Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
[A] (hierna te noemen: de vrouw).
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (Suriname).
3.Het verzoek en het verweer
- de man ter zake van de hiervoor bedoelde kosten van bijstand een verhaalsbijdrage van € 173,-- per maand verschuldigd is met ingang van de te wijzen de beschikking;
- dat de man met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van de beschikking ter zake van nog te maken kosten van bijstand een verhaalsbijdrage van € 173,-- per maand aan de Gemeente Utrecht zal moeten betalen zolang de bijstandsverlening mede ten behoeve van het minderjarige kind voortduurt;
- de belanghebbende, indien hij in gebrek mocht blijven het vastgestelde bedrag te voldoen, terstond de alsdan resterende hoofdsom ineens aan de gemeente verschuldigd is;
- de vordering, gelet op de bepaling van artikel 58 lid 5 Participatiewet juncto artikel 62i Participatiewet, wordt verhoogd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, indien belanghebbende in gebreke mocht blijven om het verschuldigde tijdig te voldoen;
- de beschikking van de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad is.
4.De beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van zulke bijzondere omstandigheden, gelet op wat er onder 4.1 is beschreven. Gelet op deze bijzondere omstandigheden acht de rechtbank het niet redelijk om de draagkracht van de man gelijkelijk over de kinderen te verdelen. Vaststaat dat de man maar een heel korte periode in het leven van [voornaam van minderjarige] is geweest en dat hij en [voornaam van minderjarige] geen vader-kind relatie met enige toekomst hebben. Dat het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning is afgewezen maakt dat niet anders. Indien de draagkracht gelijkelijk verdeeld zou worden dan gaan de biologische kinderen van de man er financieel op achteruit ten gunste van [voornaam van minderjarige] . Dat vindt de rechtbank niet redelijk en wenselijk. De rechtbank vindt het gelet op het voorgaande redelijk dat de man een minimale bijdrage van € 25,-- per maand zal bijdragen aan de kosten van verzorging en opvoeding ten aanzien van [voornaam van minderjarige] .