ECLI:NL:RBMNE:2018:6490

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
16/16/705884-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en oplichting met betrekking tot seksuele uitbuiting en hennepteelt

Op 20 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen die betrokken waren bij mensenhandel en oplichting. De hoofdverdachte, een 27-jarige man, werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor het uitbuiten van twee vrouwen in de prostitutie. De vrouwen, afkomstig uit Marokko, werden ondergebracht in een woning in Baarn en gedwongen seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachten misbruik maakten van de kwetsbare positie van de vrouwen, die geen legitimatie hadden, de Nederlandse taal niet spraken en volledig afhankelijk waren van de verdachten. De rechtbank legde ook straffen op aan de medeverdachten, waarbij de 26-jarige man 24 maanden gevangenisstraf kreeg, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en de 30-jarige man 180 dagen gevangenisstraf, waarvan 179 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de hoofdverdachte ook veroordeeld voor oplichting van een man die dacht een vrouw uit de prostitutie te kunnen kopen, en voor het hebben van een hennepplantage. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de inbreuk op de fundamentele rechten van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/16/705884-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres: [adres] , [woonplaats] en volgens eigen opgave thans woonachtig bij zijn zus in België.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 december 2017, 20 februari 2018, 17 april 2018, 18 september 2018, 25 september 2018, 29 oktober 2018, 4 december 2018 en 6 december 2018.
Op 29 oktober 2018 en 4 december 2018 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarbij de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16/705577-17) en [medeverdachte 2] (16/705886-17). Op 6 december 2018 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht. Verder heeft de rechtbank nog kennisgenomen genomen van hetgeen de benadeelde partij [aangever] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 november 2015 tot en met 6 december 2016 te Baarn en/of elders in Nederland zich samen met (een) ander(en) ten aanzien van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;
feit 2: in de periode van 1 november 2015 tot en met 6 december 2016 te Baarn en/of elders in Nederland zich samen met (een) ander(en) ten aanzien van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;
feit 4: in de periode van 1 februari 2016 tot en met 26 juni 2017 te Baarn en/of elders in Nederland samen met (een) ander(en) meermalen [aangever] (hierna: [aangever] ) heeft opgelicht;
feit 5: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 8 april 2017 te [woonplaats] (in een flatwoning) aan [adres] samen met (een) ander(en) ), opzettelijk 203 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en gevorderd verdachte van dat feit vrij te spreken.
Met betrekking tot het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat zij ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde – kort gezegd – nog heeft opgemerkt dat haars inziens:
  • de pleegperiode dient te worden bepaald van 27 april 2016 tot half juli 2016;
  • de dwangmiddelen bestaan uit:

misbruik maken van een kwetsbare positie;

misbruik maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht;
- de handelingen van verdachte bestaan uit:
 werven, overbrengen en huisvesten;
  • vrijspraak dient te volgen van het onder feit 1 en feit 2 sub 3 ten laste gelegde;
  • vrijspraak dient te volgen van meerdere ten laste gelegde feitelijkheden;
  • vrijspraak dient te volgen voor zover de tenlastelegging ziet op ‘medeplegen’.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnota – primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van bepaalde onderdelen van de tenlastelegging.
Verder heeft hij in geval van bewezenverklaring van het onder 4 en 5 ten laste gelegde (voorwaardelijke) verzoeken gedaan tot het horen van getuigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Op 26 november 2016 ontving de politie een anonieme melding waarin – kort gezegd – stond vermeld dat er bij dhr. [medeverdachte 2] , aan de [adres] te [woonplaats] , illegale prostitutie werd bedreven. Na onderzoek bleek [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) ingeschreven te staan op de [adres] te [woonplaats] . Op 6 december 2016 zijn verbalisanten door [medeverdachte 2] vrijwillig in de woning de woning aan de [adres] binnengelaten. In de woning werden op een slaapkamer twee vrouwen aangetroffen. Zij spraken geen Nederlands en konden zich niet legitimeren. Deze beide vrouwen zijn in verband met het niet tonen van een geldig legitimatiebewijs door de verbalisanten aangehouden. Dezelfde dag nog heeft [medeverdachte 2] een verklaring afgelegd en heeft met de vrouwen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en allebei afkomstig uit Marokko, een intakegesprek mensenhandel plaatsgevonden. Nadien hebben de vrouwen nog meerdere verklaringen afgelegd, zijn er diverse getuigen en verdachten gehoord en heeft de politie onder meer onderzoek verricht aan inbeslaggenomen telefoons en computers. Dit alles onder de onderzoeksnaam 03/Brazos.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn op verschillende momenten naar Nederland gekomen en hebben op meerdere adressen verbleven. Uit dit onderzoek 03/Brazos kunnen hieromtrent de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld:
 verdachte [verdachte] heeft [slachtoffer 1] opgehaald in Hamburg, alwaar zij in het opvangcentrum voor vluchtelingen per 27 april 2016 als vertrokken naar onbekende bestemming stond gesignaleerd;
 verdachte [verdachte] heeft [slachtoffer 1] vervolgens bij [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) ondergebracht;
 [getuige 1] had de beschikking over woningen aan de [adres] en de [adres] te [woonplaats] ;
 [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), de vriendin van verdachte [verdachte] , ook bij [getuige 1] op de [adres] te [woonplaats] verbleef;
 [getuige 2] en [slachtoffer 1] in die periode beiden prostitutiewerkzaamheden hebben verricht in voornoemde woning aan de [adres] te [woonplaats] ;
 [slachtoffer 1] vervolgens een periode woonachtig is geweest bij [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), een man waarmee zij destijds een relatie had en die op dat moment de woning van [getuige 1] aan de [adres] onderhuurde;
 [slachtoffer 1] na de periode bij [getuige 3] enige tijd woonachtig is geweest bij [A] ;
 medio juli begin augustus 2016 [slachtoffer 1] contact heeft gekregen met verdachte [medeverdachte 1] , wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat zij is gaan wonen aan de [adres] te [woonplaats] . Deze woning betreft de woning van verdachte [medeverdachte 2] ;
 [slachtoffer 2] , een vriendin van [slachtoffer 1] , door verdachte [medeverdachte 1] in België is opgehaald en dat zij ook in de woning van verdachte [medeverdachte 2] aan de [adres] te [woonplaats] is gaan wonen;
 in de woning van verdachte [medeverdachte 2] hebben zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] tot hun aanhouding op 6 december 2016 prostitutiewerkzaamheden verricht.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten aanzien van [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2) ten laste gelegde mensenhandel.
4.3.2
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] en evenmin dat hij voordeel heeft getrokken uit haar prostitutiewerkzaamheden. Verdachte zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3.3
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de beide aangeefsters niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Hierbij heeft de verdediging – kort gezegd – gewezen op de wijze waarop de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot stand zijn gekomen, de sturing van de politie hierbij en de invloed van de B8-regeling op de verklaringen van de aangeefsters.
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen in strafzaken. Met name in mensenhandelzaken is dat het geval omdat belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in mensenhandelzaken onder druk kunnen staan vanwege wraakgevoelens, het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een vergunning in het kader van de verblijfsregeling mensenhandel (hoofdstuk B8, paragraaf 3 van de vreemdelingencirculair) of het vooruitzicht op voorzieningen als onder meer onderdak en begeleiding.
Ook de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers kan negatief beïnvloed worden door gevoelens van angst of loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die ten grondslag liggen aan de Nederlandse strafwetgeving ten aanzien van mensenhandel.
De rechtbank is van oordeel dat uit de intakegesprekken is gebleken dat, de illegaal in Nederland verblijvende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aanvankelijk geen belastende verklaring hebben afgelegd jegens verdachte en de medeverdachten. Tijdens deze intakegesprekken is vervolgens sprake geweest van een sterk sturende vraagstelling door de verbalisanten. Daarnaast hebben de verbalisanten aangeefsters informatie gegeven omtrent de B8-procedure en aan hen beloftes gedaan waaronder het aanbieden van veilig onderdak, medische zorg en het verkrijgen van een advocaat. Het risico dat deze wijze van verhoren heeft opgeleverd voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters, brengt met zich mee dat de rechtbank behoedzaamheid zal betrachten bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aangeefsters.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de overweegt de rechtbank omtrent de verklaringen van de aangeefsters dat deze, met uitzondering van het intakegesprek, in de kern consistent en gedetailleerd zijn en op essentiële onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefsters dan ook betrouwbaar en zal deze voor zover deze worden ondersteund door andere verklaringen, elkaars verklaringen, of objectieve bewijsmiddelen gebruiken voor het bewijs.
4.3.3
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde [1]
Aangeefster [slachtoffer 1] , [2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
O: opmerking verbalisant
V: vraag
A: antwoord
Ik wil aangifte doen tegen [verdachte] en [medeverdachte 1] . (…) Zij maken misbruik van mij. (…) Ik ben analfabeet. (…) Ik heb geen paspoort. Ik heb helemaal niets. (…) Ik ben gedwongen dingen te doen die niet mogen. Ik heb geen papieren, ik heb geen werk, ik heb geen geld. Het enige wat nog overblijft is dat. [3]
V: wanneer ben jij uit Marokko weggegaan?
A: 2 maanden na oud en nieuw in 2016. Over 2 maanden ben ik een jaar uit Marokko weg.
(…) Ik ben met de vluchtelingenstroom vanuit Turkije meegegaan naar West Europa. (…) uiteindelijk ben ik in Duitsland terechtgekomen. [4]
V: Wanneer heb jij in Duitsland asiel aangevraagd?
(22-02-2016)
A: Ik kwam in Hamburg aan. Het was een soort opvangcentrum. (…)
V: Wanneer ben je daar weggegaan?
(sinds 27-04-2016 gesignaleerd als zijnde vertrokken met onbekende bestemming)
(…) Ik wilde gaan werken in Europa.
V: Hoe ben je naar Nederland gegaan?
(…) Ik was nog in Hamburg. [verdachte] kwam naar mij toe. Hij heeft mij meegenomen naar een huis van een vriend van [verdachte] , genaamd [getuige 1] . Dat was in [woonplaats] . Ik heb daar verbleven in die woning samen met de vriendin van [verdachte] , genaamd [getuige 2] . (…)
Ik moest met mannen seks hebben tegen betaling. Het geld ging allemaal naar [verdachte] . Ik heb daar niets van gehad. (…) [verdachte] wilde mij verkopen aan een Nederlandse man, genaamd [getuige 3] . [verdachte] wilde € 10.000,- voor mij hebben. (…) Het lijkt wel of ik een koe ben. [5]
Hij dwong mij tot (…): seks hebben met andere mannen. Ze hebben advertenties gemaakt op een sekssite, op Kinky. [verdachte] deed dat eerst en later deed [medeverdachte 1] dat. Ik heb de advertenties zelf gezien. Daar staan ook de bedragen die door klanten moesten worden betaald.
V: Hoeveel klanten heb je gehad?
A: soms 5, soms 7 per dag. (…) Voor een half uur moest € 100,- betaald worden en voor een uur € 150,-. Eind van de dag kwam [verdachte] zijn geld halen. (…) Seks zonder condoom was € 400,-. (…) . [6]
[verdachte] heeft mij laten wonen in het huis van [getuige 1] in [woonplaats] . Ik heb daar ongeveer 2 maanden gewoond (…) In de woning van [getuige 1] heb ik ook seks moeten hebben met klanten. (…) Dat regelde [verdachte] . (…) [verdachte] heeft tegen [getuige 3] gezegd: “als je haar wil moet je € 10.000,- betalen.” (…) Toen ik dat hoorde vroeg ik mezelf af waarom hij mij wilde verkopen. [verdachte] vertelde mij dat [getuige 3] voor mij ging zorgen en dat [getuige 3] met mij ging trouwen. . (…) Ik heb seks met [getuige 3] gehad. (…) Ik was bang dat als ik geen seks met hem zou hebben dat ik uit het huis zou worden gezet. (…) Ik wilde geen seks met hem. [7]
V: Wat zou er gebeuren als jij het niet zou doen?
A: [verdachte] heeft mij uit Duitsland opgehaald. Als ik het niet zou doen zouden ze mij op straat gooien. Ik ken hier verder niemand. Ik had geen andere keus.
V: Voelde jij je afhankelijk van [verdachte] en [medeverdachte 1]
A: Ja. Ik ben hier illegaal, ik ken de taal niet, ik heb geen paspoort, ik heb geen onderdak, ik heb geen eten en drinken. Ik moest dit wel doen. [8]
(…)
V: Hoeveel tijd zat er tussen je vertrek in Duitsland en de start van de periode dat je moest werken voor [verdachte] in de prostitutie?
A: Ongeveer 2 dagen. [9]
Pas later is de verdeling 50/50 gemaakt. Ik had namelijk gezegd dat ik niet meer wilde werken zonder iets te krijgen. (…) In het begin bemoeide [medeverdachte 1] zich nog niet met mijn prostitutiewerkzaamheden. Ik gaf toen al mijn verdiende geld af aan [verdachte] . Ik woonde toen in een andere woning. [getuige 2] verbleef ook in die woning [10] .
De getuige [getuige 1] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: waar woont u?
A: (…) Daarvoor heb ik bij mijn stiefbroertje gewoond op de [adres] . [11]
(…) Ik heb ook op de [adres] in [woonplaats] gewoond. [12]
O: Uit onderzoek blijkt dat u van 01-04-2014 tot en met 18-08-2016 ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) van Baarn op het adres aan de [adres] .
O:
verklaringen van [slachtoffer 1] worden voorgehouden.
(…)
A: (…) Ik heb haar bij mij gehad. [verdachte] stond met haar aan mijn deur. [13] (…) Ik weet dat ze uit Marokko komt en geen Nederlands spreekt. (…) [verdachte] zei dat het een vriendin van hem was. (…) Een paar dagen later kwam hij vragen of zij een paar nachten bij mij mocht slapen. Hij vertelde dat zij in Nederland wilde werken en dat ze bezig waren met een verblijfsvergunning. (…) Ik was toen ook al bang en durfde niet goed nee te zeggen tegen hem. (…) In eerste instantie komen [getuige 2] en [slachtoffer 1] bij mij wonen.
V: Hoe lang zijn zij in jouw woning geweest?
A: Ongeveer 2 a 3 maanden. [14]
(…) Ik wist wel dat [verdachte] [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) en [getuige 2] wilde laten prostitueren. (…) Eerst dacht ik dat ze normaal eerlijk werk zouden gaan doen. Op een gegeven moment vroeg [verdachte] mij om weg te gaan. Dat vond ik raar. Ik moest toen voor een aantal uurtjes weg. (…)
V: Hoe weet jij dat [verdachte] de meiden liet werken in de prostitutie?
A: Dat heeft hij mij verteld. [15]
De getuige [getuige 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
(…) Ik heb prostitutiewerkzaamheden verricht in 2016. (…) Dit was sowieso de eerste helft van 2016. (…) Ik weet dat [slachtoffer 1] ook in de prostitutie werkte. Ik weet dat omdat ik er zelf bij ben geweest. (…) Dat was toen ik in de [adres] verbleef. Ik woonde daar, [getuige 1] woonde daar en [slachtoffer 1] woonde daar toen ook. (…) Zij sprak nauwelijks Nederlands. (…) U vraag mij of ik weet wie de klanten regelde voor [slachtoffer 1] . Ik heb haar een beetje geholpen en [getuige 1] ook. (…) Ik nam de telefoon voor haar aan. [getuige 1] of ik maakte de advertentie op internet voor [slachtoffer 1] onder haar toezicht. [slachtoffer 1] nam zelf de foto’s voor de advertentie of ik nam die. [16]
De getuige [getuige 3] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: Waar kende u [slachtoffer 1] van?
A: via [verdachte] . (…) Hij nam haar mee naar de [adres] en zij moest daar blijven slapen. (…) Zij had geen woon- of verblijfplaats en sprak geen woord Nederlands. (…) Ik merkte dat hij heel erg bezig was om mevrouw aan de man te brengen. [17]
V: Wat bedoelde je met mevrouw aan de man te brengen?
A: Om haar te verhoeren. Als hij aan mij geld vraagt zal hij dat bij een ander ook doen. Hij verdient zijn geld met prostitutie. Hij heeft haar hiernaar toe gebracht dus hij zit in die machtspositie. (…)
O: In het verhoor met aangeefster [slachtoffer 1] op 16 januari 2017 verklaarde [slachtoffer 1] onder andere het volgende over ‘ [getuige 3] ’: (…) [verdachte] heeft tegen [getuige 3] gezegd als je haar wil moet je € 10.000,- betalen.
V: wat kun je hierover verklaren?
A: Dat heeft hij ook gezegd. [18]
O; [slachtoffer 1] verklaarde dat ze was meegegaan met een vriend van [getuige 3] , genaamd [naam] . (…)A: Dat is geen [naam] , maar [A] (…) Dat is in het voorjaar mei/juni geweest, bijna in de zomer. (…)
V: Heb je het idee dat ze in een kwetsbare positie zat?
A: Absoluut, ze sprak de taal niet en ze was illegaal. [19]
U, mr. Van der Graaf, vraagt mij hoe dat gesprek met [verdachte] ging over papieren en die € 10.000,-. [verdachte] heeft gezegd: “je mag haar hebben als je € 10.000,- aan mij geeft.” [20]
De getuige [slachtoffer 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
[slachtoffer 1] werkte met [verdachte] voor de tijd van [medeverdachte 1] . [21]
Op een dag kwam [verdachte] [slachtoffer 1] en mij ophalen bij de Aldi. Wij zaten bij hem in de auto en hij vertelde ons dat hij niet op kinderachtige wijze met ons aan het werk wilde gaan. Er zouden rijke klanten bij ons langskomen en wij moesten die klanten goed behandelen. (…) [verdachte] wil het merendeel van de inkomsten hebben. [verdachte] pakte het geld van [slachtoffer 1] af. (…) Als [verdachte] ons sprak dan sprak hij ons aan met harde woorden. Ik heb [verdachte] ook horen zeggen dat hij het merendeel van het geld pakte. [22]
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: Op welke sites hebben ze gestaan?
A: (…) Voor die tijd heeft [slachtoffer 1] met [getuige 2] gewerkt op Kinky. Zij wilde ook dat ik voor haar een Kinkey account aanmaakte. Dat konden wij niet doen omdat je een foto van je ID en de krant van die dag naar Kinky moet sturen om je account te activeren. [23]
De verdachte [verdachte] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Nadat ik [slachtoffer 1] had opgehaald in Hamburg zijn we naar de woning van [getuige 1] gegaan. [getuige 1] woonde in de [adres] in [woonplaats] en daar hebben we een tijdje verbleven. (…) In die woning aan de [adres] verbleef ook [getuige 2] en [getuige 2] was toen al in de prostitutie werkzaam. (…) Ik had een relatie met [getuige 2] . (…) . [24]
4.3.4
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Artikel 273f lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht dient – gelet op hetgeen ten laste is gelegd – te worden vastgesteld of sprake was van (een)
handeling(en)(werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), (een)
middel(en)(dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en het
oogmerk van uitbuiting.
De dwangmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van een ander dwangmiddel dan de hieronder te bespreken dwangmiddelen.
Misbruik van een kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en misbruik van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Een dergelijke situatie kan zich voordoen ten aanzien van personen die uit het buitenland komen, voornamelijk wanneer zij hier illegaal of ongedocumenteerd verblijven. Het gaat om situaties die leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Bij het misbruik maken van een feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid wordt beperkt. Hiervan is volgens de wetgever sprake als een prostituee verkeert in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert of komt te verkeren. Dit criterium omvat in ieder geval dat de prostituee zelf bepaalt waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengst zij werkt.
De hiervoor genoemde dwangmiddelen overlappen elkaar grotendeels, omdat het in beide gevallen gaat om een beperking van de keuzevrijheid. Uit jurisprudentie volgt dat aan beide dwangmiddelen een ruime betekenis wordt gegeven, waarmee wordt beoogd een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers.
Dat [slachtoffer 1] zich in een kwetsbare situatie bevond en niet kan worden aangemerkt als een mondige prostituee, blijkt uit de vorenstaande bewijsmiddelen. Zo was [slachtoffer 1] vanuit Marokko via de ‘Turkije-route’ met de vluchtelingenstroom in Duitsland terechtgekomen. Zij is vervolgens door verdachte in het opvangcentrum voor vluchtelingen in Duitsland opgehaald en naar Nederland gebracht. Verdachte heeft haar daarna ondergebracht in de woning van [getuige 1] . [getuige 2] , de vriendin van verdachte, zorgde voor de advertenties en de inschrijving op sexsites en maakte de afspraken met klanten voor [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was illegaal in Nederland, zij was voor haar huisvesting volledig afhankelijk van verdachte, zij sprak de taal niet, kon lezen noch schrijven, zij had in Nederland naast verdachte geen sociale contacten en zij had geen legitimatiebewijs. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat verdachte hiervan op de hoogte was.
[slachtoffer 1] kon door haar kwetsbare situatie niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden zij haar prostitutiewerkzaamheden verrichtte. Zij was daarbij volledig afhankelijk van verdachte en had geen andere reële of aanvaardbare keuze dan zich te prostitueren. In die kwetsbare positie waarin [slachtoffer 1] zich bevond was het verdachte die alles voor [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden regelde of liet regelen en [slachtoffer 1] heeft aan verdachte al haar inkomsten afgestaan.
De verklaring van verdachte dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] acht de rechtbank ongeloofwaardig in het licht van voornoemde bewijsmiddelen. De rechtbank wordt nog gesterkt in deze overtuiging door het whatsapp gesprek tussen verdachte en medeverdachte op pagina 2319 en 2320 van het dossier, ondanks dat dat gesprek buiten de bewezenverklaarde periode valt.
De handelingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat sprake is geweest van het overbrengen, vervoeren, huisvesten of opnemen van [slachtoffer 1] .
Oogmerk van uitbuiting
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster haar inkomsten afgaf aan verdachte, terwijl hier voor verdachte nauwelijks kosten tegenover stonden. Daarbij komt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] voor een bedrag van € 10.000,-- te verkopen aan [getuige 3] . Hieruit volgt dat verdachte [slachtoffer 1] zag als zijn bezit en hij erop uit was om met haar geld te verdienen. Dit alles en afgezet tegen de bovengenoemde maatstaf waarin een mondige prostituee dient te verkeren, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van uitbuiting.
Artikel 273f lid 1 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 273f lid 1 sub 3 Sr stelt strafbaar het aanwerven of meenemen van iemand, met het oogmerk die ander in een land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. De in deze ‘sub 3-variant’ omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (Hoge Raad 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309).
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] in Duitsland (Hamburg) met de auto heeft opgehaald en haar vervolgens heeft gehuisvest in de woning van [getuige 1] . In die woning was ook de vriendin van verdachte, [getuige 2] , woonachtig. [getuige 2] verrichte in die periode vanuit de woning van [getuige 1] prostitutiewerkzaamheden. Zeer kort na haar aankomst in de woning van [getuige 1] verricht [slachtoffer 1] ook prostitutiewerkzaamheden in die woning.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de korte tijdspanne gelegen tussen het ophalen en het gaan werken als prostituee ( [slachtoffer 1] verklaart dat zij 2 dagen na aankomst ging werken) in de woning waar verdachte [slachtoffer 1] direct heeft ondergebracht dat verdachte [slachtoffer 1] vanuit Duitsland heeft meegenomen met het oogmerk haar in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en dat hij hiertoe misbruik heeft gemaakt van hun overwicht en haar kwetsbare situatie. Deze handelingen zijn met het oogmerk van uitbuiting begaan, dan wel onder omstandigheden waarbij (het oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
Artikel 273f lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verdachte aangeefster door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en dus tot het verrichten van arbeid en diensten van seksuele aard.
Artikel 273f lid 1 sub 9 van het Wetboek van Strafrecht
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven omtrent de dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting is overwogen blijkt verder dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van aangeefster, alsmede dat hij aangeefster heeft bewogen tot het afstaan van haar verdiende opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f lid 1 sub 6 van het Wetboek van Strafrecht
Tot slot blijkt dat uit de bewijsmiddelen dat verdachte financieel voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Vrijspraak medeplegen
Met de officier is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen verklaard dat sprake was van medeplegen. Weliswaar heeft [getuige 2] verklaard dat zij (als collega prostituee) [slachtoffer 1] geholpen heeft bij haar prostitutiewerkzaamheden, maar de rechtbank vindt dit onvoldoende om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking met verdachte, te minder nu ook niet is gebleken dat [getuige 2] heeft gedeeld in de opbrengst.
Periode
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] op 27 april 2016 is vertrokken uit Duitsland met bestemming onbekend. Zij verklaart daarover dat zij een kaartje kreeg in het asielzoekerscentrum en dat zij dit kaartje voor de deur heeft gehouden toen zij wegging. Zo weten zij dat ik weg ben, verklaart zij (pag. 519). Er zat twee dagen tussen [slachtoffer 1] vertrek uit Duitsland en het moment dat zij voor verdachte in de prostitutie ging werken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [slachtoffer 1] op 27 april 2016 door [verdachte] is opgehaald en naar de [adres] in [woonplaats] is gebracht. Op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] gaat de rechtbank ervan uit dat zij in ieder geval gedurende twee maanden prostitutie werkzaamheden heeft verricht in de woning van [getuige 1] te [woonplaats] .
Op grond van de in de bewijsmiddelen genoemde verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ten laste gelegde, gedurende 2 maanden, plaatsvond in de periode van 27 april 2016 tot augustus 2016.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder in rubriek 5 bewezen is verklaard.
4.3.5
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
Aangever [aangever] heeft verklaard – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik had op de site sexjobs gekeken. Via de email van de site kwam ik in contact met [naam] . [25] In de advertentie stond dat zij geld nodig had. Zij had 1500 a 2000 euro nodig. Tijdens de 2de afspraak had ik contant 1500 euro betaald aan [naam] . Zij vertelde dat zij voor een baas werkte en dat zij met mannen naar bed moest voor geld. Zij had een schuld van 18000 euro. [26]
Ongeveer 4 maanden na ons eerste contact kwam ik er achter dat [naam] niet haar echt naam was, maar dat zij [getuige 2] heette. Het bankrekeningnummer waarop ik het geld heb overgemaakt eindigt op 60. Ik ging ervan uit dat dit bankrekeningnummer van [getuige 2] was. Pas vorige week ben ik erachter gekomen dat dit bankrekeningnummer niet van [getuige 2] is.
V: Vanaf wanneer begint het dat jij geld contant hebt gegeven en geld hebt overgemaakt aan [getuige 2] ?
A: Dat begint vanaf februari/maart 2016 en het eindigt op maart 2017. En het totaalbedrag is ongeveer 47.000 euro.
Ik wilde dat [getuige 2] vrij van haar baas kwam. Dat zij niet meer in de prostitutie hoefde te werken onder dwang. En [getuige 2] wist mij iedere keer, via Whattsapp om te praten, zodat ik toch geld naar haar toestuurde. [27]
Ik heb [bijnaam] verschillende keren geld overgemaakt. Ik heb hem geld gegeven zodat ik [getuige 2] vrij kon krijgen. [bijnaam] gaf mij aan, dat hij mensen kende, die [getuige 2] gevangen hielden. Ik heb toen meerdere malen geld gestuurd, ik had een lening afgesloten, ik heb geld van mijn creditcard afgehaald en ik heb al mijn auto’s verkocht. [bijnaam] gaf toen aan dat hij wel wist hoe ik snel aan geld kon komen. Ik zou dan een woning op mijn naam moeten zetten. Hij zou er dan voor zorgen dat er een hennepplantage in gezet zou worden. Zo zouden wij snel geld kunnen verdienen. Ik hoefde alleen maar een woning op mijn naam te zetten en hij zou voor de rest zorgen. Hij betaalde de huur, gas, licht en water aan mij.
Op een gegeven (de rechtbank begrijpt: op een gegeven moment) kreeg ik een Whatsapp en die bleek van [bijnaam] te zijn. Hij zei toen tegen mij, dat hij niet degene was die ik dacht dat hij was. Ik dacht namelijk dat het [getuige 2] was. Hij zei, dat hij het allemaal van een afstand had bekeken. Dat hij de man was die eerder die dag naast mijn auto had gestaan. En dat hij een vriend was van [getuige 2] haar vader. En toen op een gegeven moment gaf hij aan, dat zij samen konden praten om [getuige 2] uit de prostitutie te krijgen. Ik ben naar hem toegegaan. [28] Toen ik bij hem in de woning was, heeft hij dat verhaal verteld over de hennep.
[getuige 2] had tegen mij gezegd dat ik haar op moest halen. Zij gaf mij toen het adres van de [adres] door. [getuige 2] had mij verteld, dat zij in die woning werd vastgehouden. [29]
Ik doe aangifte van oplichting. Ik voel mij bedrogen omdat ik bewogen ben om geld over te maken aan [naam] / [getuige 2] en [bijnaam] , terwijl daarbij gebruik werd gemaakt van valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels. Ik werd daardoor bewogen om een totaal bedrag van ongeveer 47.000 euro contant af te geven dan wel over te maken naar [naam] / [getuige 2] dan wel [bijnaam] , over de periode van februari 2016 tot en met maart 2017. [30]
V: Wij laten jou nu twee foto’s zien.
Foto 2:
V: Wat is jouw reactie?
A: Dat is [bijnaam] . Hij heeft zich zo aan mij voorgesteld. Hij is die man van die hennepplantage. [31]
(…)
V: Wij laten [aangever] foto 3 zien. Ken jij degene van deze foto?
A: Ja, dat is de stiefbroer van [getuige 2] . [32]
De bevindingen aangaande de getoonde foto’s - voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op (…), hoorden wij verbalisanten, de getuige [aangever] . Tijdens zijn verhoor toonden wij, verbalisanten, [aangever] drie politiefoto’s uit het politieherkenningssysteem van drie verschillende personen:
-
(…)
- Foto 2 is [verdachte] ,
- Foto 3 is van [getuige 1] . [33]
De getuige [getuige 4] heeft verklaard - voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
[verdachte] is een vriend van mij.
V: Wat is de bijnaam(en) van [verdachte] , hoe spreek je hem aan?
A: [bijnaam] [34]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
U vraagt mij of ik [aangever] ken. Ja, die ken ik. Het klopt dat [aangever] contant geld aan mij heeft gegeven en dat hij geld heeft overgemaakt naar een rekeningnummer dat hij van mij heeft gekregen. Ik had een advertentie gezet op sexjobs.nl. Het geld dat [aangever] overmaakte ging niet naar mijn eigen rekening. Dat was het rekeningnummer van [verdachte] . [35]
U zegt mij dat het volgens [aangever] gaat om een bedrag rond de 47.000 euro. Dat kan kloppen.
Ik heb inderdaad gezegd ik zit vast. [36] Ik heb wel gezegd dat [aangever] mij geld moest geven om mij los te kopen, maar ik vind dat ik alsnog de tegenprestatie heb geleverd voor het geld. [37]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
U vraagt mij hoe ik die jongen heb ontmoet aan wie ik mij heb voorgesteld als de stiefbroer van [getuige 2] . Dat was toen [verdachte] en [getuige 2] met die jongen waren, met die [aangever] . Het was op initiatief van [verdachte] en [getuige 2] . [verdachte] zei: “Er kan straks iemand voor de deur staan en ik wil dat jij je voorstelt als de stiefbroer van [getuige 2] .” [38]
Verdachte [verdachte] heeft het volgende – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – verklaard, inhoudende:
V: van welke bankrekeningen maak je gebruik?
A: Op de bankrekening waar [aangever] het geld op stortte, dan weten jullie precies eh.
[rekeningnummer] . Rabobank. [39]
Ik heb de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ wel gebruikt. [40]
De bevindingen aangaande de bankrekeningen van verdachte [verdachte] en [aangever] – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Tijdens het onderzoek 03 Brazos werd een analyse gemaakt van de gevorderde financiële gegevens van de bankrekening van verdachte [verdachte] met het bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Uit deze analyse bleek onder andere dat [verdachte] in de periode van 4 maart 2016 tot en met 10 maart 2017 in totaal € 36.124,76 overgemaakt heeft gekregen van een bankrekeningnummer ** [rekeningnummer] op naam van [aangever] . [41]
Een transactieoverzicht voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Dat van 27 april 2016 tot 10 maart 2017 verschillende overboekingen hebben plaatsgevonden van [rekeningnummer] ten name van [aangever] naar rekeningnummer [rekeningnummer] . [42]
De bevindingen aangaande het onderzoek aan de Samsung S4 van [aangever] – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
In de telefoon staan onder andere meerdere foto’s van screenshots. Deze screenshots zijn gemaakt van de Whatsapp gesprekken tussen onder andere [getuige 2] en [aangever] . [43] Deze screenshots worden als bijlage 3 bij dit proces-verbaal gevoegd. [44]
Een screenshot van een whatsapp gesprekvan 19 maart 2016:
Lieve lieve [aangever] (…)
Ik wil je wat opbiechten, ik ben al die tijd niet eerlijk geweest. Ik ben in bezit van een baas waar ik vanaf wil en het lukt steeds niet ik probeer te vluchten maar durf dat niet (…) De reden waarom ik hier in ben beland is dat heel veel geld had geleend van een jonge man genaamd aart. En nou moet ik dat terug betalen door met mensen naar bed te gaan. (...) Ik moet nog ruim 4000 euro betalen aan hem, dan ben ik van hem af, het is me eigen fout dacht makkelijk geld te lenen heb nu al ruim 18.000 euro terug betaald. Ik ben radeloos en weet echt niet wat ik moet doen. [45]
De bevindingen aangaande de aangetroffen iPhone 7 – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
In de woning van [getuige 2] werd op zolder, achter een luik, onder meer een telefoon aangetroffen. Dit betrof een Apple iPhone 7. [46] Ik zag in de veiliggestelde gegevens van de Iphone 7 dat de volgende useraccounts waren gekoppeld aan de iPhone.
E-mail
[e-mail] @hotmail.com
iCloud
[e-mail] @icloud.com
In de contacten trof ik de volgende personen aan:
[B] [telefoonnummer]
[aangever]
Kik [aangever]
[getuige 2] [telefoonnummer]
[getuige 2] [47]
Ik zag in de call logs dat er 19 uitgaande oproepen waren naar het telefoonnummer [telefoonnummer] in de contactenlijst van de Iphone 7 aangeduid als [aangever] . [48]
Ik trof in de Iphone 7 onder meer onderstaande chats aan. De Whatsapp chat met het telefoonnummer [telefoonnummer] , in de contactenlijst van de Iphone 7 aangeduid als [getuige 2] (…).
- Op 29 juli 2017, om 18:19 uur zei [getuige 2] : ‘Je hebt mij misbruikt met je loze beloftes. Hoop dat je van je onverdiende geld hebt genoten’
- Op 30 juli 2017, om 00:59 uur zei [getuige 2] : ‘Oke dan had je een grote budget. Zeker ook [aangever] en nick geld. Grapje.’ [49]
De kik chat tussen [whatsapp] en [aangever] werd op 13 december 2016 gestart en op 30 december 2016 beëindigd. Ik trof hierin onder meer de volgende berichten aan:
- Op 17 december 2016, om 00:24 uur vroeg [aangever] of [whatsapp]
daar op dat moment weg kon komen. [whatsapp] antwoordde hierop dat ze
over een hek moest klimmen en ze bij de voordeur stonden.
- Op 20 december 2017, om 16:17 uur zei [whatsapp] : ‘Ja, dat is
Rabo, klote bank.’ [aangever] zei vervolgens dat hij wel één pakket lager
kon. [50] [whatsapp] zei vervolgens dat [aangever] op ICS moest kijken en dat
[aangever] bij ics cc aan moest vragen van 5. [aangever] vroeg
hierop: ‘van 5000???’
- Op 27 december 2016 zei [whatsapp] : ‘schat heb vandaag met de turken
gepraat ze laten me gaan na de betaling.’
- Op 22 december 2016, omstreeks 15:24 uur zei [aangever] : ‘dus 5000’
en ‘Met [bijnaam] ’. [whatsapp] antwoordde hierop: ‘Ja zeker lieverd’
- Op 23 december 2016, om 00:00 uur zei [aangever] dat [bijnaam] 1000 zou
regelen. [whatsapp] antwoordde hierop dat het super nieuws was en dat zij
hem ook had gesproken. [whatsapp] zei dat hij ( [bijnaam] ) zei dat hij het niet
wilde geven aan haar.
- Op 24 december 2076, om 18:27 uur, zei [aangever] dat hij [bijnaam] een
aanbetaling zou doen zodat ze aan het werk konden. Om 18:35 uur zei
[aangever] : ‘ [rekeningnummer] 60, rekening klopt toch?’ [whatsapp]
antwoordde hierop: ‘Ja. Gewoon mijn rekening mop.’
Uit informatie van de
belastingdienst bleek dat [verdachte] de rekeninghouder is van het
rekeningnummer [rekeningnummer] .Om 18:39 uur zei [aangever]
dat hij had overgemaakt. [51]
Op de telefoon werd een afbeelding van een screenshot van een brief, gericht aan [aangever] , [adres] te [woonplaats] aangetroffen. De brief betrof een laatste aanmaning voor een achterstand van de huurpenningen. [52]
Tussen 9 april 2017 en 11 april 2017 werden de volgende zoektermen ingevoerd:
- wietplantage opgerold
- wietplantage opgerold [adres]
- brand [adres]
- [adres]
- [adres] wiet
- [adres] brand
- [woonplaats] wiet kweek
- [adres] wietkweek [53]
De bevindingen aangaande de aangetroffen iPhone 6 en bijbehorende simkaart – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
In de woning van [getuige 2] werd op zolder, achter een luik, onder meer een telefoon aangetroffen. Dit betrof een Apple Iphone 6. [54]
De volgende useraccounts waren gekoppeld aan de Iphone:
E-mail
[e-mail] @gmail.com [55]
E-mail
[e-mail] @icloud.com
In de telefoon werden onder andere de volgende contacten aangetroffen die kunnen
worden gekoppeld aan het onderzoek O3Brazos:
[B]
[aangever] [telefoonnummer]
[aangever]
[getuige 2] New [telefoonnummer] @s.whatsapp.net
[getuige 2] [telefoonnummer]
[getuige 2] New [telefoonnummer]
[getuige 2] ???? [telefoonnummer]
[getuige 2] [56]
Op 25 juni 2017 verklaarde [aangever] dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] betrof. [57]
Er werden 10 uitgaande oproepen aangetroffen naar het telefoonnummer [telefoonnummer] , in de contactenlijst van de Iphone 6 aangeduid als [aangever] .
Tussen 13 juni 2016 en 23 juni 2016 vond er een e-mailwisseling plaats tussen
[e-mail] @hotmail.comen
[e-mail] @gmail.com. Het e-mailadres
[e-mail] @hotmail.combetrof vermoedelijk een e-mail adres van [aangever] . Het e-mailadres
[e-mail] @gmail.comwas gekoppeld aan de useraccounts van de iPhone 6.
[e-mail] @hotmail.commailde dat er volgende week maandag (20-06)
een man uit Duitsland langs zou komen die de BMW had gekocht voor €6000.
[aangever] zei dat hij al een hele tijd in zijn achterhoofd had dat hij dat geld wilde
gebruiken om samen gelukkig te worden. [aangever] zei dat hij zich de week daarvoor in
de steek gelaten voelde. [aangever] zei dat hij voor [getuige 2] door het vuur was gegaan
en al zijn geld aan haar had gegeven voor haar toekomst, haar vrijlating, haar huur,
advocaat en zodat ze niet meer in dat circuit terecht zou komen. [58]
Tussen 11 maart 2017 en 13 april 2017 werden de volgende zoektermen ingevoerd:
- [adres]
- [adres] wiet
- DNA wietplantage
- wietplantage opgerold
- wietplantage opgerold [adres]
- brand [adres]
- straf voor wietkweek
- [woonplaats] wiet kweek
- brand [woonplaats] [59]
De bevindingen aangaande het aantreffen van een hennepkwekerij aan [adres] te [woonplaats] – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op zaterdag 8 april 2017 omstreeks 22.05 uur constateerde ik het volgende: in verband met een brand in het flatportaal waren wij ter plaatse aan de [adres] in [woonplaats] . Bij het forceren van de deur van nummer [nummer] trof de brandweer een in werking zijnde hennepkwekerij aan.
In een slaapkamer vlakbij de voordeur was een groeitent aanwezig. Deze was voorzien van alle apparatuur van een professionele kwekerij. De koolstoffilter was zo goed als nieuw. Op de aanwezige lampen was geen stof aanwezig. In totaal stonden er 83 hennepplanten. [60] In de woonkamer was een groeitent aanwezig. In totaal stonden er 120 hennepplanten.
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. [61]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Naar aanleiding van een hennepkwekerij welke aan [adres] te [woonplaats] was aangetroffen heb ik gesproken met de makelaar en verhuurder van dit perceel. Ik kreeg per mail de informatie dat het perceel verhuurd werd aan [aangever] . [62]
De bevindingen aangaande de verklaringen van [aangever] – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
[aangever] verklaarde dat hij slechts de woning had gehuurd, maar verder niets wist van deze hennepkwekerij. [aangever] verklaarde dat hij alleen bij de woning aan [adres] te [woonplaats] de sleutel had ontvangen van de makelaar. Deze sleutel heeft hij vervolgens op een onbekend gebleven station in Utrecht, aan een persoon die hij kent als [bijnaam] , overhandigd. [aangever] verklaarde wel één keer contant geld te hebben gekregen om de eerste huur en borg te betalen van de woning waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen, dat was ongeveer 1100 euro. Verder verklaarde [aangever] nog één keer een betaling op zijn rekening te hebben gehad met als omschrijving ‘beugel Vespa’ om de huur van de woning te kunnen betalen. [63]
De getuige [getuige 4] heeft verklaard – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
O: uit ons onderzoek blijkt dat [verdachte] op 26 maart 2017, om 16.42 uur € 400 overmaakte naar [B] . Zij maakte om 16.49 uur € 400 over naar de bankrekening van [getuige 4] . [getuige 4] maakte op dezelfde dag om 17.10 uur € 600,- over naar [aangever] in [woonplaats] .
Daarnaast blijkt dat ( [verdachte] ) voor genoemde overschrijving van € 400 gebruik heeft gemaakt van het IP-adres ** [IP-adres] dat behoort bij de internet huis afsluiting van [getuige 4] , [adres] te [woonplaats] .
A: Ik kan mij dat moment nog herinneren. Volgens mij ging dat over een auto die kapot was. Het was in ieder geval bij mij thuis. [verdachte] was bij mij thuis. Volgens mij moest er 800 euro worden overgemaakt. Zijn vrouw had 400 euro overgemaakt en de overige 200 kreeg ik contant van [verdachte] .
V: Wat voor soort tekst werd bij deze transacties vermeld (Vespa beugels bij 400 euro en Vespa beugel bij 600 euro).
A: Dan was dus voor de scooter en niet voor de auto. Dat blijkt dus nu. [64]
4.3.6
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
De verdediging heeft in de eerste plaats betoogd dat [aangever] niet is opgelicht. [aangever] heeft zichzelf aangemeld op de site sexjobs.nl voor de rubriek suikeroom. Op dat moment weet [aangever] dat hij in een fantasiewereld stapt waarvan hij weet dat hij geld geeft voor dingen die niet waar zijn. Hij heeft er dus zelf om gevraagd geld te betalen voor verzinsels, aldus nog steeds de verdediging. De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat volgens de verdediging [aangever] wist althans had moeten weten dat de verhalen rondom [getuige 2] dat zij gevangen werd gehouden, grote schulden had en gedwongen in de prostitutie werkte, niet waar waren en dat hij dus niet werd bewogen geld over te maken door één van de oplichtingsmiddelen als bedoeld in artikel 326 Sr.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het betoog van de verdediging wordt weersproken door de verklaring van [aangever] die verklaart dat hij niet het gevoel had dat hij aan het lijntje werd gehouden. Hij geloofde alles. Hij had maar één doel: haar uit de prostitutie krijgen, haar weg krijgen bij haar bazen zodat zij samen iets konden opbouwen. Hij had het geld niet overgemaakt als hij wist dat het geld naar iemand anders ging dan [getuige 2] . Het geld was bedoeld om [getuige 2] vrij te krijgen en verder niet (pagina 2096). Kortom, [aangever] geloofde de hem voorgespiegelde verzinsels rondom [getuige 2] wel degelijk en betaalde in zijn ogen niet voor verzinsels. Bovendien oordeelt de rechtbank dat het feit dat [aangever] zich op de site ‘sexjobs.nl’ heeft aangemeld voor de rubriek ‘suikeroom’ nog niet inhoudt dat hij moet verwachten dat hij onder valse voorwendselen zoals deze door verdachte zijn gedaan wordt opgelicht.
In de tweede plaats heeft de verdediging betoogd dat uitsluitend [getuige 2] en niet verdachte betrokken is geweest bij de oplichting. Evenmin zou verdachte iets van doen hebben gehad met de hennepplantage. De rechtbank verwerpt ook deze verweren.
De rechtbank acht de verklaring van [aangever] betrouwbaar nu deze consistent is en wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Uit deze verklaring en de overige bewijsmiddelen kan het volgende worden geconcludeerd. [aangever] herkent verdachte als de persoon [bijnaam] met wie hij contact heeft gehad. Verdachte heeft aan [aangever] aangegeven dat hij mensen kende die [getuige 2] gevangen hielden. [aangever] heeft toen meerdere malen geld gestuurd. Al het geld dat verdachte heeft overgemaakt, heeft hij overgemaakt naar het rekeningnummer van verdachte.
Verdachte en [aangever] hebben vervolgens samen in een woning met elkaar gepraat hoe [getuige 2] uit de prostitutie te krijgen. Verdachte heeft toen het voorstel gedaan om een hennepplantage in een woning te zetten en die woning op naam van [aangever] te zetten. Vervolgens heeft [aangever] de woning gehuurd en de sleutel van die woning aan verdachte overhandigd. Om de huur van de woning te betalen heeft [aangever] toen één keer contant geld van verdachte gehad en hij heeft nog één keer een betaling van verdachte - via [getuige 4] - op zijn rekening gekregen met als omschrijving ‘beugel Vespa’.
[getuige 1] heeft verder verklaard dat hij op verzoek van verdachte en [getuige 2] zich aan [aangever] moest voorstellen als de stiefbroer van [getuige 2] , welk feitelijk voorval wordt bevestigd door [aangever] . [aangever] herkent [getuige 1] ook als de ‘stiefbroer van [getuige 2] .’
Daarbij komt de rechtbank tot de conclusie dat (ook) verdachte gebruik maakte van de Iphone 6 en 7 die bij [getuige 2] thuis zijn aangetroffen. In de telefoons staan useracccounts en contacten vermeld die te relateren zijn aan verdachte. Verder is een gesprek aangetroffen op de Iphone 7 dat gaat tussen verdachte als gebruiker van de Iphone 7 en [getuige 2] waarbij [getuige 2] verwijst naar het geld van [aangever] . In een chat gesprek dat op die Iphone 7 is aangetroffen tussen [whatsapp] en [aangever] wordt ook meerdere malen de naam [bijnaam] vermeld als degene die mede is betrokken bij het vermeende vrijkopen van [getuige 2] . In de Ipone 7 wordt een screenshot van een brief aangetroffen die een laatste aanmaning betreft voor een huurachterstand op de [adres] . En in beide telefoons zijn zoektermen aangetroffen die betrekking hebben op de hennepkwekerij aan de [adres] in [woonplaats] , nadat deze is opgerold.
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wel degelijk een grote rol heeft gehad in de oplichting van [aangever] en het laten opzetten door [aangever] van een hennepplantage. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [getuige 2] [aangever] heeft opgelicht. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte op de [adres] te [woonplaats] 203 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte wist immers van het bestaan van de kwekerij en had de sleutel van de woning en daarmee de beschikkingsmacht over deze planten.
Voor het overige worden de verweren van de verdediging weerlegd door de bewijsmiddelen.
De rechtbank zal het door de verdediging op de inhoudelijke behandeling gedane voorwaardelijke verzoek tot het horen van [aangever] afwijzen. De rechtbank is voldoende voorgelicht en acht het derhalve niet noodzakelijk [aangever] te horen. Zoals hiervoor aangegeven acht de rechtbank de verklaring van [aangever] betrouwbaar, nu deze consistent is en wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 26 april 2016 tot augustus 2016 te Baarn [slachtoffer 1] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en
- heeft meegenomen met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] ’s, seksuele handelingen met een derde en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die ander, te weten die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte, terwijl hij wist dat
-die [slachtoffer 1] geen legitimatie/id-bewijs had en
-de Nederlandse taal niet sprak en
-niet kon lezen en schrijven
-vrijwel niemand in Nederland kende
die [slachtoffer 1] in Hamburg (Duitsland) opgehaald en
die [slachtoffer 1] ondergebracht in een woning, waar die [slachtoffer 1] woonde
én werkte en
een groot deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld door die [slachtoffer 1] af laten geven aan verdachte.
4.
in de periode van 01 februari 2016 tot en met 26 juni 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam
en een valse hoedanigheid en telkens door een samenweefsel van
verdichtsels, [aangever] meermalen heeft bewogen tot de afgifte van een
grote hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 47.000,- Euro), hebbende verdachte en zijn mededader met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- valse namen gebruikt in hun contacten met die [aangever] en
- bij die [aangever] de indruk gewekt dat een vrouw grote schulden had en in een woning werd vastgehouden en gedwongen in de prostitutie werkte en
- gesteld dat die [aangever] die vrouw kon vrijkopen -zodat zij niet meer voor
haar baas in de prostitutie hoefde te werken, waardoor die [aangever] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
5.
in de periode van 01 maart 2017 tot en met 08 april 2017 te
[woonplaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan
[adres] aldaar) een hoeveelheid van in totaal 203 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat zij – anders dan de verdediging - van oordeel is dat uit de wet en jurisprudentie volgt dat ook het bewezenverklaarde sub 6 in het geval van verdachte kwalificeert als mensenhandel.
Het
onder 1bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mensenhandel.
Het
onder 4bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het
onder 5bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van bewezenverklaring, verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door gedurende een periode van 2 maanden [slachtoffer 1] seksueel uit te buiten. De verdachte maakte daarbij misbruik van haar kwetsbare positie. Zo heeft hij [slachtoffer 1] vanuit Duitsland, waar zij verbleef in een opvangcentrum voor vluchtelingen, opgehaald en naar een woning in Baarn gebracht. Zij had naast verdachte op dat moment geen andere contacten in Nederland, zij verbleef hier illegaal, had geen identiteitspapieren, zij sprak de Nederlandse taal niet, was analfabeet en volledig afhankelijk van verdachte. Verdachte heeft van deze kwetsbaarheid gebruik gemaakt en haar bewogen prostitutiewerkzaamheden te verrichten en haar verdiensten aan hem af te staan.
Mensenhandel is een vergaande manier van uitbuiting waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op fundamentele rechten als menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid. Bij slachtoffers van mensenhandel kunnen lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid blijven bestaan, waardoor zij ernstig kunnen worden belemmerd in hun relaties en hun deelname aan het maatschappelijke verkeer, hetgeen ook in de onderhavige strafzaak is gebleken. Verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] , van wie hij wist dat zij kwetsbaar was, volledig miskend en zijn eigen financiële gewin op de voorgrond gesteld.
Verdachte heeft zich daarnaast met [getuige 2] schuldig gemaakt aan het oplichten van [aangever] . Laatstgenoemde is via een website, waar een ‘suikeroom’ werd gezocht, met [getuige 2] in contact gekomen. Vervolgens hebben verdachte en [getuige 2] van bij het slachtoffer opgewekte gevoelens van verliefdheid en genegenheid in de richting van [getuige 2] op zeer geraffineerde en gevoelloze wijze misbruik gemaakt. Zij hebben [aangever] grote geldbedragen over laten maken door hem onder meer voor te houden dat [getuige 2] gedwongen in de prostitutie werkte, dat zij grote schulden had en dat hij haar vrij kon kopen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een hennepkwekerij met daarin ruim 200 hennepplanten.
Naast hetgeen hiervoor reeds is vermeld over de ernst van de feiten weegt de rechtbank meer in het bijzonder in strafverzwarende zin mede:
  • dat de bewezen verklaarde oplichting plaatsvond in samenwerking met een mededader, waarbij verdachte de kernrol vervulde en hij degene is geweest met het grootste financiële gewin;
  • dat verdachte geenszins heeft stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [aangever] , maar dat hij zich telkens heeft laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin;
  • dat verdachte niet heeft aangetoond het laakbare van zijn handelen in te zien en hij voor zijn handelen geenszins verantwoordelijkheid heeft genomen. Integendeel hij presenteert zichzelf als het slachtoffer, terwijl uit het dossier het beeld naar voren komt van een persoon die kwetsbare personen gebruikt en manipuleert en die veel personen angst inboezemt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de door de Landelijke Commissie voor Straftoemeting opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). De LOVS-oriëntatiepunten geven ten aanzien van fraude, waarbij de rechtbank wat betreft de oplichting aansluiting zoekt, bij een benadelingsbedrag tussen de
€ 10.000,- en € 70.000,- een gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden weer.
Voor een hennepkwekerij met 100-500 hennepplanten geven de LOVS-oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 120 uren (te vervangen door 2 maanden gevangenisstraf) en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand weer.
Bij de weergegeven oriëntatiepunten is nog geen rekening gehouden met strafverzwarende omstandigheden.
In verband met het ontbreken van LOVS-oriëntatiepunten op het gebied van mensenhandel heeft de rechtbank bij de strafmaat ten aanzien van dit feit gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop wettelijk strafmaximum, en in de straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd. De rechtbank gaat daarbij dus uit van situaties van het misbruik maken van een kwetsbare positie c.q. van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht waarbij bedreiging of geweld niet aan de orde zijn geweest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 7 augustus 2018. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden weliswaar onherroepelijk is veroordeeld, maar dat deze feiten andersoortige delicten betreffen dan de onderhavige bewezen verklaarde feiten en bovendien van te lang geleden dateren om in strafverzwarende zin rekening mee te houden. Het strafblad weegt dan ook niet in het voor- of nadeel van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op al hetgeen hiervoor is afgewogen, in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel, zijnde een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar familieleden, zal worden opgelegd voor de maximale duur van vijf jaren. Indien de verdachte zich niet houdt aan de geformuleerde maatregel zal verdachte telkens twee weken in hechtenis worden genomen, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer 1] en haar familieleden nu verdachte en [slachtoffer 1] elkaar al langere tijd kennen en uit dezelfde plaats in Marokko komen en zal daarom bevelen dat de maatregel die verdachte wordt opgelegd dadelijk uitvoerbaar is.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 17 april 2018 geschorst en deze schorsing is bij iedere terechtzitting gecontinueerd. Ter terechtzitting van 29 oktober 2018 is bepaald dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal voortduren tot het moment dat in deze zaak vonnis wordt gewezen. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis met ingang van 20 december 2018 herleeft.
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis bij eindvonnis op te heffen dan wel te schorsen, zodat verdachte bij het eventueel instellen van hoger beroep de procedure bij het hof in vrijheid kan afwachten.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat een veroordelend vonnis niet automatisch de opheffing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt. De vraag naar de opportuniteit van zo’n beslissing tot opheffing laat zich niet in het algemeen beantwoorden. De rechtbank heeft in april 2018 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst in verband met toen bestaande onzekerheid over het procesverloop. Die onzekerheid bestaat, waar het deze gedingfase betreft niet meer. Gelet hierop en gezien de hiervoor genoemde bewezenverklaringen en de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is, is de rechtbank van oordeel dat er geen termen aanwezig zijn om de voorlopige hechtenis op te heffen. Geen van de gronden als genoemd in artikel 72 van het Wetboek van Strafvordering die zouden moeten leiden tot opheffing van de voorlopige hechtenis is immers aan de orde. Verder weegt het maatschappelijk belang dat wordt gediend door voorlopige hechtenis van verdachte zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte bij het in vrijheid kunnen afwachten van een eventuele procedure in hoger beroep. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt dan ook eveneens afgewezen.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 79.000,--. Dit bedrag bestaat uit € 69.000,-- materiële schade en € 10.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. In verband met de door haar bewezen geachte pleegperiode heeft zij gevorderd om in de onderhavige zaak € 5.000,-- aan immateriële schade en € 10.000,-- aan materiële schade toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich allereerst, gelet op het gevoerde pleidooi tot vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Tot diezelfde conclusie dient de rechtbank volgens de raadsman te komen omdat de vorderingen een te grote belasting vormt voor behandeling in het strafproces.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Voor wat betreft de materiële schade stelt de rechtbank vast dat het, zoals hiervoor reeds is vermeld, bewezen acht dat verdachte gedurende een periode van 2 maanden voordeel heeft getrokken uit uitbuiting van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Met betrekking tot de materiële schade overweegt de rechtbank dat, nu een deugdelijke financiële administratie ontbreekt en de het aantal klanten en de verdiensten op basis van de verklaringen niet duidelijk zijn geworden, de rechtbank de omzet zelf moet schatten en derhalve ook een schatting moet maken van het schadebedrag. De rechtbank komt daardoor en doordat zij uitgaat van kortere uitbuitingsperiode dan ten laste gelegd tot een lager bedrag dan gevorderd.
De rechtbank gaat er op grond van de verklaringen vanuit dat [slachtoffer 1] gedurende een periode van 2 maanden 5 dagen per week heeft gewerkt en al het door haar verdiende geld heeft afgestaan aan verdachte. Voor de gemiddelde omzet wordt een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,-- per dag gerekend. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om daarvan af te wijken.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
2 ( maanden) x 30 (dagen) x 5/7 dagen = 43 dagen
43 dagen x € 200,-- = € 8.600,--
Totaal materiële schade = € 8.600,--
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2016, zijnde het midden van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde.
De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel materiële en immateriële schadevergoeding
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 13.600,--, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 103 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 22.280,--. Dit bedrag bestaat uit € 17.280,-- materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.BENADEELDE PARTIJ [aangever]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft aanvankelijk een bedrag van € 47.000,-- gevorderd. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade en ziet op geleden schade ten gevolge van het onder 4 (oplichting) ten laste gelegde. De benadeelde heeft de eerder ingediende vordering uitgebreid met een bedrag van € 4.860,70. Dit bedrag bestaat eveneens uit materiële schade en ziet op schade die is ontstaan aan de woning alwaar de hennepkwekerij gevestigd was.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich allereerst, gelet op het gevoerde pleidooi tot vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering, voor zover die ziet op de gevorderde € 47.000, niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Tot diezelfde conclusie dient de rechtbank volgens de raadsman te komen omdat de vordering ten aanzien van dat bedrag onvoldoende met stukken is onderbouwd.
Het aanvullende deel van de vordering dient volgens de raadsman, voor zover die ziet op de gevorderde € 4.860,70, afgewezen te worden.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van € 4.860,70
De rechtbank wijst de vordering voor zover deze ziet op het bedrag van € 4.860,70 af. Dit deel van de vordering ziet op geleden schade naar aanleiding van een hennepkwekerij op de [adres] te [woonplaats] . Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband met de onder 4 ten laste gelegde oplichting ontbreekt en voor zover de vordering ziet op het onder 5 ten laste gelegde valt de benadeelde partij niet binnen het bereik van het begrip ‘slachtoffer’ als bedoeld in Titel IIIa van het Wetboek van Stafvordering.
De vordering van € 47.000,--
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[aangever] als gevolg van het door verdachte onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding toewijsbaar en gelet op de in het dossier opgenomen stukken, die hiervoor als bewijsmiddelen zijn weergegeven, voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 47.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever] aan verdachte verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 47.000,--, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 270 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 47, 57, 273f en 326 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt op de maatregel dat de verdachte:
voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en haar familieleden;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 13.600,-- (zegge: dertienduizend zeshonderd euro), bestaande uit een bedrag van € 8.600,-- aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 13.600,-- (zegge: dertienduizend zeshonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 103 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 47.000,-- (zegge: zevenenveertigduizend euro), geheel bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat
€ 47.000,-- (zegge: zevenenveertigduizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 270 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] voor zover die ziet op het aanvullende deel van € 4.860,70 en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ten aanzien van de afgewezen vordering gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 06 december
2016 te Baarn en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A)een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (ook bekend onder de naam [naam]
) (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),
door afpersing, fraude, misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht,
door misbruik van een kwetsbare positie,
(sub 1°)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of
(sub 3)
- heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die ander
in een ander land ertoe tebrengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
(sub 4°)
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
(sub 9°)
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] 's, seksuele handelingen met en/of
voor een derde en/of
B)(sub 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 1] ,
immers is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(terwijl hij wist dat
-die [slachtoffer 1] geen legitimatie/id-bewijs had en/of
-de Nederlandse taal niet sprak / niet beheerste en/of
-niet kon lezen en/of schrijven
-vrijwel niemand in Nederland kende)
- die [slachtoffer 1] in Hamburg (Duitsland) benaderd en/of opgehaald en/of die [slachtoffer 1]
gebeld met de mededeling dat hij verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer 1] aan
werk kon helpen en/of
die [slachtoffer 1] ondergebracht in een of meer woning(en) (waar die [slachtoffer 1] telkens woonde
én werkte) en/of
die [slachtoffer 1] gedreigd met een taser en/of
die [slachtoffer 1] gedwongen de anticonceptiepil te slikken en/of
een of meer seksadvertenties op sites als kinky aangemaakt en/of onderhouden
ten behoeve van het aanbieden van seksuele diensten door die [slachtoffer 1] en/of
afspraken voor prostitutiewerkzaamheden met klanten gemaakt voor die [slachtoffer 1]
en/of
- de werknaam " [bijnaam] 'voor die [slachtoffer 1] bedacht en/of
- bepaald dat die [slachtoffer 1] seks moet hebben met zijn, verdachte's vriend(en) en/of
bepaald hoeveel klanten die [slachtoffer 1] (per dag) had en/of wat die klanten voor
welke sexuele handelingen moesten betalen en/of
bepaald welke kleding die [slachtoffer 1] moest dragen tijdens die werkzaamheden en/of
bepaald welke seksuele handelingen die [slachtoffer 1] met die klanten moest verrichten
(waaronder seks zonder condoom en/of anale seks) en/of
filmpjes en/of foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt (terwijl die [slachtoffer 1] seks had met
klanten of andere derden) en/of
die [slachtoffer 1] gedwongen naaktfoto's en/of foto's in sexy lingerie van zichzelf te
maken (en die vervolgens aan verdachte en/of zijn mededaders te sturen / te
overhandigen) en/of
gedreigd die filmpje (en/of foto's) openbaar te maken op internet (via sites
als you tube en facebook)
dan wel gedreigd die [slachtoffer 1] op straat te zetten en/of die [slachtoffer 1] aan te geven bij
de politie, als zij niet doorging met werken in prostitutie en/of
alle, althans een (groot) deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of door die [slachtoffer 1] af laten geven aan hem,
verdachte en/of een van zijn mededaders;
art 273f Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 06 december
2016 te Baarn en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),
door afpersing, fraude, misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht,
door misbruik van een kwetsbare positie
of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming
van een persoon (te weten [slachtoffer 2] ) te verkrijgen die zeggenschap over
die [slachtoffer 2] had,
(sub 1°)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] en/of
(sub 3)
- heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die ander
in een ander land ertoe tebrengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
(sub 4°)
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
(sub 9°)
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] 's, seksuele handelingen met
en/of voor een derde en/of
B)(sub 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 2] ,
immers is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(terwijl hij wist dat
-die [slachtoffer 2] geen legitimatie/id-bewijs had en/of
-de Nederlandse taal niet sprak / niet beheerste en/of
-vrijwel niemand in Nederland kende
- die [slachtoffer 2] in België benaderd en/of opgehaald terwijl hij, verdachte
en/of zijn medededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 2] daar geen huisvesting
meer had en die [slachtoffer 2] voorgesteld om naar Nederland te komen en in
Nederland in de prostuitutie te gaan werken en/of
die [slachtoffer 2] ondergebracht in een woning (waar die [slachtoffer 2] woonde én
werkte) en/of
de werknaam " [bijnaam] ' voor die [slachtoffer 2] bedacht en/of
een of meer foto's van die [slachtoffer 2] door een derde laten maken terwijl die
[slachtoffer 2] naakt of in sexy lingerie op die foto's stond en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen om naaktfoto's en/of foto's in sexy lingerie van
zichzelf te maken en/of
- foto's van die [slachtoffer 2] voor advertenties op sekssites geselecteerd op
welke foto's die [slachtoffer 2] naakt en/of in sexy lingerie stond en/of
- bepaald dat die [slachtoffer 2] regelmatig de foto's moest veranderen of nieuwe
foto's van zichzelf op welke foto's die [slachtoffer 2] naakt of in sexy lingerie
stond afgebeeld en/of
bepaald welke seksuele handelingen die [slachtoffer 2] met die klanten moest
verrichten en/of
alle, althans een (groot) deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld van die [slachtoffer 2] afgepakt en/of door die [slachtoffer 2] laten geven aan hem,
verdachte en/of een van zijn mededaders;
art 273f Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2016 tot en met 26 juni 2017 te
Baarn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam
en/of (telkens) van een valse hoedanigheid en/of (telkens) door een (of meer)
listige kunstgre(e)p(en) en/of (telkens) door een samenweefsel van
verdichtsels, [aangever] (meermalen) heeft bewogen tot de afgifte van een
grote hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 47.000,- Euro), in elk geval van
enig goed, hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en /
of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- een of meer valse namen gebruikt in zijn/hun contacten met die [aangever] en/of
- bij die [aangever] de indruk gewekt en/of gesteld dat een vrouw grote
schulden had en/of in een woning werd vastgehouden en/of gedwongen in de
prostitutie werkte en/of
- gesteld dat die [aangever] die vrouw kon vrijkopen -zodat zij niet meer voor
haar baas in de prostitutie hoefde te werken en/of dat die vrouw in
traumaverwerking kon gaan,
waardoor die [aangever] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2017 tot en met 08 april 2017 te
[woonplaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand (een flatwoning) aan aan
[adres] aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 203,
althans een groot aantal en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016377059C, D, E en F (onderzoek 03/Brazos/einddossier), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 (C) tot en met 3119 (F). Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Proces-verbaal van bevindingen Carte National d’ídentite [slachtoffer 1] , pag. 542 en 543.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 4 januari 2017, pag. 495.
4.Idem, pag. 496.
5.Idem, pag. 497.
6.Idem, pag. 498.
7.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 16 januari 2017, pag. 503.
8.Proces-verbaal van verhoor van [naam] (ook wel bekend als [slachtoffer 1] ) d.d. 15 maart 2017, pag. 513
9.Idem, pag. 519.
10.Proces-verbaal ter terechtzitting van 25 september 2018, pag. 18.
11.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 6 september 2017, pag. 1401.
12.Idem, pag. 1403.
13.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 12 september 2017, pag. 1414.
14.Idem, pag. 1415.
15.Idem, pag. 1416.
16.Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris d.d. 22 februari 2018, betreffende de getuige [getuige 2] .
17.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 11 september 2017, pag. 1452.
18.Idem, pag. 1453.
19.Idem, pag. 1454.
20.Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris d.d. 14 maart 2018, betreffende de getuige [getuige 3] .
21.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 19 januari 2018, pag. 565.
22.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 25 september 2018, betreffende de verklaring van de getuige [slachtoffer 2] .
23.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 1 december 2017, pag. 246.
24.De verklaring van verdachte, opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 oktober 2018.
25.Proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] d.d. 26 juni 2017, pag. 2076.
26.Idem, pag. 2077.
27.Idem, pag. 2078.
28.Idem, pag. 2079.
29.Idem, pag. 2080.
30.Idem, pag. 2081.
31.Idem, pag. 2078.
32.Idem, pag. 2080.
33.Proces-verbaal tonen foto’s uit politiesystemen, pag. 2086.
34.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 13 september 2017, pag. 1433.
35.Proces-verbaal van verhoor van de rechter-commissaris d.d. 22 februari 2018, betreffende de getuige [getuige 2] , pag. 8.
36.Idem, pag. 9.
37.Idem, pag. 10.
38.Proces-verbaal van verhoor van de rechter-commissaris d.d. 22 februari 2018, betreffende de getuige [getuige 1] , pag. 11.
39.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 24 oktober 2017, pag. 123.
40.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 oktober 2018, pag. 5.
41.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pag. 2127.
42.Transactieoverzicht, pag. 2082 tot en met pag. 2084.
43.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pag. 2131.
44.Idem, pag. 2132.
45.Bijlage 3, behorend bij het onder voetnoot 19 genoemde proces-verbaal van bevindingen, pag. 2281.
46.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , pag. 1642.
47.Idem, pag. 1643.
48.Idem, pag. 1644.
49.Idem, pag. 1645.
50.Idem, pag.1647.
51.Idem, pag. 1648.
52.Idem, pag. 1655.
53.Idem, pag. 1657.
54.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , pag. 1662.
55.Idem, pag. 1663.
56.Idem, pag. 1664.
57.Idem, pag. 1665.
58.Idem, pag. 1674.
59.Idem, pag. 1678.
60.Proces-verbaal ‘aantreffen hennepkwekerij’, pag. 2341.
61.Idem, pag. 2342.
62.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 2346.
63.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pagina 1536.
64.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 13 september 2017, pagina 1436.