In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2019 een beschikking gegeven in het verzoek van de stichting e-Court om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. e-Court, gevestigd te Amsterdam, heeft dit verzoek ingediend tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Raad voor de Rechtspraak. Het verzoek is ingediend op 23 november 2018 en betreft een civielrechtelijke procedure waarin e-Court stelt dat zij onrechtmatig wordt tegengewerkt door de Staat, met name door de Raad voor de Rechtspraak, uit concurrentiemotieven. De rechtbank heeft de zaak eerder doorverwezen van de Rechtbank Den Haag naar Midden-Nederland, omdat een van de te horen getuigen daar werkzaam is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2019 zijn verschillende getuigen en advocaten verschenen. e-Court heeft aangevoerd dat de Staat haar dienstverlening onmogelijk maakt door publiekelijke verdachtmakingen en het weigeren van exequaturs voor arbitrale vonnissen. De Staat heeft verweer gevoerd en betwist dat e-Court belang heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, en heeft het verzoek als een 'fishing expedition' bestempeld.
De rechtbank heeft overwogen dat het doel van een voorlopig getuigenverhoor is om partijen de mogelijkheid te geven om relevante feiten en omstandigheden te verifiëren. De rechtbank heeft geoordeeld dat e-Court voldoende concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor haar verzoek en dat er geen reden is om het verzoek af te wijzen. De rechtbank heeft daarom besloten om het voorlopig getuigenverhoor toe te wijzen en mr. R.A. Steenbergen benoemd tot rechter-commissaris. De zaak is aangehouden tot 7 juni 2019 voor verdere procedurele stappen.