Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gedetineerd in het PPC in Den Haag.
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
a. de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was, dan wel indien
b. op het tijdstip van de hem verweten gedraging de onder a bedoelde situatie weliswaar was beëindigd en de noodzaak tot verdediging er dus wel was geweest (maar niet meer bestond), doch zijn gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
De raadsvrouw doet een beroep op deze laatste situatie (b).
Uit het onderzoek is gebleken dat met de telefoon van [slachtoffer] op 6 juli 2018 tussen 16:39 uur en 16:58 uur appberichten zijn gestuurd naar getuige [getuige 1] . Uit deze berichten blijkt dat [slachtoffer] zich aan verdachte begint te irriteren, dat ze vindt dat hij weg moet en dat hij zo ook zal gaan. Verdachte heeft ter terechtzitting ook bevestigd dat de bedoeling was dat hij die dag weer weg zou gaan, maar zegt dat hij van enige irritatie niets heeft bemerkt. In de appberichten met [getuige 1] noemt [slachtoffer] verdachte ‘een beetje een Devin persoon’. Getuige [getuige 1] heeft later verklaard dat Devin een bekende van haar en [slachtoffer] is en een beetje een gewelddadig en dominant persoon. Om 18:37 uur is met de telefoon van [slachtoffer] nog het appbericht “Morgen komt beter uit” gestuurd naar ene [naam] , nadat deze had geïnformeerd wanneer er weer gewerkt zou gaan worden. In deze feiten en omstandigheden kan geen aanwijzing worden gevonden voor een grote of plotselinge omslag in de stemming van [slachtoffer] . Uit de verklaringen die zijn afgelegd over het karakter van [slachtoffer] blijkt ook niet dat zij een explosief karakter had. Zo heeft haar ex-vriend, getuige [getuige 3] , met wie zij anderhalf jaar samen heeft gewoond terwijl zij een relatie hadden en ook daarna nog, verklaard dat als [slachtoffer] al boos werd, er vooraf iets gebeurd moest zijn, dat ze niet ‘zomaar begon te flippen’. [slachtoffer] kon flink boos worden, maar niet zonder enige aanleiding, zo blijkt ook uit verklaringen van andere getuigen. Dat zich iets tussen [slachtoffer] en verdachte heeft voorgedaan waardoor zij boos is geworden blijkt niet uit het dossier en is door verdachte overigens ook niet verklaard.
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2019 tot de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat het toegewezen bedrag desgewenst kan worden voldaan in 24 termijnen van elk € 380,41 per maand.