Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
Namens verweerder zijn verschenen mevrouw [B] en mevrouw [C] .
2.De feiten
3.Het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
4.Het verweer
Ook heeft hij opgemerkt dat het hem bevreemdt dat het dwangakkoord beide verzoekers betreft, nu de belastingvordering alleen verzoeker aangaat. In het kort is het volgende aangevoerd.
5.De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
Bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 287a Fw kunnen onder meer de volgende omstandigheden een rol spelen (vgl. de MvT, Kamerstukken II 2004-2005, 29 942, nr. 3, p.17-19, geciteerd in de conclusie van Advocaat-Generaal Timmerman vóór HR 14 december 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BY0966):
Ook gelet op die mate van verwijtbaarheid weegt het belang van de Belastingdienst bij het behoud van zijn verhaalsmogelijkheden zwaarder dan het belang van verzoeker bij de bevrijding van zijn schuldenlast. Bij de afweging om niet in te stemmen met het aangeboden akkoord heeft de Belastingdienst verder mogen betrekken dat verzoeker ondernemer is en dat medewerking door de Belastingdienst aan de hier aangeboden schuldregeling mogelijk concurrentieverstorend zal werken ten opzichte van andere ondernemers die wel tijdig hun belastingverplichtingen nakomen. Indien de schuldregeling doorgang zou vinden, zou verzoeker immers een aanzienlijk bedrag niet hoeven te betalen aan de Belastingdienst. Dat maakt dat verzoeker wellicht lagere tarieven kan hanteren dan concurrenten die wel tijdig hun betalingsverplichtingen nakomen.