..).
[medeverdachte 1] : veel van onze locaties zijn opgerold (..) elke maand wordt er één van ons opgerold. Om de twee maanden wordt er zeker één opgerold.
(..) [37]
Op 23 februari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [E] ( [E] ), hierin wordt het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] : hij krijgt geld en jij krijgt geld, maar ik niet
[E] : maar waarom jij niet.
[medeverdachte 1] : (onverstaanbaar). Begrijp je?
[E] : maar jij krijgt toch ook wel gewoon.
[medeverdachte 1] : dat is voor ons samen. Wat van jou is, is van mij toch.
[E] : ja
(..)
[E] : (onverstaanbaar).
[medeverdachte 1] : wij zijn 1, [medeverdachte 2] . Hij bouwt. Hij bouwt alles.
[E] : [medeverdachte 2] is zogenaamd jij. Dus [medeverdachte 2] krijgt 20, ik krijg 20 en (onverstaanbaar)
eigenlijk hebben wij dan 10, 10 samen.
[medeverdachte 1] : ja (onverstaanbaar) is allemaal voor jou. Ik heb nog andere huisjes ( [medeverdachte 1] begint te lachen). (onverstaanbaar).
(..)
[E] : ja, maar waarom nemen we niet een groot huis met zes slaapkamers?
[medeverdachte 1] : [E] , beter drie, vier van zulke huizen (onverstaanbaar) te investeren. Want als een gepakt wordt dan (onverstaanbaar).
[E] : ja.
[medeverdachte 1] : ik ben professioneel in dit vak, dit is mijn werk.
[E] : als [medeverdachte 2] wat overkomt, wie moet dat dan allemaal doen?
[medeverdachte 1] : wat?
[E] : als [medeverdachte 2] wat overkomt, wie moet dat dan allemaal doen?
[medeverdachte 1] : we hebben 12 personeel. 12 personeel is veel he. Die hebben auto, gaan ze de hele dag daar, daar, daar. Jammer dat die meterkast buiten..
[E] : (onverstaanbaar).
[medeverdachte 1] : nou als eh, eh mensen komen van de meterkast, die hebben meestal sleutel.
[E] : ja, en dan gaan ze kijken en meten?
[medeverdachte 1] : ja klopt, kabels erin.
(..)
[E] : Die sleutel kan je toch veranderen.
[medeverdachte 1] : ja, dat gaat aandacht trekken.
[E] : ja, (onverstaanbaar) en hoe vaak komen die mensen van de meterkast.
[medeverdachte 1] : één keer per jaar, maar je weet nooit wanneer ze komen. (..) [38]
Op de zolder van de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn op 9 april 2013 goederen aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan hennepteelt. Het gaat om onder meer: afzuigers, filters, slangen, lampenkappen en voedingsmiddelen. Daarnaast is er een briefje met voor een hennepkwekerij benodigde goederen in de woning aangetroffen. [39]
[getuige 2] heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
(V=vraag A=antwoord)
V: wat weet jij nog meer over [medeverdachte 1] bezigheden?
A: dat hij een ondernemer is. dat hij geld investeert in die zaken en dergelijke (..)
V: wat is de rol van [verdachte] daarin?
A: huis verhuren, meer aan de administratie he.
V: wat weet jij van [medeverdachte 2] ?
A: Dat hij met Bulgaren en Oostblokmensen bezig is. Dat hij hun opdracht geeft om die hennepzooi te installeren. Hij is een partner van [medeverdachte 1] , dat delen ze. Ze hebben samen een zaak, dus ze moeten het delen. Dat hoor ik.
V: hoe weet je dat ze met Bulgaren bezig zijn?
A: In mijn huis waren ook Bulgaren. Ik heb één Bulgaar gezien. Dat was de Bulgaar die met [medeverdachte 2] bezig was met het installeren van de grond en aarde enzo. Dit heb ik niet zelf gezien. Ik heb hem gezien in een café, daar waren meerdere Bulgaren. Die Bulgaar zei toen ‘ik heb jouw huis geneukt’. Die Bulgaar heette [H] ofzo, dat is de installateur van [medeverdachte 2] . (..) Hij heeft gezegd dat dat van hun moest. Met ‘hun bedoelde hij [medeverdachte 2] . (..) Ik weet dat hij [medeverdachte 2] bedoelde omdat hij de naam van [medeverdachte 2] ook noemde. [40]
Vaststellen gebruikers telefoonnummers
Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] het telefoonnummer is dat bij hem al meer dan 15 jaar in gebruik is. [41]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf hoort op de getapte telefoongesprekken TB01, TA06, en TA04. [42]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] is. Dit komt overeen met de tenaamstelling van dit telefoonnummer; bovendien wordt de gebruiker in tapgesprekken van dit telefoonnummer [medeverdachte 2] genoemd.
Ook het telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van verdachte [medeverdachte 2]
De telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] zijn prepaid nummers zonder tenaamstelling. Uit de tapgesprekken maakt de rechtbank op dat de gebruiker van deze telefoonnummers [medeverdachte 2] heet.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij stem van [medeverdachte 2] als de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] herkent. [43]
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat de vier genoemde telefoonnummers in gebruik waren bij verdachte [medeverdachte 2] .
A. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 18 maart 2013 is de politie binnengetreden in het pand aan de [adres] te [woonplaats] . De eigenaar van het pand is [K] . In het pand is een in werking zijnde hennepkwekerij met 1368 planten aangetroffen. [44] De planten waren ongeveer 5 cm groot en zaten nog niet in het laatste stadium van de bloeifase. [45] De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [46]
Bij een doorzoeking van het kantoor van [bedrijf 2] is een huurcontract aangetroffen met betrekking tot de verhuur van dit pand. [47]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken in de periode van 14 december 2012 tot en met 1 april 2013, getuigenverklaringen, mastgegevens en inbeslaggenomen goederen is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 14 december 2012 wordt [medeverdachte 1] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door een man met de roepnaam [K] , die gebruik maakt van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 3] BV te [vestigingsplaats] ( [K] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] geeft aan dat hij van plan is om de loods van [K] in [woonplaats] te verhuren.
[K] geeft aan dat hij bereid is om de loods voor 1200 euro te verhuren.
(..) [48]
Op 14 december 2012 belt [medeverdachte 1] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 3] BV te [vestigingsplaats] ( [K] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[K] zegt dat hij door de belastingdienst onder druk wordt gezet vanwege zijn belastingschulden. [K] zegt dat hij dringend 210.000 euro nodig heeft. (..) [K] legt uit dat de bank niet mee werkt omdat sprake is van twee panden/woningen waarvan er slechts 1 is verhuurd.
[medeverdachte 1] zegt dat [K] zich geen zorgen hoeft te maken en dat hij het direct kan regelen.
[medeverdachte 1] zegt dat hij in het ergste geval zelf de woning/het pand huurt.
[K] zegt dat ze morgen kunnen komen kijken.
(..) [49]
Op 15 december 2012 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] zegt dat het bijna 3 uur is. [verdachte] zegt ‘zullen we gaan’
[medeverdachte 2] geeft aan dat hij even gaat douchen en dat ze daarna kunnen vertrekken.
[verdachte] zegt ‘is goed’. [50]
Op 15 december 2012 straalt de telefoon van [verdachte] een mast aan in Harderwijk. [51]
De getuige [getuige 1] verklaart op 10 april 2013 dat hij ongeveer drie tot vier maanden geleden het pand aan de [adres] heeft laten zien aan twee mannen die het pand wilden bekijken. Persoon 1 omschrijft hij als een man van Turkse afkomst, ongeveer 35-40 jaar oud, zwart kort kalend haar, ongeveer 1.55 tot 1,60 meter lang met een stevig postuur, zonder baard, snor, oorbellen, tatoeages of een bril. Persoon 2 kan de getuige zich niet herinneren. De periode na deze rondleiding zag hij af en toe mensen het pand binnen gaan. Dit waren meestal mensen van Poolse of Hongaarse afkomst. Deze mensen kwamen meestal aanrijden met een grijze Mercedes Vito. Ook kwam er wel eens een witte bus dit was een Mercedes Sprinter of een Volkswagen LT. [52]
Op 09 april 2013 vond er een doorzoeking plaats in de woning van [medeverdachte 2] . Tijdens die doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen.
Er werd een enveloppe aangetroffen met het opschrift: "Harderwijk. Material - 2399. Diesel
370 / Vito + Sprinter. = 2769". In deze enveloppe werden ook kassabonnen aangetroffen met
betrekking tot aankopen in de periode van 15-01-2013 tot en met 30-1-2013 bij de doe-het-
zelf winkels Hornbach in Nieuwegein en Zaandam en Gamma in Harderwijk. De
aangekochte goederen betroffen onder andere, gipsplaten, montagekit, gereedschap, hout,
kachel, hang- en sluitwerk enzovoort. Tevens werden kassabonnen aangetroffen van het
tanken van diesel in de periode van 14 tot en met 30 januari 2013 in Zaandam, Oostzaan, Muiden, Putten en Harderwijk. [53]
Op 31 januari 2013 belt [medeverdachte 1] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] : je hebt het slot van de loods vervangen toch?
[medeverdachte 2] : wat?
[medeverdachte 1] : het slot van de loods!
[medeverdachte 2] : nee we hebben het nog niet vervangen.
[medeverdachte 1] : [K] abi schijnt er naartoe te zijn geweest, wist je dat?
(..)
[medeverdachte 1] : het schijnt er mooi te zijn geworden.
[medeverdachte 2] : we hebben het echt super mooi gemaakt hoor. Echt waar.
[medeverdachte 1] : [K] abi zei ook, het is heel mooi geworden. [54]
Op 11 februari 2013 wordt [medeverdachte 1] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door een man met de roepnaam [K] , die gebruik maakt van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 3] BV te [vestigingsplaats] ( [K] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] : broer bij de bank… euhh. Via het grenswisselkantoor hebben we het gestuurd.
(..)
[medeverdachte 1] : maar omdat de Poolse man er niet was, heb ik het op naam van iemand anders gestuurd. Dat zal geen probleem opleveren toch?
[K] : heb je genoteerd dat het huur betreft?
[medeverdachte 1] : ik heb het genoteerd, ik heb huur februari genoteerd. [55]
Op 7 maart 2013 belt [medeverdachte 1] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 3] BV te [vestigingsplaats] ( [K] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : [K] abi, is je bankrekeningnummer [rekeningnummer] ?
[K] : ja
[medeverdachte 1] : oke is goed, het gaat om de huur van de [adres] .
(..) [56]
Op 7 maart 2013 belt [medeverdachte 1] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : zeg het maar broertje
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] , [E] heeft een woning gevonden
(..)
[medeverdachte 2] : ik ga nu naar dinges.. euhh.. ik ga naar de dinges van [K] abi
(..)
[medeverdachte 1] : ik heb de huur van [K] abi op naam van [E] laten overmaken.
[medeverdachte 2] : is goed broertje. (..) [57]
Op 11 maart 2013 belt [medeverdachte 1] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 2] : ik heb namelijk voor daar bij [K] ruim 6000 voor dingen betaald.
(..) [58]
Op 18 maart 2013 belt [medeverdachte 1] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : zeg het maar broer.
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] , waar ben je?
(..)
[medeverdachte 1] : zijn de vissen klaar?
[medeverdachte 2] : wat?
[medeverdachte 1] : zijn de vissen bij [K] klaar?
[medeverdachte 2] : ja
[medeverdachte 1] : het schijnt dat de ooms er zijn
(..)
[medeverdachte 1] : [K] abi schijnt door de buren gebeld te zijn
[medeverdachte 2] : ja
[medeverdachte 1] : dat de politie is gekomen.
(..)
[medeverdachte 1] : ze schijnen voor de deur te staan.
[medeverdachte 2] : oh mijn god. Oke. Wat kunnen we doen?
[medeverdachte 1] : we kunnen er niks aan doen.
(..) [59]
Op 18 maart 2013 wordt [medeverdachte 1] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] : wie heeft de sleutel? Kun je de sleutel niet aan [K] abi geven zodat ze de deur niet hoeven open te breken.
[medeverdachte 2] : ja de sleutel is bij mij
[medeverdachte 1] : is het een dure deur?
[medeverdachte 2] : wat? Euhh nee hoor het is een verrot ding
(..)
[medeverdachte 1] : dan kan hij beter zeggen: ‘ik weet het niet breek het maar open’
(..) [60]
Op 19 maart 2013 wordt [medeverdachte 1] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door een man met de roepnaam [K] , die gebruik maakt van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 3] BV te [vestigingsplaats] ( [K] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] : we zullen alles wat nodig is regelen [K] abi, we betalen de kosten
(..) [61]
Op 1 april 2013 belt [medeverdachte 1] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] : [K] abi heeft elektriciteitsrekening ontvangen
(..)
[medeverdachte 2] : hoeveel
[medeverdachte 1] : 2900
(..)
[medeverdachte 2] : wat moeten we doen, we moeten het betalen. in orde. [62]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 samen met anderen hennep heeft geteeld in het pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Uit de hiervoor weergegeven tapgesprekken volgt immers dat verdachte en medeverdachten ieder een (actieve) bemoeienis hebben gehad bij de exploitatie van deze hennepkwekerij en zo ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
Verdachte [medeverdachte 1] was betrokken bij het huren van de loods, het betalen van de huur en het vergoeden van de kosten na ontmanteling van de kwekerij. Verdachte [medeverdachte 2] was betrokken bij de opbouw van de kwekerij en had ook contact met verdachte [medeverdachte 1] over het vergoeden van de kosten. Tenslotte zijn verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] samen bij de loods wezen kijken.
B. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ( [woonplaats] )
Bewijsmiddelen
Op 10 januari 2013 is de politie binnengetreden in het pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht. In het pand is een in werking zijnde hennepkwekerij met 360 planten aangetroffen. De planten waren ongeveer 8 weken oud. Op het moment dat de voordeur van de woning werd geforceerd kwam de bewoner genaamd [L] aanlopen. De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [63]
De bewoner [L] verklaart in zijn eerste verhoor dat de hennepkwekerij van hem is. [64] Later verklaart hij dat hij onder druk van [verdachte] de kwekerij is gestart en dat de baas van [bedrijf 2] (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte 1] ) er ook van wist. [65]
De getuige [F] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
Het klopt dat ik eigenaar ben van de woning aan de [adres] . Ik wist niet dat er een hennepkwekerij zat. Ik heb de woning in oktober 2011 voor twee jaar verhuurd aan een man genaamd [L] . [bedrijf 2] heeft mij geholpen bij het vinden van een huurder. Ik heb ook afspraken gemaakt met [verdachte] dat hij structureel op controle zou gaan. Dit was een mondelinge afspraak. Daar kregen ze toen niets voor betaald. Nu verhuren ze nog steeds mijn woning en houden ze geld achter van de huur, omdat ze ook beheer doen. Ik belde om de zoveel tijd met [bedrijf 2] om te vragen of ze de woning gecontroleerd hadden. Ik begreep dan dat ze in de woning waren geweest. Ik ben zelf nooit bij de woning langs geweest. Ik kreeg de huur van de woning rechtstreeks van de huurder op mijn rekening overgemaakt. [66]
De getuige [L] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
[verdachte] heeft het initiatief genomen met betrekking tot de hennepkwekerij. Ik heb het huis gehuurd. Ik kon de huur niet meer betalen. [verdachte] had een idee om het op te lossen. [verdachte] heeft het gezegd in een telefoongesprek. Het zou in de woning gebeuren. De rest heeft hij geregeld. Daar ben ik niet bij geweest. Ik kon er blijven wonen en kreeg een vergoeding. Ongeveer 500 euro per maand. Dit is betaald via een enveloppe in de brievenbus. [67]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken en sms-berichten in de periode van 21 januari 2013 tot en met 29 januari 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 21 januari 2013 ontvangt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] , een sms-bericht van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [M] ( [M] ). In het sms-bericht staat (vertaald vanuit het Turks) het volgende:
[medeverdachte 1] , ik verzoek je vriendelijk om deze kwestie zo snel mogelijk af te ronden. Laten we ervoor zorgen dat er een begin wordt gemaakt aan de woning. Ik zweer dat alleen het materiaal voor het huis 10-15 duizend kost. Als je wilt maken we een afspraak met vrienden die jij kent en we gaan ernaar kijken. Als de woning maar binnen 1 a 1,5 maand in de oude staat wordt teruggebracht. Ik ga gek worden man. [68]
Op 21 januari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [L] ( [L] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..) [medeverdachte 1] zegt dat [L] vandaag moet komen zodat ze kunnen kijken wat ze kunnen doen. [L] zegt dat hij net heeft ge-sms’t dat ze de offerte moeten opsturen. (..) [medeverdachte 1] zegt dat [L] fout is geweest en dat hij moet komen praten met de derde. (..) [L] zegt dat zij wisten wat hij ging doen dus dat zij ook medeschuldig zijn. [L] zegt dat [verdachte] wist wat hij ging doen, dan had [verdachte] de woning maar niet moeten verhuren. [69]
Op 21 januari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [L] ( [L] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] zegt dat hij met de huiseigenaar op kantoor zit. [medeverdachte 1] zegt dat hij bij het huis is geweest om te kijken en [medeverdachte 1] heeft een deal gemaakt: dat [L] het materiaal zelf betaalt, ongeveer 4000 euro. [medeverdachte 1] zegt dat de 1250 euro borg wordt ingehouden, dan blijft er nog 2750 euro over. [medeverdachte 1] zegt dat ze het goedkoop gaan laten maken. (..) [70]
Op 29 januari 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] , gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [M] ( [M] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] zegt dat hij een timmerman kent die het netjes kan maken. (..) [medeverdachte 1] zegt dat hij het 1 februari kan verhuren. [M] vraagt of de mensen die erin gaan zitten betrouwbaar zijn. Dat zo iets niet nogmaals gebeurt. (..) [71]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013, samen met anderen, hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht. Uit de verklaring van [L] , volgt immers dat verdachte [verdachte] het initiatief heeft genomen voor de hennepkwekerij en dat [medeverdachte 1] hiervan op de hoogte was. Uit de hiervoor weergegeven tapgesprekken volgt voorts dat [medeverdachte 1] actief betrokken is bij het vinden van een oplossing voor de schade. Beide verdachten hebben zodoende een wezenlijke bijdrage geleverd.
Uitsluiten verklaring [L]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [L] moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze verklaring niet betrouwbaar is. De rechtbank oordeelt anders. De verklaring van [L] sluit aan bij de bekende modus operandi van verdachte en medeverdachten. Bovendien belast [L] ook zichzelf met deze verklaring. Redenen waarom de rechtbank niet twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [L] en deze zal bezigen voor het bewijs.
C. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 28 maart 2013 is de politie binnengetreden in een pand aan de [adres] te [woonplaats] . In het pand is een inwerking zijnde hennepkwekerij met 376 planten aangetroffen. De planten waren ongeveer 5 weken oud. De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [72]
De eigenaar van de woning is [N] , de nicht van (mede)verdachten. Zij verklaart dat zij de woning heeft verhuurd via [verdachte] , via het bedrijf [bedrijf 2] . Zij denkt dat [bedrijf 2] achter de kwekerij zit. [73]
Bij een doorzoeking van het kantoor van [bedrijf 2] is een huurcontract aangetroffen met betrekking tot de verhuur van dit pand. [74]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken van 10 november 2012 en 28 maart 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 10 november 2012 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : ik heb het geld van Nieuwegein vandaag aan [O] betaald.
(..) [75]
Op 28 maart 2013 om 10:34 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : [O] heeft mij gebeld.
(..)
[verdachte] : je weet [N] toch wel?
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte] : het schijnt dat er aan de zijkanten wateroverlast is. De politie schijnt gebeld te hebben en gezegd dat ze naar binnen zullen gaan.
(..) [76]
Op 28 maart 2013 om 10.36 uur wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [P] ( [naam] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[naam] zegt dat op dit moment de politie met een inval in de woning van [N] bezig is. (..) [77]
Op 28 maart 2013 om 10.39 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [medeverdachte 2] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] , wat ben je aan het doen?
[medeverdachte 2] : goed hoor ik ben thuis
[medeverdachte 1] : Dinges.. euhh.. ER IS EEN PROBLEEM HOOR
[medeverdachte 2] : wat dan?
[medeverdachte 1] : In het oude huis van [H]
(..)
[medeverdachte 1] : De ooms schijnen voor de deur te staan
(..)
[medeverdachte 2] : hoe weet je dat, van wie heb je dat gehoord?
[medeverdachte 1] : Dinges.. [naam] en [P] enzo schijnen gebeld te hebben. [O] schijnt te hebben gebeld.
(..)
[medeverdachte 1] : ik zal [verdachte] (onv.) (..) [78]
Op 28 maart 2013 om 10.44 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : ga jij er maar naartoe
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : zeg tegen hen ‘ik ben gebeld door de huisbaas. Er schijnt sprake te zijn van overstroming. Daarom ben ik gekomen. Ik weet niet wat er aan de hand is’
[verdachte] : is goed ik ga er meteen naar toe (..) [79]
Op 28 maart 2013 om 11:27 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : [O] gaat vragen wie de bewoners daar waren. Wat zal ik tegen hem zeggen? zal ik zeggen dat het Bulgaren waren?
[medeverdachte 1] : je moet zeggen: ‘Die Bulgaren woonden er. Je weet wie ze zijn.’ Je moet geen dinges doen. (..) [80]
Op 28 maart 2013 om 13:03 uur wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [P] ( [naam] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[naam] : Hallo [verdachte] .
[verdachte] : Zeg het maar [naam] ?
[naam] : Wat is er met de woning van [N] gebeurd?
[verdachte] : Nou we zijn daar naar toe gegaan, samen met [O] . Die runderen hebben daar vuiligheid gemaakt. Ik stuur nu een man daar naar toe.
[naam] : Ja.
[verdachte] : lk laat de deur, zus en zo laten maken, ik vervang het slot. Ik ben net aangekomen .... het contract. .... ik heb [N] een contract verzonden. Ik ga hier ook naar kijken naar de contracten.
[naam] : Je moet met [N] praten, [N] is een sukkel. Als het contract niet juist is dan ... [N] is van plan om naar de politie te gaan om aangifte te doen. Je moet tegen [N] zeggen "voordat je naar de politie gaat, kom bij mij langs".
[verdachte] : Ha .. gaat hij dat vandaag doen.
[naam] : lk weet niet of het vandaag is. Als [O] gebeld heeft, gaat hij direct. Bel [N] maar op " [N] voordat je naar de politie gaat, bel mij op, kom bij
mij langs. Laten we het contract degelijk maken".
[N] : ln orde, laten we het zo doen.
[naam] : In orde, hij is een sukkel, anders gaat nu.
[N] : Ja, ja.
[naam] : Kijk dinges ... ehhhh dat weet je beter, er is een kopie ID nodig.
[N] : Ja, ja, dat klopt. Ik ga dat allemaal regelen. Ik zal alleen hier in orde
maken zodat [N] geen hoofdpijn krijgt. (..) [81]
Op 28 maart 2013 om 21:55 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 2] : Hmm .. heb je het dan gezien? Hoe staat het ermee?
[verdachte] : Ja. Ik was vanmorgen daar.
[medeverdachte 2] : Hmm ..
[verdachte] : Euhh .. dinges euhh .. er schijnt een problemen bij de buren te zijn geweest.
[medeverdachte 2] : Meen je dat nou?!
[verdachte] : Echt waar euhh .. er is toch die trap, de trap!?
[medeverdachte 2] : Ja.
[verdachte] : Waaronder je toch de auto parkeert?!
[medeverdachte 2] : Ja.
[verdachte] : Euhh .. dinges was daar goed te dingessen .. daar ging je neus van kapot! [medeverdachte 2] : Aha .. lk begrijp het.
[verdachte] : Ja. Er was dus geen waterlekkage of zo!
(..) [82]
Op 28 maart 2013 om 22:58 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid) in gebruik bij [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte 2] : (..) Ik heb trouwens met [verdachte] gesproken. Hij heeft een en ander verteld.
[medeverdachte 1] : Het schijnt dat het vanuit buiten te ruiken was.
[medeverdachte 2] : Hmm ... Ik had al gezegd 'laten we geen dinges doen' snap je. Ik heb gezegd 'laten we niet van deze doen'.
[medeverdachte 1] : Ja.
[medeverdachte 2] : Dinges drong erop aan en zei 'we moeten van deze doen'. Hij zei 'die andere levert niet veel dinges op, het levert niet veel geld op' snap je.
[medeverdachte 1] : Ik snap het.
[medeverdachte 2] : Van die andere weet je! Tot nu doe hebben we van de normale dinges gedaan weet je.
[medeverdachte 1] : Maar goed, we bespreken het nog wel. (..) [83]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013, samen met anderen, hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Uit voorgaande tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op de dag van de ontmanteling veelvuldig contact hebben en in codetaal praten. Wanneer deze tapgespreken worden bekeken in het licht van de ontmanteling van de hennepkwekerij staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachten met elkaar spraken over de ontmanteling van een hennepkwekerij die zij exploiteerden.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de telefoongesprekken, OVC-gesprekken en sms-berichten die als bewijsmiddel zijn gebruikt over hennepteelt gaan. De rechtbank overweegt dat het steeds soortgelijke feiten betreft, waarbij veelal in codetaal wordt gesproken. De modus operandi ten aanzien van de hennepkwekerijen komt ook overeen. [medeverdachte 1] regelt de woningen en zorgt voor de financiering, [medeverdachte 2] is verantwoordelijk voor de bouw van de kwekerij en [verdachte] voert de meer praktische werkzaamheden uit rondom de kwekerij, zoals het bewateren van de plantjes. Daarnaast is [verdachte] ook betrokken bij de ‘administratieve afhandeling’. Voorgaande maakt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking zodat sprake is van medeplegen.
Door de raadsman is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht ten aanzien van de tenlastegelegde hennepkwekerijen. Hierover merkt de rechtbank op dat op grond van de bewijsmiddelen vast staat dat verdachte wetenschap had van en betrokken was bij de hennepkwekerijen, zoals hiervoor per hennepkwekerij reeds is overwogen. Dat verdachte niet met zijn vingers in de aarde is aangetroffen, doet daar niet aan af. Verdachte heeft met zijn handelen immers een wezenlijke bijdrage geleverd.
4.3.3.3 Feit 4: wapenbezit (busje pepperspray)
Bewijsmiddelen
Bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] , de woning van de moeder van verdachte, is op 9 april 2013 in een schoudertas een gasbusje aangetroffen (pepperspray). [84] Het gaat om een wapen van categorie II sub 6. [85] Tijdens de doorzoeking was de vrouw van verdachte, [Q] aanwezig; zij verklaarde dat het busje pepperspray eigendom van verdachte is. [86]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk een busje peperspray voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [Q] .
4.3.3.4 Feit 6: hypotheekfraude
Bewijsmiddelen
Op 11 juni 2013 doet de Rabobank Utrechtse Heuvelrug, locatie [locatie] aangifte van valsheid in geschrifte. Op 11 maart 2013 kwam bij de Rabobank een aanvraag binnen van [verdachte] voor het verstrekken van een hypotheek voor de financiering van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De aanvraag is ondertekend door [verdachte] . De aanvraag is als kopie A bij de aangifte gevoegd [87] . De aanvraag kwam binnen op naam van [verdachte] en op naam van zijn partner [Q] . Voor de verstrekking van de hypotheek heeft de Rabobank van [verdachte] een werkgeversverklaring ontvangen. Op deze verklaring staat dat [verdachte] als bedrijfsleider werkt bij [bedrijf 1] aan de [adres] te [vestigingsplaats] , dat er sprake is van een vast dienstverband voor onbepaalde tijd en dat [verdachte] een bruto jaarsalaris ontvangt van 35.280 euro. De werkgeversverklaring is als kopie B bij de aangifte gevoegd [88] . Het bleek dat er salaris van voornoemde werkgever op een ING rekening van [verdachte] binnenkwam.
(kopie C) [89] .Ook is er een salarisspecificatie ontvangen
(kopie D) [90] .Op de salarisspecificatie van februari 2013 staat dat [verdachte] een bruto maandloon van 2.934,00 euro ontvangt en een jaarloon van 33.148,80 euro. Voornoemde stukken moeten met elkaar overeenstemmen. Van de politie heeft de Rabobank vernomen dat het vermoeden bestaat dat de hypotheek is aangevraagd met één of meerdere valse loonstroken, waardoor genoemde hypotheek mogelijk is verstrekt op basis van valse stukken. [91]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken van 26 november 2012 tot en met 11 maart 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 26 november 2012 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [bedrijf 4] ( [naam] ). In dit gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : Ja. Wordt het vanaf 1 oktober 'onbepaalde tijd' of wordt het
'proeftijd'?
[naam] : Je kan als je voor onbepaalde tijd een contract wil hebben
[verdachte] : Huh huh ..
[naam] : Dan kan je maximaal twee maanden proeftijd geven, maar het kan ook een contract zijn zonder proeftijd of 1 maand.
[verdachte] : Ja. Als we het nou als volgt doen euhh .. dus dat ik op 1 juni begin te
werken en dat we doen alsof jij het contract toen aan mij hebt gegeven?!
[naam] : Ik kan doen alsof ik het contract heb gegeven maar loonaangifte euhhh .. [verdachte] : Dat is voor twee maanden hoor, dat maakt niet uit.
[naam] : Hoe bedoel je dat?
[verdachte] : Dus doe alsof je het contract al eerder hebt gegeven aan mij .. dus
euhh .. loon weet ik dus euhh .. dat geef je dan 1 maand of 2 maanden.
[naam] : Ja, maar als ik op die contract 1 juli zet. .zetten kunnen we doen,
maar met één druk op de knop kunnen ze via de UVW erachter komen van dat jij niet in dienst was.
[verdachte] : Is dat zo?
[naam] : Tuurlijk ja. Als ik vandaag die oktober run doe, dan zit jij al in het
systeem.
[verdachte] : Aha, maar kunnen ze dan wel dinges doen?
[naam] : En morgen doe ik de november run en dan zit je ook in het systeem en als ze dan volgende week gaan nachecken, dan zit je euhh .. dan krijg je al twee maanden loon. Als je wilt dan kan ik het wel zonder proeftijd doen.
[verdachte] : Ja. Doe het maar zonder proeftijd.
[naam] : Want een bedrijf kan ervoor kiezen om geen proeftijd te nemen .. omdat
je sowieso een gezin hebt en zo en dat je daar ontslag neemt en naar hier komt. Er zijn een heleboel redenen waarom een bedrijf zegt 'ik wil euhh .. behoef geen proeftijd'. En ook kan men dan maximaal een proeftijd van twee maanden geven als je onbepaalde tijd contract hebt..
[verdachte] : Ja.
[naam] : En na 1 december ben je je proeftijd al voorbij.
[verdachte] : Ok. Laten we dat dan als volgt doen. Laten we dan 1 maand proeftijd
doen. De mannen gaan dan toch niet zeggen zo van 'we waren net begonnen met werken, waarom neem je meteen onbepaalde tijd' en zo?
[naam] : (..) Wat ga je nou met dit contract doen?
[verdachte] : Ik zal een huis kopen joh.
[naam] : Oh .. nee, nee, daar zullen ze niet zo veel problemen mee doen. Want jij zat in dienst bij euhh .. [bedrijf 2] Makelaardij ..
[verdachte] : Ja.
[naam] : Dit is een euhh .. je gaat dan dinges doen, kan je als argument geven
van ja.. LEGAAL ZITTEN JULLIE NIET BIJ ELKAAR HE?!
[verdachte] : Nee, nee.
[naam] : Dus het is onder de naam van Budget..
[verdachte] : Want die andere man .. dat contract wat ik aan jou heb gegeven weet je?! [naam] : Ja.
[verdachte] : De man heeft het helemaal in dinges van start laten gaan denk
ik .. heeft hij het in augustus van start laten gaan?
[naam] : Nee, 1 januari 2012.
[verdachte] : Hij heeft het dus toen helemaal van start laten gaan.
[naam] : Maar dat contract is toch geldig. Het is toch 'voor onbepaalde tijd' contract?!
[verdachte] : Euhh .. dat contract is geldig maar ik dat contract euhh .. eerst zou ik
me laten inschrijven bij de makelaar ..
[naam] : Huh huh ..
[verdachte] : Dat heb ik niet gedaan. Daarom heb ik een ander contract nodig. Maar
de man die de hypotheek voor mij regelde heeft dat contract geregeld ..
[naam] : Dit?!
(..)
[verdachte] : Ok. Doe jij het maar zo. Doe zoals jij het weet. Laat ik eens
kijken .. 1 oktober euhh"dan had ik 1 november al een salaris moeten hebben he?!
[naam] : Ja, maar DAT GAAN WE OP DE LOONSTROOK MELDEN ALS 'CONTANT BETAALD'. [verdachte] : Ja. En van 1 euhh "eind deze maand moet er dan een salaris komen.
[naam] : Ja.
[verdachte] : Daar staat vermeld 2.400 lira/euro ex he, bruto?!
[naam] : Er staat 2.400 euro bruto op en dat komt neer op ongeveer 1. 700 euro
netto.
[verdachte] : Ja.
[naam] : Maar wat voor welke .. voor hoeveel ga je een huis kopen? Die 2.400
lira/euro is niet genoeg.
[verdachte] : Nee, nee .. ik dinges "MIJN VROUW HEEFT OOK"
[naam] : Aha ..
[verdachte] : Ik heb die/haar ook laten doen .. laat ik eens kijken "euhh" aan haar
behoorlijk euhh "twintig" euhh "VIJENTWINTIGDUIZEND EURO PER JAAR.
[naam] : Dus die van [Q] ?!
[verdachte] : Ja.
[naam] : Die van jou is ook 25.000 dus het is dan 50.000, maar het blijft
moeilijk. Voor hoeveel duizend ga je een huis kopen?
[verdachte] : TWEEHONDERDDERTIG KUNNEN ZE GEVEN MET DIE CONTRACT.
[naam] : Weet je het zeker?
[verdachte] : Ja, ja. De man euhh"ik heb dit alles van te voren besproken"de man
zei "LAAT DEZE DINGEN ZO KLAARMAKEN, DAN IS HET GOED".
[naam] : Ok. En weet je verder moet doen euhh .. jullie moeten het bij de ING
doen he?! ING geeft makkelijker contracten af..dinges af..hypotheek af.
[verdachte] : ING?
[naam] : Ja.
(..)
[verdachte] : Laten we het dan als volgt doen euhh. Regel jij dat alles maar. LAAT IK DAN EIND DEZE MAAND GELD OP DE BANK(REKENING) STORTEN.
[naam] : Is goed.
[verdachte] : Euhh .. ik moet 2.400 lira/euro storten/overmaken he?!
[naam] : Euhh" Ik moet even kijken het kan ook zijn dat je 2.600 moet gaan be
Euhh "dinges doen"er komen namelijk ook loonheffingen en werkgeverskosten en zo
bij"ik moet het even bekijken "ik weet niet hoeveel het precies is. Het is
meer dan 2.400.
[verdachte] : Kijk jij maar even en geeft het binnen een paar dagen aan mij door.
Aan de hand daarvan gaan we geld storten/overmaken.
(..) [92]
Op 27 november 2012 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [bedrijf 4] ( [naam] ). In dit gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[naam] zegt dat de maandloon van [verdachte] 1. 700 lira/euro en nog wat is en zijn bruto salaris 2.400 lira/euro.
[naam] zegt dat [verdachte] bij de ING, als hij het voor de huis-dinges daar moet
laten zien, zij het daar niet zullen zien maar hij dan moet zeggen dat hij het contant heeft ontvangen omdat ze elkaar goed kennen en in dezelfde straat dinges zijn. "Als ze daar vragen over hebben", aldus [naam] .
(..)
[verdachte] "Hmm .. "
[naam] "Stort jij maar 3.000 lira/euro. Laat de man aan jou 1.700 euhh .. dus
wat jouw maandsalaris ook is .. wat daar staat vermeld, moet hij tot op de cent nauwkeurig uitbetalen als salaris november."
[verdachte] "Aha .. "
[naam] "Heb je het begrepen? De rest is voor de loonbelasting. Zijn loonbelasting kost ongeveer 1.000 lira/euro."
(..)
[naam] "Die van haar/hem stuur ik dan ook mee. Ik maak ze beide samen en stuur ze dan. Maar je moet vandaag tegen hem zeggen dat hij 1. 700 en nog wat netto voor jou moet overmaken."
[verdachte] "Ok. 1. 700 euhh .. dat geld dat daar staat vermeld moet hij dus naar mij overmaken?!"
[naam] "Ja. 1.743 of 1.763 lira/euro en nog wat.precies op de cent af moet
hij naar jou overmaken als zijnde salaris november. Salaris oktober is er ook.
Als ze vragen hebben .. je moet de loonstrook uitprinten .. Laat hij daarop
schrijven 'contant betaald via kas' en hij moet daar ook zijn handtekening op zetten."
[verdachte] "Ja, is goed."
(..) [93]
Op 27 november 2012 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [bedrijf 4] ( [naam] ). In dit gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
Na begroeting zegt [naam] "Ik heb je bankrekeningnummer nodig."
[verdachte] zegt te zullen kijken en vraagt dan " [naam] , ga jij dit bedrag overmaken of ik. Hoe moet ik het doen? Ik weet niet hoe ik het moet doen."
[naam] "WEL, [medeverdachte 2] ABI DOET ZIJN BANK-DINGES ZELF."
[verdachte] : "Oh, dan geef ik het aan hem."
[naam] : "Ja, jij moet het aan hem dingessen. Hij moet het overmaken euhh .. hij gaat het via bank overmaken naar jou toe euhh .. het bedrag dat in jouw loonstrook staat vermeld."
[verdachte] : "Vanaf bedrijfsrekening."
[naam] : "Ja, vanaf zijn bedrijfsrekening moet hij het overmaken aan jou."
[verdachte] "ja, is goed."
[naam] : "Ja, maar eerste oktober moet hij contant overmaken. November wordt euhh .. moet hij deze maand overmaken. Dan moet ie 'salaris november' schrijven." [naam] zegt dat hij het één dezer dagen moet overmaken en zij de loonstrook straks naar [verdachte] gaat sturen.
Daarna geeft [verdachte] zijn rekeningnummer aan [naam] door: [rekeningnummer] ING-Bank.
(..) [94]
Op 27 november 2012 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ). In dit gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : Joh, stuur maar maandsalaris naar mij .. (lacht) ..
[medeverdachte 2] : Maandsalaris?!
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 2] : Hoeveel?
[verdachte] : 1765 (zeventienhonderdvijfenzestig) lira/euro 59 kurus/cent!
[medeverdachte 2] : Oei! Wat is dat man?!
[verdachte] : .. (lacht) .. als het 2.500 lira/euro bruto is, dan wordt het netto
bedrag dus dit.
[medeverdachte 2] : Heb jij geen geld dan?
[verdachte] : Ik heb het wel.
[medeverdachte 2] : Is goed.
[verdachte] : Ik kan het niet overmaken dus jij moet het overmaken. Van bedrijfsrekening.
[medeverdachte 2] : Is goed. Bij dinges is euhh .. heeft dinges geen pa euhh .. [naam] heeft de
(bank)pas. Je moet het tegen hem zeggen.
(..)
[verdachte] : Oh, zal ik het dan zo doen, dat ik het zelf daar stort en het dan zelf overmaak?!
[medeverdachte 2] : Ok. Stort het morgen naar [naam] , naar daar. Het geld.
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 2] : En laat hij het dan naar jouw rekening sturen. Ok?!
[verdachte] : Ok, is goed. Dank je wel.
(..)
[verdachte] : Dinges euhh .. van de adviseur en zo zijn een paar brieven gekomen. Er is dus helemaal geen probleem. Slechts voor een maand zal het wel voldoende zijn denk ik. Ik zal meteen alles kunnen kopen.
[medeverdachte 2] : Ik hoop het. Vooruit dan maar.
(..) [95]
Op 17 februari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting 06-17818243, ten name van [R] ( [R] ). In dit gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : Het bedrijf waar ik werk.
[R] : ja.
[verdachte] : Waar ik mijn loonstrook van krijg. De eigenaar is gewijzigd, is dat een probleem bij het verkrijgen van een hypotheek.
[R] : Nee dat is geen probleem.
[verdachte] : Letten ze daarop?
[R] : Nee daar kijken ze niet naar. Je kan overgenomen worden.
[verdachte] : In de verklaring, werkcontract staat de naam van oude eigenaar, die vertrokken is.
[R] : Maak een nieuwe werkgeversverklaring met dezelfde datum en met de nieuwe naam. Heb je het al aan de bank gegeven, heb je je werkgeversverklaring al ingediend bij de bank.
[verdachte] : Nee dat heb ik niet gedaan.
[R] : Dan moet je dat opnieuw maken, het is 1 minuut werk.
[verdachte] : Maar de nieuwe is mijn oudere broer, hij heeft dezelfde achternaam.
[R] : Hmmm ... dan is het beter om die andere te maken. De banken twijfelen wanneer het om een broer gaat.
[verdachte] : Dan zal ik die oude verklaring afgeven.
[R] : Ja geef dat af, is dat ondertekend?
[verdachte] : Ja het is ondertekend.
[R] : Dan is het geen probleem, geef dat maar af.
(..) [96]
Op 4 maart 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ( [S] ). In dit gesprek wordt het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] zegt dat hij de werkgeversverklaring heeft gescand. Hij heeft het inkomen open gelaten en vraagt [S] dat in te vullen. [S] zegt dat dat [verdachte] bij
het inkomen 12x 2934 moet invullen, daaronder moet 8% van dat bedrag staan, daaronder moet de 2934 staan als 13e maand. [verdachte] vraagt of het een probleem is dat de aangifte loonheffing nog niet bij het UWV is gemeld. [verdachte] zegt dat het UWV wel weet dat [verdachte] werknemer is. [S] zegt dat het dan geen probleem is. [S] vraagt [verdachte] om de werkgeversverklaring, salarisstrook en de bijschrijving van het salaris op de rekening van [verdachte] toe te sturen. [97]
Op 5 maart 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ( [S] ). In dit gesprek wordt het volgende gezegd:
[verdachte] : [S]
: [verdachte] , Goeie dag
(..)
[S] : bouw je geen pensioen op of iets?
[verdachte] : uhh staat er niet op?
[S] : ( [S] lacht) .. Nee dit is echt, ik zal je .. ik zal even kijken voor je,
kijk een normale loonstrook, nogmaals ik weet ook wel dat we hem enigszins moeten creëren heb ik het idee .. dus .... oi-oi-oi-oi-oi willen we het nou even
goed doen. (..) Een normale loonstrook he
[verdachte] : hmmh
[S] : ziet er heel anders uit. Dan heb je bijvoorbeeld te maken met het salaris,
dan heb je pensioen, dan heb je werkgeversbijdragen en daarna heb je loonheffing.
[verdachte] : Ja
[S] : ik bedoel de beste man .. uuh.je broer heeft toch wel meer mensen in dienst of niet?
[verdachte] : Wel ja .. jaja
[S] : Ik bedoel het moet gewoon een nette salarisstrook zijn.
[verdachte] : Maar. ... Maar is het wel mogelijk uhhh dat mijn boekhouder niet, maar andere boekhouder maakt.is dat wel mogelijk
[S] : Ja dat maakt mij geen ene reet, nee ja dat maakt mij niet uit, als die maar klopt. Weetje dus, je moet beginnen met die 2934 en dan uitkomen op die 2095.
(..)
[S] : Dus weet je wat, ik kijk daar morgen naar en ook die die werkgeversverklaring hij zag er helemaal goed uit, alleen waar jij waar jij waar op staat bijzonder tarief, daar moet zeg maar, dat moet er niet bij staan, dat pijltje naar rechts, maar daar moet gewoon 12 x die 2934 staan snap je. A: Jajaja ik snap het.
[S] : en dan moet ie ook het onderste .. dan heb je de ene de laatste kolom, daar staat loonbeslag, daar moet ie ook nee invullen. Dan is het goed.
[verdachte] : Oh oke.
[S] : Dus als je dat kan laten invullen, heel graag.
[verdachte] : Ja, dat doe ik .. en deze salarisstrook laat ik aan iemand een andere boekhouder maken.
[S] : Ja, die moet ff, hij moet dan wel op die 2095 uitkomen oke
[verdachte] : Ja, dat lukt wel denk ik he
[S] : nou ja, dan moet ie ff naar loonheffing en dat soort meuk, daar moet je dan even naar kijken, als het er maar netjes uit ziet, snap je?
[verdachte] : jajajajaja klopt.
[S] : Oke, nou dan eh ... dan kom ik dan morgen bij je op terug.
(..) [98]
Op 5 maart 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ( [S] ). In dit gesprek wordt het volgende gezegd:
[S] zegt dat hij even naar de salarisstrook van [verdachte] heeft gekeken en hij kan vertellen dat die niet helemaal klopt. [S] zegt dat [bedrijf 2] met een G is, dat [adres] aan elkaar moet en de loonbelasting moeten ze specificeren. [S] zegt dat de bijschrijvingen een beetje raar zijn. Op jouw bijschrijvingen op de bank wordt 295 45 overgemaakt en niet 294 09. [verdachte] zegt van januari ging fout omdat ze (560 cent?) meer hebben overgemaakt.
[verdachte] zegt de laatste maand was wel goed denk ik. Ja die was goed zegt [S] . [S] zegt die twee moet je even laten specificeren en de spelfouten even aan laten passen, het moet wel even netjes zijn.
[verdachte] zegt dat hij gesproken heeft met die andere Nederlandse boekhouder van meubelen en die gaat het voor hem maken, morgen is het klaar. [S] zegt laat hem dan ook even die werkgeversverklaring invullen, of heb je geen dertiende maand, het moet even netjes zijn, je bouwt ook geen pensioen op. [verdachte] zegt dat die Nederlander het morgen goed gaat maken. Die andere Turkse was een beetje slordig zegt [verdachte] . [S] zegt die hoef je niet te betalen. [99]
Op 6 maart 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ( [S] ). In dit gesprek wordt het volgende gezegd:
[S] zegt dat hij een werkgeversverklaring heeft ingevuld en naar [verdachte] toegestuurd. [S] zegt dat [verdachte] broer deze moet overnemen en ondertekenen. [S] heeft de werkgeversverklaring ingevuld zoals hij denkt dat het moet. [S] wilt graag de goede salarisstrook en een bankafschrift waarop [verdachte] salaris wordt bijgeschreven. [S] verzoekt dat de werkgeversverklaring wordt aangevuld en ondertekend en naar hem toegezonden wordt. [100]
Op 6 maart 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ( [S] ). In dit gesprek wordt het volgende gezegd:
[S] zegt dat hij met spoed die salarisstrook nodig heeft. [verdachte] zegt dat die boekhouder die mee heeft genomen en dat hij nog op de mail wacht. [S] vraagt of [verdachte] niet zelf naar de Rabobank is geweest. [verdachte] zegt van niet.
[S] zegt dat hij toestemming en alles heeft en dat als hij die salarisstrook heeft kan de Rabobank een offerte uitbrengen. [verdachte] vraagt of de Rabobank iets heeft gezegd dat [S] vraagt of [verdachte] daar is geweest. [S] zegt dat hij dan geen toestemming krijgt. [verdachte] zegt dat hij nooit een hypotheek/lening heeft aangevraagd. [verdachte] zegt dat hij de boekhouder gaat bellen. [S] zegt dat de Rabobank niet verder kan zonder die salarisstrook. [101]
Op 11 maart 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ( [S] ). In dit gesprek wordt het volgende gezegd:
[S] vraagt of [verdachte] over een uurtje op kantoor is. [verdachte] zegt van wel. [S] zegt dat hij de offerte bij zich heeft en dan kunnen [verdachte] en zijn vrouw tekenen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de periode voorafgaand aan de hypotheekaanvraag bij de Rabobank veelvuldig telefoongesprekken voert over het opmaken van loonstroken, de hoogte van zijn inkomen en het overmaken van precies dit inkomen vanaf de bedrijfsrekening op de rekening van verdachte, welk bedrag verdachte eerst zelf naar de bedrijfsrekening moet overmaken. Uit het geheel van gesprekken volgt dat het daarbij niet gaat om het vast leggen of formaliseren van een feitelijke situatie maar om het creëren van een schriftelijke werkelijkheid c.q. documenten met een bepaalde bewijswaarde om daarmee een bepaald financieel doel bij de Rabobank te bereiken.
Verdachte heeft deze loonstroken en werkgeversverklaring vervolgens ook daadwerkelijk ingediend bij de Rabobank om een hypotheek te verkrijgen.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen valsheid in geschrifte heeft gepleegd en gebruik heeft gemaakt van valse documenten.
4.3.3.5 Feit 7: criminele organisatie
De rechtbank acht ten slotte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 9 tenlastegelegde heeft begaan op grond van navolgende bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Verdachte wordt deelname verweten aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een groep personen, bestaande uit (in ieder geval) de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , zich in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland hebben bezig gehouden met de handel in hennep in de breedste zin van het woord. De rechtbank verwijst daarvoor naar de bewijsmiddelen voor feit 2 die zijn uitgewerkt onder punt 4.3.3.2.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een criminele organisatie op grond van het navolgende.
Volgens de geldige jurisprudentie (zie onder andere Hoge Raad 22 januari 2008, NJ 2008, 72) moet onder een criminele organisatie worden verstaan ‘een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon’. Om als deelnemer aangemerkt te worden, hoeft niet vast te komen staan dat de betreffende persoon bekend is/moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is.
Wel moet vast komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had, waaronder ook het naaste doel van de organisatie wordt gerekend. Overigens is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (zie Hoge Raad 15 juni 2010, NJ 2010, 357). Daarnaast moet de verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet de verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie ondersteunen (zie onder andere Hoge Raad 3 juli 2012, LJN: BW5161). Tot slot moet bewezen kunnen worden dat de verdachte opzet had op het deelnemen aan de organisatie. Voldoende daarvoor is dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat de verdachte enige opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] deel hebben genomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 3 onder B van de Opiumwet. Zij hebben een gestructureerd samenwerkingsverband gevormd en hebben ieder een aandeel gehad in, dan wel ondersteunende gedragingen verricht die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte 1] via zijn bedrijf [bedrijf 2] woningen regelde waarin hij een hennepkwekerij kon (laten) bouwen. [medeverdachte 1] zorgde in dat kader ook voor de financiën, zoals het betalen van de huur aan de huiseigenaren en hij betaalde de kosten voor de materialen. [medeverdachte 2] was verantwoordelijk voor het opbouwen van de kwekerijen. Uit het dossier volgt dat hiervoor Poolse of Bulgaarse mannen werden ingehuurd, die [medeverdachte 2] vervolgens zou hebben aangestuurd. [verdachte] voerde meer ondersteunende gedragingen uit ten behoeve van de kwekerijen. Hij gaf de planten water, ging in opdracht van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] poolshoogte nemen als een kwekerij werd opgerold door de politie en zorgde (vooraf, dan wel achteraf) dat er een huurcontract werd opgemaakt.
Tenslotte was [medeverdachte 1] na het oprollen van de hennepkwekerijen ook betrokken bij de financiële afhandeling van de schade met de huiseigenaren.
De bewijsverweren die de verdediging op dit punt heeft aangevoerd zijn met bovengenoemde overwegingen eveneens verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op
een (ofmeer
)tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van ongeveer 1 januari
20102012 tot en met 9 april 2013 te Utrecht en
/ofAlmere
en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
(en) althans alleen,meermalen,
althans eenmaal (telkens)
(telkens
)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
hebbende hij, verdachte,
en/of zijn mededader
(s)die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]meermalen
(tegen betaling van bedragen
)geholpen
bij het vinden van een woning
en/of bij
haar/hun inschrijving in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie
) en/of bij andere inschrijvingen (bij de Kamer van Koophandel en/of de GG en GD) en/of administratieve werkzaamheden
en
/of
(telkens) op een of meer woon- en/of verblijfadres
(sen
)ondergebracht
en/of gehuisvest en
/ofeen huurcontract verstrekt
(waarmee zij zich bij
(een)instantie
(s
)kon
(den
)inschrijven
),
welke woning
(en
)hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)aan een of meer van
bovengenoemde vrouwen verhuurde
(n
) en/of bemiddelde
(n
)in de verhuur van die woning
(en
);
en waarvoor hij en
/ofzijn medeverdachte een geldelijke vergoeding ontving
(en
), althans voordeel uit trokken
Feit 2:
op of omstreeks een of meer tijdstippen gelegen in de periode van ongeveer 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen (telkens
)opzettelijk
(grote hoeveelheden
)hennepplanten heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad te weten:
in of omstreeks de periode van ongeveer 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 te [woonplaats] te weten [in het pand [adres] (a) aldaar] 1368 hennepplanten
althans
een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in of omstreeks de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 te [woonplaats] , gemeente Utrecht, te weten [in het pand [adres] aldaar] 360
hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in de periode van ongeveer 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 te [woonplaats] te weten [in het pand [adres] aldaar] 376 hennepplanten
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in de periode van ongeveer 05 november 2012 28 februari 2013 tot en met 04 april 2013 te [woonplaats] , te weten [in het pand [adres] aldaar] 572 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens
) een hoeveelheid van meer dan 30 gram vaneen materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
op 9 april 2013 te Utrecht,
(telkens) (in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
(een) wapen(s) van categorie II onder 5 ° , te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
en/of
een gasbusje gevuld met (zogeheten) pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige
en/of verstikkende
en/of weerloosmakende
en/of traanverwekkende stof
(fen
)van de categorie II, onder 6° voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Feit 6
op een of meer tijdstip
(pen
)gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te Utrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken
van een vals(e)
of vervalst(e)werkgeversverklaring en
/of
van een vals(e
) of vervalst(e)salarisspecificatie (salaris februari 2013) afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf 1] (te [vestigingsplaats] ),
- zijnde een geschrift dat
(telkens)bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dat geschrift
(telkens)echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken
of doen gebruikmakenhierin dat verdachte
en/of verdachtes mededader(s) (telkens)voornoemde werkgeversverklaring en
/ofsalarisspecificatie heeft verstrekt
en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggenaan de Rabobank (afdeling Utrechtse Heuvelrug Particulieren), en bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat [verdachte]
niet werkzaam was (als bedrijfsleider) voor en/of in dienst was van het bedrijf [bedrijf 1] en/ofniet een bruto jaarloon van euro 35.208
had/ontving zoals
(telkens)aangegeven op de werkgeversverklaring, en
/ofdat [verdachte] niet een bruto maandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon van euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving
zoals aangegeven op die salarisspecificatie,
en
/of
hijop
een ofmeer tijdstip
(pen
)gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te Utrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,een werkgeversverklaring en
/ofeen salarisspecificatie (salaris februari 2013) afgegeven door of namens [bedrijf 1] (te [vestigingsplaats] ) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft
opgemaakt en/ofdoen opmaken
of vervalst en/of doen vervalsen,immers
heeft/hebben verdachte en
/ofverdachtes mededader(s) valselijk en
/ofin strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven)
op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden
- dat [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en
/of
- dat [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en
/of
- dat [verdachte] bedrijfsleider was en
/of
- het bruto jaarsalaris van die [verdachte] euro 35.208 bedraagt,
en
/ofheeft
/hebbenverdachte
en/of verdachtes mededader(s)valselijk en
/ofin strijd met de waarheid door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
en
/of
op voornoemde salarisspecificatie
vermeld en/ofdoen vermelden dat [verdachte] een bruto maandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving zoals aangegeven op die salarisspecificatie, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 7:
in of omstreeks de periode van ongeveer
1 januari 20105 november 2012 tot en met 9 april 2013 te Utrecht en
/ofelders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, gevormd door hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk misdrijven strafbaar gesteld in
het/deartikel
(en)3 aanhef en onder B (en/of C) Opiumwet
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 6 van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 6:medeplegen van valsheid in geschrifte
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
Feit 7:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 jaar en 2 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de op te leggen straf verzocht deze te matigen, met dien verstande dat het onvoorwaardelijke deel van een (eventueel) op te leggen vrijheidsstraf niet langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft door gebracht. De redelijke termijn is in aanzienlijke mate geschonden, zelfs indien wordt aangenomen dat in deze zaak een redelijke termijn van 3 jaar geldt is er nog sprake van overschrijding daarvan met ruim 3 jaar en daar past een aanzienlijke strafvermindering bij.
Tenslotte voert de raadsman aan dat verdachte met betrekking tot de aan hem ten laste gelegde feiten een first offender is. Verdachte is na deze verdenking niet meer met justitie in aanraking gekomen en heeft zijn leven weer opgepakt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft woningen en GBA-adressen geregeld voor mensenhandelaren en hun slachtoffers. De verhuur en bemiddeling van deze woningen vond op bedrijfsmatige wijze plaats via het makelaarskantoor [bedrijf 2] , waarvoor verdachte werkzaam was. Verdachte is betrokken geweest bij de verhuur en bemiddeling van woningen aan drie slachtoffers van mensenhandelaren. Door de mensenhandelaren en hun slachtoffers van woningen en GBA-adressen te voorzien heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de uitbuiting en de kwetsbare posities van de slachtoffers. Zonder een woning en/of GBA-adres was het immers niet mogelijk om op het Zandpad werkzaam te zijn als prostituee.
De rechtbank stelt voorop dat mensenhandel en het voordeel trekken uit seksuele uitbuiting ernstige strafbare feiten zijn. Hiermee wordt een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers wordt daardoor ernstig geschaad. De rol van verdachte, als voordeeltrekker, is echter niet op een lijn te stellen met die van de feitelijke uitbuiter. Bij de strafoplegging zal de rechtbank daar rekening mee houden.
Verdachte heeft zich daarnaast geruime tijd samen met anderen schuldig gemaakt aan het, op grote schaal en professionele wijze, telen van hennep in verschillende panden. Verdachte heeft met zijn handelen doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en hij heeft voorts inbreuk gemaakt op de eigendommen van anderen. Verdachte heeft zich daarbij puur laten leiden door hebzucht. Het verbouwen van hennep in woningen brengt daarnaast onaanvaardbare risico’s met zich mee voor omwonenden, omdat de illegale elektriciteitsvoorziening, waar hier veelal sprake van was, niet voldoet aan belangrijke brandveiligheidseisen. In het verlengde daarvan heeft verdachte bovendien gehandeld als deelnemer van een criminele organisatie, die het plegen van dit misdrijf tot oogmerk had. Dergelijke organisaties zijn ondermijnend voor de samenleving.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen zoals hennep, schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Gebruikers bekostigen hun drugsgebruik bovendien vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan hypotheekfraude. Verdachte heeft de boekhouder van het bedrijf waarvoor hij werkzaam was de opdracht gegeven om zijn loonstrook en een werkgeversverklaring valselijk op te maken. Vervolgens heeft verdachte met deze valse bescheiden geprobeerd een hypotheek aan te vragen bij de Rabobank om zo de kredietverstrekker om de tuin te leiden. Dit is een ernstig strafbaar feit. Dit soort fraude ondermijnt het vertrouwen dat in het economische en maatschappelijke verkeer in dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen dat vertrouwen aangetast met het enkele doel voor zich zelf een gunstige financiële situatie te creëren.
Tenslotte heeft verdachte een busje pepperspray voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen. Verdachte heeft door het bezit van pepperspray een potentieel gevaarlijke situatie gecreëerd, omdat het voorhanden hebben daarvan al gemakkelijk leidt tot gebruik ervan.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 januari 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit legt echter – gelet op de ernst, de hoeveelheid en de professionaliteit van de bewezenverklaarde feiten – maar weinig gewicht in de schaal.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een advies van mijnreclassering.nl, van 5 februari 2019, opgemaakt door G.H. van Kooij, rapporteur. Hieruit volgt dat verdachte zijn leven na zijn aanhouding en voorarrest in 2013 in verband met onderhavige feiten, heeft opgepakt. De rapporteur ziet geen problemen op de verschillende leefgebieden. Verdachte heeft het feit dat hij door deze zaak in aanraking is gekomen met justitie als zeer pijnlijk ervaren, niet alleen vanwege de gevolgen die dit heeft gehad voor zijn gezin, maar ook door de aantasting van zijn naam binnen de gemeenschap. Gezien de ontkennende houding van verdachte ten opzichte van het ten laste gelegde onthoudt de rapporteur zich van advies. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Schending redelijke termijn
Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak dat verdachte op 9 april 2013 in verzekering is gesteld. In 2013 en 2014 heeft de zaak meerdere keren op zitting gestaan, zowel pro forma als regie. De rechter-commissaris heeft op verzoek van de verdediging een groot aantal getuigen opgespoord en gehoord. Dit onderzoek is door de rechter-commissaris in oktober 2014 afgerond. Daarna is er tot februari 2018 een periode van complete inactiviteit geweest. De reden hiervoor was om de uitkomst van het onderzoek Krobia af te wachten, omdat dat onderzoek verband houdt met de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel in deze zaak. Verzuimd is echter om dit met de verdediging te communiceren. In het onderzoek Krobia is uiteindelijk op 27 oktober 2017 vonnis gewezen, waarna de zaak van verdachte in februari 2018 weer op zitting is gepland. Het is vervolgens echter niet aan het Openbaar Ministerie of aan de rechtbank te wijten dat de behandeling van de zaak pas heden – op 27 maart 2019 – met een eindvonnis is afgerond.
De raadsman heeft op de zitting in februari 2018 gepersisteerd bij alle getuigen die niet waren gehoord en is tot en met de inhoudelijke behandeling bij die verzoeken gebleven. Bovendien heeft de verdediging tijdens de inhoudelijke behandeling (diverse malen) een verzoek gedaan om de zaak aan te houden
Gelet op het hiervoor omschreven procesverloop, de ingewikkeldheid van de zaak en de omvang van het dossier, is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn voor de afdoening van deze zaak op drie jaar kan worden gesteld. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn dan alsnog in ernstige mate, te weten met bijna drie jaar, is overschreden. Dit komt overeen met de periode dat de zaak heeft stilgelegen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een forse matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. De lange periode van inactiviteit is immers niet goed te praten en de rechtbank begrijpt dat verdachte hierdoor lange tijd in onzekerheid over de uitkomst van zijn strafzaak heeft moeten leven.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigen. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de op te leggen straf fors matigen.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 1 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BESLAG

Conservatoir beslag ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet, omdat er een ontnemingsvordering is aangekondigd.
De rechtbank acht het – gelet op de aangekondigde ontnemingsvordering – niet hoogst onwaarschijnlijk dat aan verdachte een verplichting wordt opgelegd tot terugbetalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank zal het beslag dat is gelegd ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering daarom handhaven.

10.BENADEELDE PARTIJ

Stedin heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.595,30. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij Stedin niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 57, 140, 225, 273f van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 4, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- handhaaft het beslag gelegd ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering;
Benadeelde partij
  • verklaart Stedin niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. H. den Haan en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van ongeveer 01 januari 2010 tot en met 09 april 2013
te Utrecht en/of Almere en/of elders in Nederland,
tesamen en in vereniging met een of meer ander(en) althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
(sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5]
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
meermalen
(tegen betaling van bedragen) geholpen
bij het vinden van een woning en/of
bij haar/hun inschrijving in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie) en/of bij andere inschrijvingen (bij de Kamer van Koophandel en/of de GG en GD) en/of administratieve werkzaamheden
en/of
(telkens) op een of meer woon- en/of verblijfadres(sen) ondergebracht en/of gehuisvest en/of een huurcontract verstrekt (waarmee zij zich bij (een) instantie(s) kon(den) inschrijven),
welke woning(en) hij, verdachte, en/of z1Jn mededader(s) aan een of meer van bovengenoemde vrouwen verhuurde(n) en/of bemiddelde(n) in de verhuur van die woning (en);
en waarvoor hij en/of z1Jn medeverdachte een geldelijke vergoeding
ontving(en), althans voordeel uit trokken
(art 273f lid 1 aanhef en sub 6 Wetboek van Strafrecht)
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
Hij op of omstreeks een of meer tijdstippen gelegen in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 04 april 2013 op meerdere plaatsen in Nederland
tesamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(telkens) opzettelijk (grote hoeveelheden) hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
te weten
(eind-pv p 96 c.a.)
in of omstreeks de periode van ongeveer 01 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 te [woonplaats]
te weten [in het pand [adres] (a) aldaar] 1368 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 137 c.a.)
in of omstreeks de periode 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 te [woonplaats] , gemeente Utrecht,
te weten [in het pand [adres] aldaar] 360 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 175 c.a.)
in de periode van ongeveer 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 te [woonplaats]
te weten [in het pand [adres] aldaar] 376 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 190 c.a.)
in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 04 april 2013 te [woonplaats] ,
te weten [in het pand [adres] aldaar] 572 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art. 3 aanhef en onder B (en/of onder C) jo art 11 lid 2 jo art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
Hij op of omstreeks een of meer tijdstippen gelegen in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 04 april 2013 op meerdere plaatsen in Nederland
tesamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een (grote) hoeveelheid elektriciteit/stroom/energie, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan energiebedrijf Liander en/of aan energiebedrijf Stedin, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(waarbij verdachte en / of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar /hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een meetinrichting/meterkast
(LIANDER eind-pv p 96 c.a.)
in de periode van 01 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 te [woonplaats]
in het pand [adres] (a) aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 137 c.a.)
in of omstreeks de periode 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 te [woonplaats] , gemeente Utrecht in het pand [adres] aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 175 c.a.)
in de periode van ongeveer 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 te [woonplaats] in het pand [adres] aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 190 c.a.)
in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 04 april 2013 te [woonplaats] , in het pand [adres] aldaar);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
Hij op of omstreeks 09 april 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
(telkens) (in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
(een) wapen(s) van categorie II onder 5 ° , te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
en/of
een gasbusje gevuld met (zogeheten) pepperspray,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6° ,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Art 26 lid 1 jo art 55 lid 3 aanhef en onder a Wet Wapens en Munitie
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
5.
hij op of omstreeks 09 april 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
(in vereniging althans alleen)
een wapen(s) (te weten een zogenaamde ploertendoder), van categorie I, onder 1° of 3° , voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Art 13 lid 1 jo art 55 lid 1 Wet Wapens en Munitie
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te Utrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken
van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring en/of
van een vals(e) of vervalst(e) salarisspecificatie (salaris februari 2013) afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf 1] (te [vestigingsplaats] ),
- zijnde een geschrift dat (telkens) bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin
dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
voornoemde werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie heeft verstrekt
en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan de Rabobank (afdeling Utrechtse Heuvelrug Particulieren),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin
dat [verdachte] niet werkzaam was (als bedrijfsleider) voor en/of in dienst was van het bedrijf [bedrijf 1] en/of niet een brutojaarloon van euro 35.208 had/ontving
zoals (telkens) aangegeven op de werkgeversverklaring, en/of
dat [verdachte] niet een brutomaandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon van euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving
zoals aangegeven op die salarisspecificatie,
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te Utrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een werkgeversverklaring en/of een salarisspecificatie (salaris februari
2013) afgegeven door of namens [bedrijf 1] (te [vestigingsplaats] )
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven)
op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden
- dat [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- dat [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- dat [verdachte] bedrijsleider was en/of
- het bruto jaarsalaris van die [verdachte] euro 35.208 bedraagt,
en/of heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid
door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren
dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
en/of
op voornoemde salarisspecificatie vermeld en/of doen vermelden
dat [verdachte] een brutomaandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving zoals aangegeven op die salarisspecificatie,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 2 en/of lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2010 tot en met 09 april 2013 te Utrecht en/of elders in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
gevormd door hem, verdachte, en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk misdrijven strafbaar gesteld in het/de artikel(en)
273f lid 1 aanhef en sub 1 en/of sub 6 Wetboek van Strafrecht en/of
3 aanhef en onder B (en/of C) Opiumwet en/of
310 ja 311 Wetboek van Strafrecht en/of
225 Wetboek van Strafrecht;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.vgl. HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280, NJ 2013/109
2.vgl. HR 8 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5002
3.vgl. HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:7, NJ 2013/563
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voornoemde processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 december 2012, genummerd 2013-077559, onderzoek 09GILERA, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 11676 (ordner 1 t/m 25) en
5.Vgl. Hoge Raad 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:341.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26 april 2016 ECLI:NL:RVS:2016:1107
7.Rechtbank Midden-Nederland 27 oktober 2017 (parketnummer 16/800233-12)
8.Rechtbank Midden-Nederland 27 oktober 2017 (parketnummer 16/804804-13)
9.Pagina 2800
10.Pagina 2800
11.Verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 24 juni 2014
12.Pagina 11718
13.Pagina 2800
14.Verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 24 juni 2014
15.Verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 27 maart 2014
16.Dossier Krobia (4): Blue View Registratie PL0900-2013015786_BHV Utrecht controle Zeden, opgemaakt op 25 juli 2013 pagina 1201
17.Pagina 3278
18.Pagina 2353-2354
19.Pagina 2993
20.Pagina 2800
21.Pagina 2799
22.Pagina 11731-11737
23.Pagina 620-621
24.Pagina 751
25.Pagina 754
26.Pagina 758-759
27.Pagina 3465
28.Pagina 2794
29.Pagina 2797-2798
30.Pagina 610-618 en pagina 750-757
31.Pagina 760
32.Pagina 753
33.De medeverdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakt van deze auto, pagina 616
34.Pagina 8107-8109 (OVC-67SGZ7-25012013)
35.Pagina 8146-8147 (OVC-67SGZ7-31012013)
36.Pagina 8151-8154 (OVC-67SGZ7-31012013)
37.Pagina 8273-8274 (OVC-67SGZ7-10022013-02)
38.Pagina 8291-8292 (OVC-67SGZ7-23022013)
39.Pagina 11661-11666
40.Pagina 1517-1518
41.Pagina 631
42.Pagina 760-761
43.Pagina 635
44.Pagina 2272-2274
45.Pagina 2275
46.Pagina 2275
47.Pagina 117 en 4421
48.Pagina 5866 (TA01-05093)
49.Pagina 5874-5875 (TA01-05141)
50.Pagina 7227 (TB01-01820)
51.Pagina 5174 (DOC-067)
52.Pagina 3783-3784 (GET-023)
53.Pagina 4072-4075 (DOC-036)
54.Pagina 6206-6207 (TA01-08966)
55.Pagina 6352-6353 (TA01-10257)
56.Pagina 6487-6488 (TA01-12699)
57.Pagina 6509-6510 (TA01-12820)
58.Pagina 6530 (TA01-13037)
59.Pagina 6569-6570 (TA01-12740)
60.Pagina 6571-6572 (TA01-13741)
61.Pagina 6583-6584 (TA01-13878)
62.Pagina 6628-6629 (TA01-14894)
63.Pagina 4341
64.Pagina 4330
65.Pagina 953
66.Verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 26 juni 2014
67.Verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 29 september 2014
68.Pagina 6105 (TA01-07864)
69.Pagina 6111-6112 (TA01-07881)
70.Pagina 6121 (TA01-07921)
71.Pagina 6176-6177 (TA0108718)
72.Pagina 4585
73.Pagina 1536
74.Pagina 5100
75.Pagina 6669 (TA04-00103)
76.Pagina 7544-7545 (TB01-08779)
77.Pagina 6944 (TA06-02260)
78.Pagina 6602-6603 (TA01-14573)
79.Pagina 6606-6607 (TA01-14575)
80.Pagina 7562 (TB01-08819)
81.Pagina 7570-7571 (TB01-08858)
82.Pagina 7580-7581 (TB01-08942)
83.Pagina 6623-6624 (TA01-14692)
84.Pagina 11476
85.Pagina 2292
86.Pagina 11489 jo. 11480
87.Pagina 7668-7677
88.Pagina 7678
89.Pagina 7681
90.Pagina 7682
91.Pagina 7665-7666
92.Pagina 7142-7143 (TB01-00345)
93.Pagina 7160-7161 (TB01-00465)
94.Pagina 7153-7154 (TB01-00430)
95.Pagina 7162-7163 (TB01-00474)
96.Pagina 7431-7432 (TB01-05816)
97.Pagina 7465-7466 (TB01-07092)
98.Pagina 7467-7468 (TB01-07160)
99.Pagina 7471-7472 (TB01-07167)
100.Pagina 7473 (TB01-07216)
101.Pagina 7476-7475 (TB01-07262)
102.Pagina 7493 (TB01-07569)