3.2Aan het bestreden besluit II heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser met ingang van 2 maart 2017 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten die onderdeel uitmaken van het bestreden besluit II.
4. De rechtbank merkt op dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat er ten onrechte twee besluiten op bezwaar zijn genomen, omdat er niet twee primaire besluiten zijn afgegeven. Gelet hierop heeft eiser twee keer beroep moeten instellen tegen de bestreden besluiten. Verweerder heeft daarom toegezegd één keer griffierecht te zullen betalen aan eiser.
UTR 17/3485, niet opleggen van een loonsanctie
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat artikel 25, elfde lid, van de Wet WIA eraan in de weg staat dat na het verstrijken van de wachttijd alsnog een loonsanctie aan de ex-werkgever wordt opgelegd. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen loonsanctie heeft opgelegd aan de ex-werkgever, omdat de ex-werkgever volgens eiser niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Eiser stelt dat hij hierdoor schade heeft geleden en verzoekt de rechtbank verweerder te veroordelen tot vergoeding van deze schade. Gelet hierop dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van een onrechtmatig besluit.
6. Eiser voert aan dat de ex-werkgever onvoldoende re-integratieverplichtingen heeft verricht. Eiser heeft zich gedurende de periode van ziekte altijd beschikbaar gesteld om (passende) arbeid te verrichten. Eiser wilde graag aan het werk bij zijn eigen of een andere werkgever. Eiser heeft zelf steeds actie ondernomen door te solliciteren op functies. Volgens eiser heeft de ex-werkgever zich slechts minimaal ingezet voor zijn re-integratie. Hij heeft maar drie keer een gesprek gehad met zijn leidinggevende. Verder is er ruim een jaar gewacht tot de eerste stappen van re-integratie zijn genomen, terwijl het initiatief van de gesprekken van eiser moest komen. Daarnaast sloten de aangeboden vacatures niet aan bij de resterende functionele mogelijkheden van eiser. Gelet hierop heeft de ex-werkgever zich volgens eiser niet voldoende ingespannen om hem te begeleiden.
7. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [B] heeft op 4 augustus 2017 een rapport opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat bedrijfsarts [C] op 11 februari 2016 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft opgesteld. Vanaf dat moment waren er voor eiser, zij het nog fors beperkte, arbeidsmogelijkheden. Aansluitend heeft half maart 2016
[D] een arbeidsdeskundig re-integratie onderzoek verricht naar de re-integratiemogelijkheden van eiser. Uit het rapport van [D] van 21 maart 2016 volgt dat er sprake is van een blijvende ongeschiktheid voor het oorspronkelijke werk van eiser als [functie van eiser] . Omdat eiser inmiddels een jaar ziek was, heeft [D] geadviseerd een start te maken met re-integratie in spoor 1 en spoor 2. Voor de uitvoering van het re-integratietraject heeft de ex-werkgever in april 2016 [bedrijfsnaam 3] ( [bedrijfsnaam 3] ) ingeschakeld. Er is gewerkt aan een CV en aan sollicitatiebrieven en er is gereageerd op voorkomende vacatures binnen het netwerk van de ex-werkgever (spoor 1) en daarbuiten (spoor 2), aldus [B] .