4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] reed op 29 april 2017 op zijn Honda motorfiets samen met een andere motorrijder over de Provincialeweg N210 te Lopik.Hij kwam vanuit de richting van Benschop en reed in de richting van Schoonhoven. Verdachte reed in een personenauto, merk Fiat, over de parallelweg langs de N210 en wilde bij het kruispunt van de N210 (de rechtbank begrijpt: de M.A. Reinaldaweg) aan de zijde van de Zuiderparklaan rechtdoor oversteken de Europasingel op. [slachtoffer] botste met zijn motor op dit kruispunt tegen de rechterzijde van de Fiat van verdachte en raakte hierdoor zwaar gewond.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 april 2017 in botsing is gekomen met een motorrijder (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). Voorafgaand aan het ongeluk heeft verdachte bij de voetbalvereniging vijf, zes of zeven flesjes bier gedronken.Dit heeft verdachte ter terechtzitting bevestigd.
Op 29 april 2017 om 22:15 uur heeft arts [arts 1] ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 bij verdachte bloed afgenomen. Het bloedmonster is vervolgens voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker met het nummer TAAP0281NL en verzonden naar het NFI te Den Haag.Door het NFI is in het bloed TAAP0281NL van verdachte een ethanolconcentratie gemeten van 1,03 mg/ml.
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de Punto (verdachte), omstreeks 19:47:00.6 uur, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 1 minuut rood licht uitstraalden. De bestuurder van de motorfiets (slachtoffer) was omstreeks 19:47:02.3 uur de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,6 seconden geel licht uitstraalden.
Blijkens de geneeskundige verklaring heeft [slachtoffer] door het ongeluk in coma gelegen en heeft hij een openbekkenfractuur, breuken in nek, hand en schouder opgelopen. Tevens is bij [slachtoffer] een hersenbeschadiging geconstateerd. De geneeskundige verklaring maakt verder melding van 16 dagen beademing en operaties in verband met een bekkenfractuur en fracturen aan de linkerhand. Volledig herstel is niet te verwachten.
Bewijsoverweging
De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of de verdachte op basis van voormelde bewijsmiddelen een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de WVW, terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de WVW. En zo ja, welke mate van schuld is komen vast te staan. Hiertoe dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van verdachte, zoals dat uit die bewijsmiddelen volgt, is aan te merken als zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Beoordelingskader
Om tot een veroordeling voor artikel 6 WVW te kunnen komen, is vereist dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, hetgeen ten laste is gelegd als het zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat brengt met zich dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de voormelde bepaling. De verdachte wordt in deze zaak verweten dat hij heeft gereden terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol. Daarnaast zou hij niet zijn gestopt voor een rood verkeerslicht, zou hij onvoldoende hebben gekeken of de kruising vrij was van verkeer en geen voorrang hebben verleend aan motorrijder [slachtoffer] die, vanuit verdachte gezien, van rechts kwam. Hierdoor zou verdachte met zijn auto in botsing zijn gekomen met [slachtoffer] waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Onder invloed van alcohol
Verdachte bekent minimaal vijf bier te hebben gedronken voorafgaand aan het ongeluk. Dat hij ten tijde van de aanrijding verkeerde onder invloed van alcohol wordt bevestigd door de resultaten van het bloedonderzoek.
Rijden door rood licht
Verdachte ontkent door rood licht te zijn gereden. Uit de analyse van het faselog (proces-verbaal Werking van verkeersregelinstallaties) blijkt echter dat verdachte de stopstreep was gepasseerd terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal één minuut rood licht uitstraalden. Deskundige Verwoerd, die dit onderzoek heeft uitgevoerd, heeft bij de rechter-commissaris deze bevindingen bevestigd en gesteld dat de verklaring van verdachte dat hij door groen zou zijn gereden niet juist kan zijn. Ook heeft Verwoerd verklaard dat de verklaring van getuige [getuige] - dat het slachtoffer door groen zou zijn gereden - evenmin kan kloppen en dat uit de gegevens duidelijk op te maken is dat de twee confronterende richtingen niet gelijktijdig groen licht hebben gehad.
De faseloggegevens betreffen objectieve en verifieerbare onderzoeksgegevens. Daar tegenover staan twee verklaringen – van verdachte en van getuige [getuige] – die beide niet met de faseloggegevens overeenkomen. Deze verklaringen zijn inhoudelijk tegenstrijdig. Zowel verdachte als getuige [getuige] hebben immers verklaard dat het verkeerslicht aan hun zijde van de weg groen licht uitstraalde. Dat is niet mogelijk, zoals de deskundige Verwoerd ook tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard. In het onderzoek is vastgesteld dat er ten tijde van het ongeval geen sprake was van storingen van de verkeersregelinstallatie die bijgedragen konden hebben aan het ontstaan van het ongeval en dat alle lampen van relevante verkeerslantaarns naar behoren hadden gewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de analyse van de faselog door deskundige Verwoerd.
Dat betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte door rood licht is gereden.
Mate van schuld
Bij het oordeel naar de mate van schuld van verdachte betrekt de rechtbank dat verdachte niet alleen onder invloed van alcohol door rood licht is gereden, maar zich er ook nog onvoldoende van heeft vergewist dat de kruising vrij was van verkeer en geen voorrang heeft gegeven aan de van rechts komende [slachtoffer] .
Conclusie
Samengevat komt de rechtbank tot de conclusie dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte door te gaan rijden na inname van teveel alcohol, vervolgens een rood verkeerslicht te negeren, zich daarbij niet, althans onvoldoende te vergewissen dat de kruising met een 80 km/u weg - waar verdachte goed bekend was - vrij was van verkeer en vervolgens geen voorrang te verlenen aan motorbestuurder [slachtoffer] op die kruising, zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag heeft vertoond, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Zij merkt de gedragingen van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en onoplettend.