10.3Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 338,-- vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 512,-- en een wegingsfactor 1).
11. Het beroep van de VBBBB is ongegrond, voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
12. Op de zitting zijn alle partijen erop gewezen dat tegen deze uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzitter, en mr. M.C. Stoové en mr. ing. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Hoger beroepTegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal mondelinge uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
In het bestreden besluit heeft verweerder aan derde-partij ontheffing verleend van de verboden in artikel 3.5, eerste, tweede en vierde lid van de Wet natuurbescherming (Wnb) en artikel 3.10, aanhef en eerste lid, onder 3, van de Wnb. Voor beide artikelen geldt dat een aanvraag om ontheffing moet worden getoetst aan de voorwaarden in artikel 3.8 van de Wnb. De rechtbank zal bij haar beoordeling daarom uitgaan van het wettelijk kader zoals dat is neergelegd in de artikelen 3.5, 3.10 en 3.8 van de Wnb.
Op grond van artikel 3.10, aanhef en eerste lid, onder a en b van de Wnb is het onder meer verboden om in het wild levende zoogdieren van de soorten genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij de Wnb, opzettelijk te doden of te vangen en de vaste voortplantings- of rustplaatsen van deze soorten opzettelijk te beschadigen of te vernielen. De hazelworm en de ringslang zijn in onderdeel A van de betreffende bijlage opgenomen.
Op grond van artikel 3.5, eerste, tweede en derde lid van de Wnb is het onder meer verboden om in het wild levende dieren van soorten genoemd in bijlage IV, onderdeel a bij de Habitatrichtlijn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen, deze soorten opzettelijk te verstoren en de voortplantings- en rustplaatsen van deze soorten te beschadigen of te vernielen. De zandhagedis, ruige vleermuis en rosse vleermuis zijn in onderdeel a van de betreffende bijlage opgenomen.
In artikel 3.8 van de Wnb is het beoordelingskader opgenomen aan de hand waarvan een verzoek tot ontheffing van voornoemde bepalingen van de Wnb moet worden beoordeeld. Op grond van het vijfde lid wordt die ontheffing uitsluitend verleend als - kort gezegd - geen andere bevredigende oplossing bestaat, de ontheffing nodig is ter voorkoming van ernstige schade en daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de populatie van de betrokken soort. Voor zover het gaat om een ontheffing van artikel 3.10, eerste lid van de Wnb, kan - voor zover hier relevant - in aanvulling op de redenen die in het vijfde lid van artikel 3.8 zijn opgesomd, de noodzaak voor ontheffing ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of kleinschalige bouwactiviteiten, met inbegrip van het daarop volgende gebruik van het gebied of het gebouwde.