In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiser, een piloot, een geschil aanhangig gemaakt tegen zijn werkgever, een besloten vennootschap die luchtvaartpersoneel ter beschikking stelt aan luchtvaartmaatschappijen. Eiser vordert onder andere betaling van vakantiebijslag en terugbetaling van ingehouden trainingskosten. De procedure begon met een dagvaarding op 6 augustus 2018, waarna verschillende stukken zijn ingediend en een zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser op 7 april 2014 in dienst is getreden en dat er een overeenkomst is gesloten waarin de voorwaarden voor zijn salaris en trainingskosten zijn vastgelegd. Eiser stelt dat hij recht heeft op minimumloon en vakantiebijslag, terwijl de gedaagde partij betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelt dat de inhoudingen op het salaris rechtmatig waren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst kwalificeert als een arbeidsovereenkomst en dat eiser recht heeft op het minimumloon. Daarnaast is geoordeeld dat de vakantiebijslag in de nieuwe salarissystematiek is inbegrepen, maar dat de gedaagde partij ten onrechte bedragen heeft ingehouden voor de trainingskosten. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke verhogingen en rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van eiser toegewezen.