ECLI:NL:RBMNE:2019:2702

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
16/659766-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verleiding van een minderjarige door een hardloopcoach met misbruik van afhankelijkheid

Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verleiding van een minderjarige. De verdachte, een hardloopcoach, heeft het slachtoffer, een 16-jarig meisje, bewogen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het grote leeftijdsverschil en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die in een moeilijke thuissituatie verkeerde door de ziekte van haar ouders. De verdachte was zich niet voldoende bewust van de morele en juridische implicaties van zijn handelen. Tijdens de zitting op 4 juni 2019 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen gehoord. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie, waardoor het slachtoffer niet in staat was om haar integriteit te bewaken. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk bewegen van het slachtoffer tot ontuchtige handelingen en kreeg een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659766-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.J. van 't Hoff, advocaat te Tilburg, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat
mr. F.A. ten Berge, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de periode van 1 september 2007 tot en met 1 mei 2008 in de gemeente [woonplaats] zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan verleiding van een minderjarige tot ontuchtige handelingen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen met uitzondering van de onderdelen
beloften van geld of goeden
misleiding.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Volgens de verdediging kan niet worden vastgesteld dat de vermeende handelingen in de ten laste gelegde periode zijn gepleegd. Verder heeft verdachte aangever niet bewogen om seksuele handelingen te verrichten, aangezien het seksuele contact voortkwam uit wederzijdse verliefdheid en veelal op initiatief van aangeefster plaatsvond. Evenmin kan worden vastgesteld dat sprake is van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Uit het dossier blijkt niet dat het leeftijdsverschil heeft geleid tot psychische druk. Verdachte heeft aangeefster niet gecoacht met hardlopen. Aangeefster was destijds niet kwetsbaar en bovendien heeft verdachte daarvan niet opzettelijk misbruik gemaakt.
4.2.1
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd in de periode vanaf september 2017 tot en met maart 2018 in [woonplaats] . [2] Aangeefster heeft onder meer het volgende verklaard. Ik doe aangifte tegen [verdachte] . In 2007 ben ik gaan hardlopen. Hij heeft een schema gemaakt en hij is met mij gaan hardlopen. [3] Hij kon mij iets leren wat ik graag wilde kunnen. Hij begeleidde mij met schema’s en meetrainen. Hoe ik mijn passen moest zetten om er meer rendement uit te halen. [4] Kort daarna heeft het misbruik plaatsgevonden. [5] Het was in dezelfde periode dat mijn moeder kanker kreeg. Ik was toen 16 jaar. [verdachte] was 38 à 39 jaar. Mijn vader heeft een hersenbloeding en een tia gehad. [6] [verdachte] wist dat mijn vader ziek was. Toen de ziekte van mijn moeder geconstateerd werd wist hij dat ook. Ik kreeg last van mijn onderbenen. [verdachte] bood mij aan te masseren. Met die massage is alles begonnen. [7] De eerste keer geslachtsgemeenschap was op zijn slaapkamer. Hij ging naar binnen bij mij met zijn geslachtsdeel en het deed onwijs veel pijn. [8] Zijn geslachtsdeel ging in mijn vagina. [9] Ik was niet bij machte om te zeggen dat ik wilde stoppen. Ik wilde hem niet teleurstellen. [10] Ik was bang dat hij misschien de training stop zou zetten. [11] We trainden in het bos. Soms was er een moment dat we alleen waren. Dan zoende hij mij. Hij zoende mij met zijn tong in mijn mond. Hij is met zijn vingers in mij geweest en heeft mij gelikt. Ik heb hem afgetrokken en gepijpt. [12]
De verdachte heeft onder meer het volgende verklaard. Er was sprake van een seksuele relatie. In mijn beleving was [slachtoffer] 17 jaar. Wij hebben geslachtsgemeenschap gehad, orale seks en zij heeft mij afgetrokken. De eerste keer was in mijn slaapkamer en daarna was het op zolder. We hebben een paar keer samen hardgelopen. [13]
[getuige] , de ex-vrouw van verdachte, heeft onder meer het volgende verklaard. De vader van [slachtoffer] heeft een hersenbloeding gehad. [moeder] (de rechtbank begrijpt: de moeder van [slachtoffer] ) heeft gevraagd of wij [A] en [slachtoffer] op wilden vangen. [moeder] is ook heel ziek geweest. [14] [verdachte] heeft haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) geholpen te sporten. Hij heeft haar gecoacht. Hij was personal trainer. Het trainen van [slachtoffer] was daarin niet anders. [15]
BewijsoverwegingenVerdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de in de tenlastelegging beschreven seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht. Verdachte heeft zich echter op het standpunt gesteld dat tussen hem en [slachtoffer] sprake was van een wederzijdse verliefdheid en dat de seksuele handelingen in dat kader, met wederzijdse instemming, plaatsvonden. De rechtbank overweegt het volgende.
Aangeefster heeft een duidelijke herinnering aan de periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden – namelijk van 1 september 2007 tot 1 mei 2008 – omdat haar moeder in dezelfde periode kanker kreeg. De rechtbank ziet dan ook geen reden om op dit punt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Daarmee staat vast dat dat verdachte ten tijde van het plegen van de handelingen 38 jaar oud was, terwijl [slachtoffer] 16 jaar oud was. Het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster is derhalve een gegeven. Verdachte was een buurman van [slachtoffer] en zij voelde zich bij hem – en zijn gezin – erg op haar gemak. Zij paste zo nu en dan ook op zijn kinderen. In de periode van het misbruik werd [slachtoffer] door verdachte gecoacht bij het hardlopen. Ook in dat kader keek zij tegen hem op omdat hij haar – gelet op zijn professionele loopbaan als (hardloop)coach – iets kon leren. Bovendien was [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode extra kwetsbaar door problemen die zich afspeelden in de gezinssfeer, te weten de ziekte van haar beide ouders. Daarvan was verdachte ook op de hoogte.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de rechtspraak de rechtbank af dat met de term "misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht" de wetgever het oog had op het brengen, waaronder begrepen ook het houden, van een ander in een afhankelijke situatie waarbij deze in diens keuzevrijheid wordt beperkt (ECLI:NL:GHDHA:2018:2179). Naar het oordeel van de rechtbank verkeerde [slachtoffer] bij het aangaan van de relatie met verdachte door het zeer grote leeftijdsverschil, door zijn rol als hardloopcoach en door haar extra kwetsbaarheid in verband met haar thuissituatie – mogelijk zonder dat aangeefster zich daar op dat moment van bewust was – feitelijk in een van verdachte afhankelijk situatie en werd haar keuzevrijheid tot het (seksuele) contact daardoor beïnvloed en beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte misbruik gemaakt van voormelde afhankelijkheid van aangeefster door haar opzettelijk te bewegen de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen te plegen of te dulden. De rechtbank merkt daarbij op dat de omstandigheid – zoals verdachte stelt – dat tussen verdachte en [slachtoffer] sprake was van een wederzijdse verliefdheid waarbij ook zij het initiatief nam, aan deze conclusie niet in de weg staat. Uit rechtspraak van de Hoge Raad vloeit voort dat van het in artikel 248a Sr door het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband sprake is als voldoende aannemelijk is dat [slachtoffer]
medeonder invloed van de feitelijke afhankelijkheidsrelatie waarin zij verkeerde is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (ECLI:NL:HR:2018:1013). Dat er daarnaast wellicht ook andere factoren een rol hebben gespeeld – zoals wederzijdse verliefdheid of mogelijk zelfs seksuele aantrekkingskracht en nieuwsgierigheid aan de kant van [slachtoffer] – doet aan de strafbaarheid van het gedrag van verdachte niet af. De strafbaarstelling van zedendelicten waarbij minderjarigen zijn betrokken is immers in de eerste plaats gericht op de bescherming van die minderjarigen.
Gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake was van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van verdachte en dat verdachte hier misbruik van heeft gemaakt door [slachtoffer] (minst genomen: voorwaardelijk) opzettelijk te bewegen de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen te plegen of te dulden. De verweren van de raadsman worden aldus verworpen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat het ter beschikking stellen van hardloopschoenen door verdachte aan [slachtoffer] , heeft bijgedragen aan het bewegen tot de ontuchtige handelingen, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meer tijdstippen in de periode van 01 september 2007 tot 01 mei 2008 in de gemeente [woonplaats] meermalen (telkens) door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht te weten
- door uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en [slachtoffer] en
gelet op de hoedanigheid van verdachte als hardloopcoach van die [slachtoffer]
en gelet op het feit dat beide ouders van die [slachtoffer] in genoemde periode ziek
waren en die [slachtoffer] zich derhalve in een kwetsbare positie bevond,
een persoon, [slachtoffer] , geboren op [1991] waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen,
te weten het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en het duwen van zijn, verdachte's penis in de vagina van die [slachtoffer] en het aftrekken van hem verdachte en het likken en betasten van de vagina van die [slachtoffer] , te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
door misbruik van uit feitelijk verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman bepleit geen gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan, mede gelet op het tijdsverloop, een taakstraf in combinatie met een gevangenisstraf van één dag met aftrek van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verleiding, door [slachtoffer] op 16-jarige leeftijd te bewegen tot seksuele handelingen en het ondergaan daarvan, waarbij verdachte misbruik heeft gemaakt van het grote leeftijdsverschil en de kwetsbaarheid van [slachtoffer] in die periode, terwijl hij bovendien haar hardloopcoach was en zij (mede daarom) erg tegen hem op keek. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en geen oog heeft gehad voor de kwetsbare positie van [slachtoffer] . Zij bevond zich gedurende de periode van de ontuchtige handelingen in een kwetsbare fase van haar (seksuele) ontwikkeling. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten de geestelijke en seksuele ontwikkeling van een minderjarige ernstig kan schaden.
Daar komt bij dat verdachte ter terechtzitting geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het gebeurde. Integendeel, hij legt – in zijn versie van de gebeurtenissen – de verantwoordelijkheid mede bij [slachtoffer] en spreekt van een gelijkwaardige liefdesrelatie tussen hem en [slachtoffer] . Verdachte lijkt niet in te zien dat zijn handelen niet alleen moreel verwerpelijk is, maar daarnaast ook strafwaardig. Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 248a Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven zich hiervan voldoende bewust te zijn.
Verdachte heeft door zijn handelen grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgelezen, lijdt [slachtoffer] tot op de dag van vandaag onder de impact van de gebeurtenissen en heeft zij hiervoor jarenlang onder behandeling van een psycholoog gestaan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 april 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- een reclasseringsadvies van 13 februari 2019, uitgebracht door E.M.F.A. Strasek, reclasseringswerker. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als laag en de reclassering heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit voorts rekening gehouden met het
tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde periode en de gevolgen die een
gevangenisstraf zal hebben voor het werk van verdachte.
De rechtbank acht, alles afwegende, passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.594,76. Dit bedrag bestaat uit € 6.000,00 aan materiële schade en € 1.594,76 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, omdat bij de beoordeling van de vordering het leerstuk van eigen schuld een rol speelt. Daarnaast heeft de raadsman het causaal verband tussen de problematiek en de schade betwist. Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade absurd hoog is. Mocht de rechtbank dit anders zien, dan zou een aanzienlijke matiging tot € 1.000 - € 1.500 op zijn plaats zijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd en aannemelijk is. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de door de benadeelde partij overgelegde bewijsstukken duidelijk blijkt dat het gevorderde ‘eigen risico ziektekosten’ volledig ziet op de eigen bijdrage die de benadeelde partij heeft moeten betalen in verband met de door haar gevolgde psychologische therapie. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schade, te weten € 1.594,76 toewijzen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de oorsprong van de problematiek verband houdt met het seksueel misbruik en dat aldus sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de geleden schade. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 6.000,-- gevorderd en heeft zich ter onderbouwing daarbij gebaseerd op een rechterlijke uitspraak. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag billijk is en zal het volledig gevorderde bedrag toewijzen.
Totaalbedrag
De rechtbank zal de vordering van € 7.594,76 in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, voor wat betreft het immateriële deel van de vordering, groot € 6000,-- vanaf 1 september 2007, en voor wat betreft het materiele deel, groot € 1.594,76, vanaf 1 januari 2015, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Nu de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een advocaat, ziet de rechtbank aanleiding voor de begroting van deze kosten aan te sluiten bij het liquidatietarief in civiele zaken. De proceskosten worden daarom begroot op twee punten – voor het opstellen van de schadeonderbouwing en het ter terechtzitting toelichten van de vordering – van het toepasselijke liquidatietarief (kanton), hetgeen neerkomt op een bedrag van (2* € 300,00 =) € 600,--.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.594,76 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 september 2007. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 72 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
178 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 7.594,76;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, voor wat betreft het immateriële deel van de vordering, groot € 6000,-- vanaf 1 september 2007, en voor wat betreft het materiele deel, groot € 1.594,76, vanaf 1 januari 2015, tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 600,--;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.594,76 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, voor wat betreft het immateriële deel van de vordering, groot € 6000,-- vanaf 1 september 2007, en voor wat betreft het materiele deel, groot € 1.594,76, vanaf 1 januari 2015, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 72 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2019.
Mr. Eigeman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2007 tot 01 mei 2008 in de gemeente [woonplaats] een of meermalen (telkens) door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door
misleiding, te weten
- door het aanbieden en/of ter beschikking stellen en/of geven van een paar hardloopschoenen en/of
- door uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en [slachtoffer] en/of
gelet op de hoedanigheid van verdachte als hardloopcoach van die [slachtoffer]
en/of gelet op het feit dat beide ouders van die [slachtoffer] in genoemde periode ziek
waren en die [slachtoffer] zich derhalve in een kwetsbare positie bevond,
een persoon, [slachtoffer] , geboren op [1991] waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen,
te weten het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of het duwen van zijn, verdachte's penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het aftrekken van hem verdachte en/of het likken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 september 2018, genummerd 2017356487, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 99. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 57.
3.Pagina 59.
4.Pagina 63.
5.Pagina 59.
6.Pagina 60.
7.Pagina 61.
8.Pagina 64.
9.Pagina 65.
10.Pagina 65.
11.Pagina 66.
12.Pagina 67.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2019.
14.Pagina 96.
15.Pagina 97.