Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 april 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WW-uitkering aan eiser, die in verband met verwijtbare werkloosheid was afgewezen. Eiser, die sinds 1979 in dienst was bij [bedrijfsnaam] B.V., werd op non-actief gesteld na een incident waarbij hij betrokken was als (plaatsvervangend) woordvoerder tijdens een bijeenkomst op 7 juli 2017. Na een ontslagprocedure, waarin de kantonrechter oordeelde dat het ontslag onrechtmatig was, diende eiser een aanvraag in voor een WW-uitkering. Het UWV kende de uitkering toe, maar weigerde deze uit te betalen vanwege de vermeende verwijtbare werkloosheid. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.
De rechtbank oordeelde dat de gedragingen die aan eiser werden verweten, gezien zijn leeftijd en de lange duur van zijn dienstverband, niet konden worden gekwalificeerd als een dringende reden voor verwijtbare werkloosheid. De rechtbank concludeerde dat eiser niet verwijtbaar werkloos was geworden in de zin van de WW, en dat de weigering van de uitkering op grond van artikel 27, eerste lid, van de WW onterecht was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het griffierecht vergoed en werden de proceskosten aan eiser toegewezen.