7.3De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder op basis van de door eiseres vóór afloop van de wachttijd aangeleverde informatie terecht heeft geconcludeerd dat zij onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht in spoor 1, omdat de werknemer heeft hervat in werk dat niet structureel kon worden aangeboden en andere mogelijkheden onvoldoende inzichtelijk zijn onderzocht. De toetsingscriteria zijn overigens - in tegenstelling tot wat eiseres hierover ter zitting heeft aangevoerd - naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk opgenomen in de Beleidsregels. Daarin staat immers expliciet dat verweerder bij de beoordeling betrekt of de mogelijkheden tot een andere functie bij de eigen werkgever (zo nodig met aanpassingen) in voldoende mate zijn verkend. De beroepsgrond slaagt dus niet.
8. Eiseres voert verder aan dat zij de mogelijkheden in spoor 2 ook voldoende heeft onderzocht en zet uiteen wat zij zelf heeft gedaan om werknemer te re-integreren. Daarnaast betoogt eiseres dat verweerder uit de voortgangsrapportages van [bedrijfsnaam 2] , die zij in bezwaar heeft overgelegd, had kunnen afleiden welke mogelijkheden in spoor 2 zijn onderzocht.
9. De rechtbank is van oordeel dat de argumenten van verweerder over de tekortkomingen in spoor 2 te volgen zijn. Uit de stukken blijkt weliswaar dat de werknemer door [bedrijfsnaam 2] is begeleid bij het zoeken naar vacatures, maar hieruit blijkt niet dat de werknemer is gevraagd daadwerkelijk stappen op de arbeidsmarkt te zetten en in dit kader sollicitatieactiviteiten te verrichten, noch dat hij is begeleid bij de daadwerkelijke uitvoering van deze activiteiten. De door eiseres ter zitting genoemde afspraak tussen [bedrijfsnaam 2] en de werknemer, dat hij wekelijks zou solliciteren, is niet in de beschikbare rapportages vastgelegd, terwijl in deze rapportages ook geen sollicitatiebrieven of een verslaglegging over de sollicitaties of sollicitatiepogingen zijn opgenomen. Uit de rapportages blijkt dus niet of, en in welke mate, daadwerkelijk sollicitatieactiviteiten zijn verricht en in hoeverre de werknemer daarbij is begeleid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom mogen concluderen dat er re-integratiemogelijkheden onbenut zijn gebleven door in het tweede spoor vooral te concentreren op herstelbevordering en onvoldoende concreet op het vinden van werk bij een andere werkgever. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
10. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat er geen omstandigheden zijn gebleken die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om af te zien van het opleggen van een loonsanctie. Verweerder heeft dan ook terecht een loonsanctie opgelegd, omdat eiseres zonder dat deugdelijke grond niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Nu het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af.