ECLI:NL:RBMNE:2019:1389

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
16/659882-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval veroorzaakt door alcoholgebruik en negeren van verkeerslicht met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 4 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 72-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het veroorzaken van een verkeersongeval in Lopik op 29 april 2017. De man, die onder invloed van alcohol was, reed door een rood verkeerslicht en botste tegen een motorrijder, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep en meer dan twee weken in coma lag. De verdachte had voorafgaand aan het ongeval meerdere flesjes bier gedronken en ontkende door rood licht te zijn gereden, maar de analyse van de verkeersregelinstallatie toonde aan dat hij de stopstreep had gepasseerd terwijl het licht minimaal een minuut op rood stond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met de leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder in aanraking was gekomen met justitie. Naast de gevangenisstraf werd de man ook voor twee jaar zijn rijbewijs ontzegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659882-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1947] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers, van hetgeen door verdachte en mr. A.L. Rinsma, advocaat te Utrecht, en hetgeen namens het slachtoffer bij de uitoefening van het spreekrecht naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 29 april 2017 te Lopik als bestuurder van een personenauto door zijn schuld – na voorafgaand gebruik van alcohol en door rood te zijn gereden – een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat de verdachte met teveel alcohol op achter het stuur is gestapt en vervolgens door een rood licht uitstralend verkeerslicht is gereden, waardoor een ongeluk tussen hem en het slachtoffer heeft plaatsgevonden en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hierdoor heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent door rood licht te hebben gereden en zowel verdachtes verklaring als de verklaring van getuige [getuige] op dit punt afwijken van de resultaten van de analyse van de faseloggegevens. De gegevens kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Dat verdachte door rood licht heeft gereden, kan derhalve niet worden bewezen. Het door verdachte nuttigen van te veel alcohol alvorens te zijn gaan rijden, is onvoldoende om tot veroordeling voor artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] reed op 29 april 2017 op zijn Honda motorfiets samen met een andere motorrijder over de Provincialeweg N210 te Lopik. [2] Hij kwam vanuit de richting van Benschop en reed in de richting van Schoonhoven. Verdachte reed in een personenauto, merk Fiat, over de parallelweg langs de N210 en wilde bij het kruispunt van de N210 (de rechtbank begrijpt: de M.A. Reinaldaweg) aan de zijde van de Zuiderparklaan rechtdoor oversteken de Europasingel op. [slachtoffer] botste met zijn motor op dit kruispunt tegen de rechterzijde van de Fiat van verdachte en raakte hierdoor zwaar gewond. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 april 2017 in botsing is gekomen met een motorrijder (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). Voorafgaand aan het ongeluk heeft verdachte bij de voetbalvereniging vijf, zes of zeven flesjes bier gedronken. [4] Dit heeft verdachte ter terechtzitting bevestigd. [5]
Op 29 april 2017 om 22:15 uur heeft arts [arts 1] ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 bij verdachte bloed afgenomen. Het bloedmonster is vervolgens voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker met het nummer TAAP0281NL en verzonden naar het NFI te Den Haag. [6] Door het NFI is in het bloed TAAP0281NL van verdachte een ethanolconcentratie gemeten van 1,03 mg/ml. [7]
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de Punto (verdachte), omstreeks 19:47:00.6 uur, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 1 minuut rood licht uitstraalden. De bestuurder van de motorfiets (slachtoffer) was omstreeks 19:47:02.3 uur de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,6 seconden geel licht uitstraalden. [8]
Blijkens de geneeskundige verklaring heeft [slachtoffer] door het ongeluk in coma gelegen en heeft hij een openbekkenfractuur, breuken in nek, hand en schouder opgelopen. Tevens is bij [slachtoffer] een hersenbeschadiging geconstateerd. De geneeskundige verklaring maakt verder melding van 16 dagen beademing en operaties in verband met een bekkenfractuur en fracturen aan de linkerhand. Volledig herstel is niet te verwachten. [9]
Bewijsoverweging
De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of de verdachte op basis van voormelde bewijsmiddelen een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de WVW, terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de WVW. En zo ja, welke mate van schuld is komen vast te staan. Hiertoe dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van verdachte, zoals dat uit die bewijsmiddelen volgt, is aan te merken als zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Beoordelingskader
Om tot een veroordeling voor artikel 6 WVW te kunnen komen, is vereist dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, hetgeen ten laste is gelegd als het zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat brengt met zich dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de voormelde bepaling.
De verdachte wordt in deze zaak verweten dat hij heeft gereden terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol. Daarnaast zou hij niet zijn gestopt voor een rood verkeerslicht, zou hij onvoldoende hebben gekeken of de kruising vrij was van verkeer en geen voorrang hebben verleend aan motorrijder [slachtoffer] die, vanuit verdachte gezien, van rechts kwam. Hierdoor zou verdachte met zijn auto in botsing zijn gekomen met [slachtoffer] waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Onder invloed van alcohol
Verdachte bekent minimaal vijf bier te hebben gedronken voorafgaand aan het ongeluk. Dat hij ten tijde van de aanrijding verkeerde onder invloed van alcohol wordt bevestigd door de resultaten van het bloedonderzoek.
Rijden door rood licht
Verdachte ontkent door rood licht te zijn gereden. Uit de analyse van het faselog (proces-verbaal Werking van verkeersregelinstallaties) blijkt echter dat verdachte de stopstreep was gepasseerd terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal één minuut rood licht uitstraalden. Deskundige Verwoerd, die dit onderzoek heeft uitgevoerd, heeft bij de rechter-commissaris deze bevindingen bevestigd en gesteld dat de verklaring van verdachte dat hij door groen zou zijn gereden niet juist kan zijn. Ook heeft Verwoerd verklaard dat de verklaring van getuige [getuige] - dat het slachtoffer door groen zou zijn gereden - evenmin kan kloppen en dat uit de gegevens duidelijk op te maken is dat de twee confronterende richtingen niet gelijktijdig groen licht hebben gehad.
De faseloggegevens betreffen objectieve en verifieerbare onderzoeksgegevens. Daar tegenover staan twee verklaringen – van verdachte en van getuige [getuige] – die beide niet met de faseloggegevens overeenkomen. Deze verklaringen zijn inhoudelijk tegenstrijdig. Zowel verdachte als getuige [getuige] hebben immers verklaard dat het verkeerslicht aan hun zijde van de weg groen licht uitstraalde. Dat is niet mogelijk, zoals de deskundige Verwoerd ook tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard. In het onderzoek is vastgesteld dat er ten tijde van het ongeval geen sprake was van storingen van de verkeersregelinstallatie die bijgedragen konden hebben aan het ontstaan van het ongeval en dat alle lampen van relevante verkeerslantaarns naar behoren hadden gewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de analyse van de faselog door deskundige Verwoerd.
Dat betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte door rood licht is gereden.
Mate van schuld
Bij het oordeel naar de mate van schuld van verdachte betrekt de rechtbank dat verdachte niet alleen onder invloed van alcohol door rood licht is gereden, maar zich er ook nog onvoldoende van heeft vergewist dat de kruising vrij was van verkeer en geen voorrang heeft gegeven aan de van rechts komende [slachtoffer] .
Conclusie
Samengevat komt de rechtbank tot de conclusie dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte door te gaan rijden na inname van teveel alcohol, vervolgens een rood verkeerslicht te negeren, zich daarbij niet, althans onvoldoende te vergewissen dat de kruising met een 80 km/u weg - waar verdachte goed bekend was - vrij was van verkeer en vervolgens geen voorrang te verlenen aan motorbestuurder [slachtoffer] op die kruising, zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag heeft vertoond, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Zij merkt de gedragingen van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en onoplettend.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 29 april 2017, te Lopik als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Zuiderparklaan, gaande in de richting van de Europasingel en de kruising van die Zuiderparklaan met de N210 (M.A. Reinaldaweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en
- niet te stoppen voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat reeds (minimaal 1 minuut) rood licht uitstraalde en
- zich er niet, althans in onvoldoende mate van te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en
- geen voorrang te verlenen aan [slachtoffer] die voor hem, verdachte, op een motorfiets van rechts kwam en in wiens richting het verkeerslicht oranje licht uitstraalde en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] bestuurde motor is gebotst, waardoor
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbeschadiging en een bekkenfractuur en meerdere breuken (te weten in onder meer de nek en hand en schouder),
werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, immers was blijkens een onderzoek als bedoeld in artikel 8 tweede lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994 het alcoholgehalte van zijn, verdachtes bloed 1,03 milligram alcohol per milliliter bloed.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde door rood licht rijden en inname van te veel alcohol, dit ‘aanmerkelijke schuld’ en niet ‘ernstige schuld’ oplevert. Voorts bepleit de raadsman dat bij de strafmaat dient te worden betrokken dat het slachtoffer mede verantwoordelijk is voor de ernst van het ontstane letsel doordat hij met een te hoge snelheid het kruispunt is genaderd. De raadsman verzoekt verder bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en bepleit aan verdachte een taakstraf, waarbij rekening wordt gehouden met de leeftijd van verdachte. De raadsman heeft zich wat betreft het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt, in het bijzonder met betrekking tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf en de duur daarvan, bij de strafoplegging het volgende in aanmerking.
De verdachte, een thans 72-jarige man, heeft zich in april 2017 schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersongeval. Ondanks dat verdachte die dag meerdere flesjes bier had gedronken, is hij in zijn auto gestapt en gaan rijden. Hij heeft bij een kruispunt niet voor het rode stoplicht gewacht. Vervolgens is hij zonder (voldoende) op te letten de weg overgestoken. Verdachte heeft hiermee grote risico’s genomen, te meer omdat hij een 80 km/u-weg overstak waar het verkeer dus met grote snelheid passeert. Verdachte was ter plaatse goed bekend en heeft dus moeten beseffen welke risico’s hij nam. Verdachte is vervolgens met een voor hem van rechts (met grote snelheid) komende motorrijder, het slachtoffer, in botsing gekomen. Dit gebeurde met zodanig veel kracht dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De combinatie van gedragingen – het gebruik van alcohol, het door rood licht rijden en het oversteken van de weg zonder voldoende op te letten – maakt dat bij verdachte sprake is van ernstige schuld.
Ter terechtzitting heeft de echtgenote van het slachtoffer het spreekrecht uitgeoefend door een verklaring van het slachtoffer voor te dragen. Daaruit blijkt dat de negatieve gevolgen van het ongeval groot zijn en ook nu nog doorwerken in het leven van het slachtoffer, zijn vrouw en het gezin. Volgens diezelfde verklaring zal geen straf kunnen opwegen tegen wat zij hebben doorstaan en nog moeten doorstaan.
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) heeft oriëntatiepunten opgesteld voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol.
Wanneer bij rijden onder invloed een ongeval zwaar lichamelijk letsel als gevolg heeft, sprake is van ernstige schuld en het alcoholgehalte in het bloed minder is dan 570 µg/l, gaan de oriëntatiepunten als vertrekpunt van denken uit van 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. Overeenkomstig deze oriëntatiepunten is de rechtbank van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden niet kan worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf.
Anders dan de raadsman kent de rechtbank bij het bepalen van de straf geen gewicht toe aan de snelheid waarmee het slachtoffer de kruising naderde. Ook bij een snelheid van 80 km/uur is de kans op zwaar lichamelijk letsel bij een verkeersongeval als het onderhavige groot. Wat daar verder bovendien van zij, het is verdachte die zich in de positie heeft gebracht dat hij het slachtoffer – met de door hem gebezigde snelheid – heeft aangereden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van deze gevangenisstraf ten gunste van verdachte wel rekening met enkele bijzondere omstandigheden. In het bijzonder let de rechtbank daarbij op de impact die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal hebben op de persoon van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken. Naast de leeftijd van verdachte neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij ook na het gebeurde niet meer in aanraking is gekomen met justitie. Verdachte heeft verklaard dat hij na het ongeval geen alcohol meer heeft gedronken. Het ongeval vond plaats in april 2017. De zaak is in maart 2019 voor de rechtbank gebracht. Ook in dit tijdsverloop ziet de rechtbank aanleiding om ten gunste van verdachte af te wijken van voornoemd oriëntatiepunt.
De officier van justitie heeft voornoemde omstandigheden volgens de mondelinge toelichting op haar vordering meegewogen in haar eis. De rechtbank komt evenwel tot een iets andere weging. Alles overwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat een straf, te weten een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtde verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. Smit-Colenbrander, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 april 2017, te Lopik, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de
voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Zuiderparklaan, gaande
in de richting van de Europasingel en/of de kruising van die Zuiderparklaan
met de N210 (M.A. Reinaldaweg) en/of de M.A. Reinaldaweg, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of
- ( met onverminderde snelheid) voornoemde kruising met de M.A. Reinaldaweg op
te rijden en/of
- ( daarbij) niet te stoppen voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig
verkeerslicht dat reeds (minimaal 1 minuut) rood licht uitstraalde en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate van te vergewissen dat
voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- ( daarbij) geen voorang te verlenen aan [slachtoffer] die voor hem,
verdachte, op een motorfiets van rechts kwam en in wiens richting het
verkeerslicht oranje licht uitstraalde en/of
- ( vervolgens) op/tegen die [slachtoffer] bestuurde motor is gebotst, waardoor
een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
((deels) blijvende) hersenbeschadiging en/of een bekkenfractuur en/of meerdere
breuken (te weten in onder meer de nek en/of hand en/of schouder) en/of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte
en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, immers was blijkens een onderzoek
als bedoeld in artikel 8 tweede lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet
1994 het alcoholgehalte van zijn, verdachtes bloed 1,03 milligram alcohol per
milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,5 milligram per milliliter bloed;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 juli 2017, genummerd PL0900-2017211418, opgemaakt door politie, doorgenummerd 1 tot en met 34. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pv van verhoor van getuige [getuige] , pagina 20.
3.Pv Verkeersongevalanalyse, 2017127748-4, pagina 3.
4.Pv verhoor verdachte, pagina 8.
5.Pv ter terechtzitting van 21 maart 2019.
6.Pv rijden onder invloed, pagina 5.
7.NFI rapport d.d. 19 mei 2017, pagina 11.
8.Pv Werking van verkeersregelinstallaties, 201712774, pagina 4.
9.Geneeskundige verklaring, opgesteld door arts [arts 2] , Gezondheidscentrum DWL Rotterdam, pagina 25.