ECLI:NL:RBMNE:2018:6489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
16/705577-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en seksuele uitbuiting van twee vrouwen in Baarn

Op 20 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen die betrokken waren bij de uitbuiting van twee vrouwen in de prostitutie. De verdachten, waaronder een 27-jarige, een 26-jarige en een 30-jarige man, zijn veroordeeld voor mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat de vrouwen, die illegaal in Nederland verbleven, gedurende meerdere maanden seksueel zijn uitgebuit. De verdachten maakten misbruik van de kwetsbare positie van de vrouwen, die geen legitimatie hadden, de Nederlandse taal niet spraken en vrijwel niemand in Nederland kenden. De rechtbank legde straffen op variërend van 180 dagen tot 24 maanden gevangenisstraf, met voorwaardelijke delen en taakstraffen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de inbreuk op de fundamentele rechten van de slachtoffers. Daarnaast kregen de slachtoffers een schadevergoeding toegewezen voor de geleden schade. De rechtbank stelde dat de verdachten gedurende enkele jaren geen contact mochten opnemen met de vrouwen, en dat de straffen in lijn moesten zijn met straffen in soortgelijke zaken zonder geweld of bedreiging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705577-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
1ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 december 2017, 20 februari 2018, 17 april 2018, 18 september 2018, 25 september 2018, 29 oktober 2018, 4 december 2018 en 6 december 2018.
Op 29 oktober 2018 en 4 december 2018 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarbij de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16/705884-17) en [medeverdachte 2] (16/705886-17). Op 6 december 2018 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 november 2015 tot en met 6 december 2016 te Baarn en/of elders in Nederland zich samen met (een) ander(en) ten aanzien van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;
feit 2: in de periode van 1 november 2015 tot en met 6 december 2016 te Baarn en/of elders in Nederland zich samen met (een) ander(en) ten aanzien van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat zij ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde – kort gezegd – nog heeft opgemerkt dat haars inziens:
  • de pleegperiode bepaald dient te worden van juli 2016 tot en met 6 december 2016
  • de dwangmiddelen bestaan uit:

misbruik maken van een kwetsbare positie;

misbruik maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht;
- de handelingen van verdachte bestaan uit:
 werven, overbrengen en huisvesten;
  • vrijspraak dient te volgen van het onder feit 1 en feit 2 onder sub 3 ten laste gelegde;
  • vrijspraak dient te volgen van meerdere ten laste gelegde feitelijkheden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Op 26 november 2016 ontving de politie een anonieme melding waarin – kort gezegd – stond beschreven dat er bij dhr. [medeverdachte 2] , aan de [adres] te [woonplaats] , illegale prostitutie werd bedreven. Na onderzoek bleek [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) ingeschreven te staan op de [adres] te [woonplaats] . Op 6 december 2016 zijn verbalisanten door voornoemde [medeverdachte 2] vrijwillig in de woning aan de [adres] binnengelaten. In de woning werden op een slaapkamer twee vrouwen aangetroffen. Zij spraken geen Nederlands en konden zich niet legitimeren. Deze beide vrouwen zijn in verband met het niet tonen van een geldig legitimatiebewijs door de verbalisanten aangehouden. Dezelfde dag nog heeft [medeverdachte 2] een verklaring afgelegd en heeft met de vrouwen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , allebei afkomstig uit Marokko, een intakegesprek mensenhandel plaatsgevonden. Nadien hebben de vrouwen nog meerdere verklaringen afgelegd, zijn er diverse getuigen en verdachten gehoord en heeft de politie onder meer onderzoek verricht aan inbeslaggenomen telefoons en computers. Dit alles onder de onderzoeksnaam 03/Brazos.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn op verschillende momenten naar Nederland gekomen en hebben op meerdere adressen verbleven. Uit dit onderzoek 03/Brazos kunnen hieromtrent de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld:
 verdachte [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] opgehaald in Hamburg, alwaar zij in het opvangcentrum voor vluchtelingen per 27 april 2016 als vertrokken naar onbekende bestemming stond gesignaleerd;
 verdachte [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] vervolgens bij [A] (hierna: [A] ) ondergebracht;
 [A] had de beschikking over woningen aan de [adres] en de [adres] te [woonplaats] ;
 [B] (hierna: [B] ), de vriendin van verdachte [medeverdachte 1] , in een bepaalde periode tezamen met [slachtoffer 1] bij [A] op de [adres] te [woonplaats] verbleef;
 [B] en [slachtoffer 1] in die periode beiden prostitutiewerkzaamheden hebben verricht in voornoemde woning aan de [adres] te [woonplaats] ;
 [slachtoffer 1] vervolgens een periode woonachtig is geweest bij [C] (hierna: [C] ), een man waarmee zij destijds een relatie had en die op dat moment de woning van [A] aan de [adres] onderhuurde;
 [slachtoffer 1] na de periode bij [C] enige tijd woonachtig is geweest bij [D] ;
 medio juli begin augustus 2016 [slachtoffer 1] contact heeft gekregen met verdachte
[verdachte] , wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat zij is gaan wonen aan de [adres] te [woonplaats] . Deze woning betreft de woning van verdachte [medeverdachte 2] ;
 [slachtoffer 2] , een vriendin van [slachtoffer 1] , door verdachte [verdachte] in België is opgehaald en dat zij ook in de woning van verdachte [medeverdachte 2] aan de [adres] te [woonplaats] is gaan wonen;
 in de woning van verdachte [medeverdachte 2] zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] tot hun aanhouding op 6 december 2016 prostitutiewerkzaamheden hebben verricht.
Met betrekking tot de periode dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij [medeverdachte 2] verbleven heeft de verdachte verklaard dat hij hen heeft geholpen bij hun prostitutiewerkzaamheden, maar volgens de verdediging leveren de door verdachte verrichte gedragingen geen mensenhandel op, als bedoeld in artikel 273f Sr.
4.3.2
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de beide aangeefsters niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt of in ieder geval niet kunnen worden gebruikt voor zover deze méér belastend zijn voor verdachte dan de verklaringen van verdachte.
Hierbij heeft de verdediging – kort gezegd – gewezen op de wijze waarop de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot stand zijn gekomen, de sturing van de politie hierbij en de invloed van de B8-regeling op de verklaringen van de aangeefsters.
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen in strafzaken. Met name in mensenhandelzaken is dat het geval omdat belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in mensenhandelzaken onder druk kunnen staan vanwege wraakgevoelens, het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een vergunning in het kader van de verblijfsregeling mensenhandel (hoofdstuk B8, paragraaf 3 van de vreemdelingencirculair) of het vooruitzicht op voorzieningen als onder meer onderdak en begeleiding.
Ook de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers kan negatief beïnvloed worden door gevoelens van angst of loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan wel welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving in Nederland ten aanzien van mensenhandel.
De rechtbank is van oordeel dat uit de intakegesprekken is gebleken dat, de illegaal in Nederland verblijvende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aanvankelijk geen belastende verklaring hebben afgelegd jegens verdachte en de medeverdachten. Tijdens deze intakegesprekken is vervolgens sprake geweest van een sterk sturende vraagstelling door de verbalisanten. Daarnaast hebben de verbalisanten aangeefsters informatie gegeven omtrent de B8-procedure en aan hen beloftes gedaan waaronder het aanbieden van veilig onderdak, medische zorg en het verkrijgen van een advocaat. Het risico dat deze wijze van verhoren heeft opgeleverd voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters, brengt met zich mee dat de rechtbank behoedzaamheid zal betrachten bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aangeefsters.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de overweegt de rechtbank omtrent de verklaringen van de aangeefsters dat deze, met uitzondering van het intakegesprek, in de kern consistent en gedetailleerd zijn en op essentiële onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefsters dan ook betrouwbaar en zal deze voor zover deze worden ondersteund door andere verklaringen, elkaars verklaringen, of objectieve bewijsmiddelen gebruiken voor het bewijs.
Overigens merkt de rechtbank op dat de verklaring van verdachte en aangeefsters op veel punten gelijkluidend zijn.
4.3.3
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde [1]
Aangeefster [slachtoffer 1] [2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
O: opmerking verbalisant
V: vraag
A: antwoord
Ik wil aangifte doen tegen [medeverdachte 1] en [verdachte] . (…) Zij maken misbruik van mij. (…) Ik ben analfabeet. (…) Ik heb geen paspoort. Ik heb helemaal niets. (…) Ik ben gedwongen dingen te doen die niet mogen. Ik heb geen papieren, ik heb geen werk, ik heb geen geld. Het enige wat nog overblijft is dat. [3]
V: wanneer ben jij uit Marokko weggegaan?
A: 2 maanden na oud en nieuw in 2016. Over 2 maanden ben ik een jaar uit Marokko weg.
(…) Ik ben met de vluchtelingenstroom vanuit Turkije meegegaan naar West Europa. (…) uiteindelijk ben ik in Duitsland terechtgekomen. [4]
V: Wanneer heb jij in Duitsland asiel aangevraagd?
(22-02-2016)
A: Ik kwam in Hamburg aan. Het was een soort opvangcentrum. (…)
V: Wanneer ben je daar weggegaan?
(sinds 27-04-2016 gesignaleerd als zijnde vertrokken met onbekende bestemming)
(…) Ik wilde gaan werken in Europa. (…)
V: Hoe ben je naar Nederland gegaan?
(…) Ik was nog in Hamburg. [medeverdachte 1] kwam naar mij toe. Hij heeft mij meegenomen naar een huis van een vriend van [medeverdachte 1] , genaamd [A] . Dat was in [woonplaats] . Ik heb daar verbleven in die woning samen met de vriendin van [medeverdachte 1] , genaamd [B] . (…)
Ze hebben advertenties gemaakt op een sekssite, op Kinky. [medeverdachte 1] deed dat eerst en later deed [verdachte] dat. Ik heb de advertenties zelf gezien. Daar staan ook de bedragen die door klanten moesten worden betaald.
V: Hoeveel klanten heb je gehad?
A: soms 5, soms 7 per dag. (…) Voor een half uur moest € 100,- betaald worden en voor een uur € 150,-. (…) Seks zonder condoom was € 400,-. (…) [5]
[medeverdachte 2] is degene die het geld bracht naar [verdachte] . (…) [medeverdachte 2] kreeg ook een deel van het geld wat ik verdiend had met de seks met mannen tegen betaling. Ik kreeg het geld van de klanten. Ik gaf het geld aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] gaf dit weer aan [verdachte] . [6] (…) [medeverdachte 1] en [verdachte] zeiden tegen mij wat ik moest doen. (…) De bedragen werden bepaald door [medeverdachte 1] en [verdachte] . (…) Via de Whatsapp kreeg ik te horen wat ik moest doen door middel van een gesproken of een geschreven bericht. Als ik het bericht van [verdachte] kreeg ging dat via [slachtoffer 2] . Zij kon dan mijn Whatsapp lezen. (…)
V: Waarom heb jij haar (rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) naar Nederland naar Baarn laten komen?
A: Ik heb haar niet verteld wat er met mij is gebeurd. Ik vond het zielig dat zij op straat leefde. [7] (…) Ik dacht dat zij gewoon zou gaan werken in Nederland. Ik wist niet dat zij ook zou worden uitgebuit zoals ik uitgebuit ben. (…) [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben haar gezegd dat zij moest gaan werken of anders weg moest gaan. Zij kon echter geen kant op en werd gedwongen om ook prostitutiewerk te gaan doen. (…) Als ik aan het werk was ging [slachtoffer 2] weg of ze ging naar de douche. [8]
V: Wat zou er gebeuren als jij het niet zou doen?
A: [medeverdachte 1] heeft mij uit Duitsland opgehaald. Als ik het niet zou doen zouden ze mij op straat gooien. Ik ken hier verder niemand. Ik had geen andere keus.
V: Voelde jij je afhankelijk van [medeverdachte 1] en [verdachte] ?
A: Ja. Ik ben hier illegaal, ik ken de taal niet, ik heb geen paspoort, ik heb geen onderdak, ik heb geen eten en drinken. Ik moest dit wel doen. [9]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
In Marokko heb ik een zoon van 4 jaar. Mijn leefomstandigheden hebben ervoor gezorgd dat ik hier ben, ik wil hem een beter leven geven. [10]
A: (…) [medeverdachte 2] . We woonden bij hem thuis. Hij weet van alles. (…)
V: Hoe lang ken je [medeverdachte 2] ?
A: Ik werkte in België. Tussen juli en augustus 2016.
V: Hoe heb je hem leren kennen?
A: Via [verdachte] . (…) Mijn vriendin [slachtoffer 1] , dat meisje dat samen met mij is meegenomen uit die woning van [medeverdachte 2] , kende [medeverdachte 2] al eerder. [slachtoffer 1] heeft mijn nummer aan [verdachte] gegeven. Hij heeft mij opgehaald in België en hij heeft mij naar die woning van [medeverdachte 2] gebracht. (…) de politie heeft mij uit de woning van [medeverdachte 2] gehaald.
V: Je hebt gezegd dat jij je vlees verkocht. Moet ik daaruit opmaken dat je in de prostitutie werkte?
A: Ja. (…) Ja, ik had geen werk. Ik werkte in België in alles. Maar ik kon geen andere uitweg vinden. De mensen in België bij wie ik werkte, wilden op vakantie naar Turkije tussen juli en augustus 2016. Ik belandde op straat. En [slachtoffer 1] heeft [verdachte] naar mij gestuurd om mij op te halen.
V: Je zei net, je had geen geld en je bent als prostituee gaan werken. Hoe lang heb je dat werk gedaan in Nederland?
A: Vanaf juli-augustus 2016 tot dat ik werd aangehouden op 6 december 2016. (…) [11] Als ik een klant in de prostitutie had gehad, ging een klein gedeelte van dat geld naar [medeverdachte 2] , dat was een klein bedrag. De helft ging naar [verdachte] (…). Wat overbleef stuurde ik naar mijn kind.
(…) [verdachte] schreef de e-mails naar de klanten, hij stuurde de berichten naar de klanten, want wij konden geen Nederlands.
V: Wie is met het idee gekomen om hier in Nederland in de prostitutie te werken?
(…)
A: Hij (rechtbank begrijpt: [verdachte] ) zei, wil je werken, er is aanbod genoeg, het gaat om werk dat je vriendin [slachtoffer 1] doet, dat soort werk heb ik. Als je dat werk niet wil doen, ik heb geen werk waar je met je schouders moet werken. Ik wilde het zelf doen, omdat ik een verantwoordelijkheid heb naar mijn zoon. Als zij mij hadden gevaagd om een orgaan af te staan had ik het gedaan.
V: Wat hebben jullie afgesproken over de verdeling?
A: Dat was de voorwaarde van [verdachte] . [verdachte] zou de helft krijgen, [medeverdachte 2] zou een klein percentage krijgen, een tientje per klant. [verdachte] gaf cocaïne aan [medeverdachte 2] , zodat wij bij hem mochten verblijven. (…) Ik zag dat met mijn eigen ogen. (…) [medeverdachte 2] bracht het geld naar [verdachte] .
(…) Als [verdachte] berichten stuurde, hij zei dan, een klant is onderweg, hij is daar om x tijd.
V: Hoe wist jij hoeveel geld je moest vragen?
A: [verdachte] stuurde dat in een bericht via de telefoon. (…)
V: Waarom ben jij akkoord gegaan me die verdeling?
A: Ik had geen andere uitweg.
V: Wat wist [verdachte] van jouw situatie dat je geen andere uitweg had?
A: Hij wist dat ik een kind had. (…) Hij zei werk, verdeel het geld en stuur jouw gedeelte naar je kind, je moet zelf weten wat je doet met je geld.
(…)
V: Hoeveel klanten kreeg je op een dag?
A: Soms drie, soms vier.
V: Wat was het grootste aantal klanten op een dag?
A: Maximaal vijf, zes.
V: Hoe vaak in een week had je vijf of zes klanten?
A: Vier keer per week. [12] (…) Als ik ongesteld was werkte ik niet. Ik was vier, vijf dagen ongesteld. (…)
A: Als ik een klant had, ging [slachtoffer 1] in de badkamer zitten, daar was ook een toilet. Als [slachtoffer 1] een klant had, ging ik daar zitten. (…) [verdachte] ging naar een site en daar postte hij onze foto’s, daar waren ook andere dames op. En die klanten communiceerden met [verdachte] via de e-mail. [13]
(…)
V: Hoe was de verdeling van het geld dat [slachtoffer 1] verdiende?
A: Hetzelfde als bij mij. (…) [verdachte] stuurde haar berichtjes en ik las die berichtjes voor haar.
(…) Toen [slachtoffer 1] ruzie had met [verdachte] , dat was twee of drie maanden geleden, hebben wij onze spullen gepakt en hebben wij in Amsterdam een kamer gehuurd bij een man. [slachtoffer 1] had voorgesteld te verhuizen, ze zei, we accepteren niet dat gedoe met de helft van het bedrag. [14]
V: begrijp ik goed dat het van jullie beiden 50% was wat jullie aan [verdachte] moesten geven?
A: Ja.
V: Wat vond jij van dat percentage?
A: Ik kon er niets aan doen, dat was de afspraak. Ik vond het niet normaal. Ik heb erg geleden. (…)
V: wat bedoel je met lijden in de periode Baarn?
A: Dat ik met mannen seks heb gehad en dat ik sommige klanten moest smeken om te betalen en dat [verdachte] aan het eind van de dag kwam en 50% nam, dat doet erg pijn. (…) [E] maakt de e-mails voor de advertenties. [E] neemt de telefoon op van die klanten. [15]
[verdachte] en [E] hadden elk 25%.
V: (…) Hoe lang waren jullie in Amsterdam?
A: 10 dagen. (…) Wij wisten niet waar wij in Amsterdam naar toe moesten, niemand kon ons helpen, daarom gingen wij terug naar [verdachte] . [16]
(…)
V: [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] tegen jou heeft gezegd dat je ook moest gaan werken, anders moest je weg. Klopt dat?
A: Ja. (…) Hij zei dat ik welkom was om te werken, maar dat hij niets anders had. [17]
(…)
A: Een uur was 150 euro, een half uur 100 euro.
V: Wie bepaalde dat?
A: [verdachte] . Toen ik kwam, zag ik dat die tarieven al op de advertentie van [slachtoffer 1] stonden. [18]
V: hoe wist je wat voor foto’s je moest maken?
A: [verdachte] gaf ons voorbeeld foto’s waarop vrouwen poseerden.
(…)
A: [verdachte] zei regelmatig dat ik van foto moest veranderen.
A: [verdachte] selecteerde de foto’s welke wel en niet goed waren en [verdachte] zette de foto’s op de sekssite. [19]
[verdachte] liet ons bij [medeverdachte 2] wonen. Ze zeiden tegen ons dat wanneer wij meer geld zouden verdienen dat zij ons dan naar een groter huis zouden brengen. [verdachte] bepaalde waar ik woonde. Ik kende verder niemand in Nederland. (…) [slachtoffer 1] was de enige persoon in Nederland die ik kende, ze was mijn vriendin en ik wilde samen met haar blijven. (…) Ik werkte met twee mensen samen, met [verdachte] en met [medeverdachte 2] . (…) Van het verdiende geld ging 50 procent naar [verdachte] . Van mijn deel betaalde ik ook nog een klein bedrag aan [medeverdachte 2] . (…) [verdachte] zei dan tegen mij: “je hebt een kind en verantwoordelijkheid.” Als iemand in die situatie dan vraagt om je lichaam te verkopen dan doe ik dat. [20]
De verdachte [verdachte] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] illegaal in Nederland verbleven. (…) Op het moment dat zij in de woning van [medeverdachte 2] verbleven kreeg ik 25 procent van de verdiensten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . (…) Ik ontving 50 procent, maar ik deelde dat met [E] . (…) Ik heb [medeverdachte 2] gevraagd of hij ruimte beschikbaar had en ik heb [slachtoffer 1] toen bij hem ondergebracht. (…) Ik heb voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] advertenties aangemaakt op een website waar dames zich aanboden voor seks tegen betaling. [slachtoffer 2] verbleef in de woning van [medeverdachte 2] op dezelfde kamer als waar [slachtoffer 1] verbleef. Op die kamer ontvingen zij ook klanten. Als een van de dames een klant ontving bleef de andere dame op de badkamer. (…) [slachtoffer 2] heb ik op verzoek van [slachtoffer 1] opgehaald (…) Voor seks zonder condoom vroegen we € 400,-. (…) [slachtoffer 1] heeft mij gevraagd of zij een groter deel van haar verdiensten kon houden. Ik heb haar gezegd dat ik dat met [E] moest bespreken. [E] heeft daar uiteindelijk niet mee ingestemd en dat heb ik haar doorgegeven. (…) Ik heb met [B] een whatsapp gesprek gehad op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] na hun verblijf in Amsterdam weer bij mij kwamen. [B] wordt in dat gesprek aangeduid met de naam [bijnaam] . (…) [E] bracht allemaal spullen naar de woning van [medeverdachte 2] die nodig waren voor de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook hield zij zich bezig met klantcontact. (…) [medeverdachte 2] maakte advertenties op internet voor de vrouwen, hij hield zich bezig met het omhoog bellen van de advertenties, hij stelde zijn woning beschikbaar voor het verblijven van de dames en voor het hebben van contact met de klanten. Op mijn verzoek haalde [medeverdachte 2] ook het geld op bij de dames. [medeverdachte 2] ontving
€ 10,- per klant. (…) [medeverdachte 2] hield zelf goed bij hoeveel klanten er waren geweest. (…) De rol van [E] was hetzelfde als mijn rol. (…) [E] en ik hielden ons allebei bezig met het maken van advertenties, het omhoog bellen van de advertenties en het contact met de klanten. (…) [E] maakte ook foto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die gebruikt konden worden in de advertenties. [21]
De verdachte [medeverdachte 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
O: Op 6 december 2016 is er een doorzoeking geweest in jouw woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Aanleiding van deze doorzoeking was de melding van illegale prostitutie en de aanhouding van twee dames zonder geldig legitimatiebewijs.
V: Wie waren deze dames?
A: Dit waren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [22]
(…) [verdachte] zei dat hij twee meisjes had die kwamen logeren. (…) [verdachte] zei dat zijn vriendinnen een dak boven hun hoofd nodig hadden. [23]
(…)
V: Hoelang hebben de vrouwen in de prostitutie gewerkt in jouw woning?
A: (…) Het zal van augustus/september 2016 tot 6 december 2016 zijn geweest.
V: Hoeveel klanten hadden de vrouwen?
A: (…) Soms was het de een na de ander.
(…)
Hoeveel dagen werkte de vrouwen per week?
A: Volgens mij elke dag wel.
V: Hoe kwamen de vrouwen aan klanten?
A: Dat deed [verdachte] via advertenties, via websites zoals Seksjobs. (…) De vrouwen spraken bijna geen Nederlands. (…) De vrouwen hadden de beschikking over één kamer (…). [24]
Als [verdachte] even niet was geweest dan belde hij mij. Ik moest dan geld halen bij de vrouwen, ik moest dat geld dan later aan [verdachte] geven. (…) De vrouwen werkten voor [verdachte] . (…) Ik weet dat [verdachte] 50 procent van de opbrengst van de vrouwen kreeg. (…) Ik heb de vrouwen onderdak gegeven en soms inkomsten van de vrouwen opgehaald voor [verdachte] . Ook moest ik soms een nieuwe advertentie op seksjobs maken. De advertenties waren dan te vaak bekeken. [25]
O: jij hebt eerder verklaard [verdachte] te hebbben ontmoet in een woning aan de [adres] , deze was vlakbij jouw woning.
A: Ja, dat was op dezelfde galerij. Dit schuin tegenover mijn voordeur. (…). Ik weet dat daar één van of beide vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , daar verbleven. Ik denk dat de vrouwen daar ook in de prostitutie werkten, want ik zag daar verschillende mannen aanbellen en naar binnen gaan. [26]
Whatsapp-gesprekken aangetroffen in de telefoon iPhone 6 van de verdachte
[verdachte] – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
In de iPhone 6 van de verdachte [verdachte] zijn Whatsapp-gesprekken aangetroffen.
In de periode van 5 oktober 2016 tot en met 25 oktober 2016 hebben er meerdere Whatsapp-gesprekken plaatsgevonden tussen [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte) en [bijnaam] (** [telefoonnummer] ). Dit telefoonnummer staat in de contactlijst van de telefoon als [B] . [27]
Op 11 oktober 2016heeft onderstaand gesprek plaatsgevonden:
[verdachte] : Die [naam] wil terug komen samen met die ander he. Ze willen weer voor me werken.
[bijnaam] : Hahahhaa och nu ineens nu ze zien dat Amsterdam niks is.
(…)
[bijnaam] : En dan moet je ze beroven.
[verdachte] : Ga ik ook zeggen.
[bijnaam] : Zodra ze komen.
[verdachte] : Ik trek me geld eruit.
[bijnaam] : Hun psychisch helemaal gek maken.
(…)
[verdachte] : Moet ik dat doen gek maken pagygich.
[bijnaam] : Gewoon doen alsof er niks aan de hand is en haar in huis nemen.
(…)
[verdachte] : ik ga ze morgen halen.
(…)
[verdachte] : Liefst zet ik haar naakt op straat maat politie berau.
[bijnaam] : Doe.
[verdachte] : Of een klant regelen die haar verkracht.
(…)
[bijnaam] : Hahahhaahahha dat kan ook 1 grote neger moet langs komen.
[verdachte] : Die heb kk vanaf dag een laten komen. Anaal en plus haar bed kapot zijn ze door gezakt.
(…)
[verdachte] : Op die ouwe bed van [medeverdachte 2] .
(…)
[verdachte] : Allemaal op een dag die mislukte taart per ongeluk natuurlijk allen die neger dan.
[verdachte] : Die liet me een foto zien van zen….ik zei a lekker kom maar.
(…)
[verdachte] : En nog zo’n bolle. [28]
Op 13 oktober 2016heeft onderstaand gesprek plaatsgevonden:
[bijnaam] : ben je weer lekker aan het werk met hun.
[verdachte] : alleen met [slachtoffer 2] nog
[bijnaam] : Oki waar is die andere dan
[verdachte] : die is er ook wil nog niet werken.
[bijnaam] : gezellig hoor..
[verdachte] : Niu nouaahah, ze hebben spijt prachtig.
[bijnaam] : wat zeggen ze
[verdachte] : Nu heeft ze niks te zeggen denk dat ze wat is met haar kut.
(…)
[verdachte] : Op kk joh werken me geld terug betalen.
[bijnaam] : hahahaha heeft ze die zelf al uitgegeven dat wordt dubbel betalen.
[verdachte] : nr de moeder gestuurt. Wou ze werken voor 20 procent ik ben niet gek. Ik zeildoek ik niet fifty fifty of niks.
[bijnaam] : hahahahahahahaha wajo je word gwn afgeperst. [29]
[verdachte] : nee jjog gek dat ze dacht dat ze wat kon doen ze heeft het mooi verkeerd. Nu heeft ze 3 weken achterstand geen geld. Ik laat haar heel lang wachten nu met werke anders alleen vluggertjes 50 euro.
[bijnaam] : jij bent gek
[verdachte] : Ja ik stuur alle soort haat haar joh.
(…) [30]
4.3.4
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Artikel 273f lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht dient – gelet op hetgeen ten laste is gelegd – te worden vastgesteld of sprake was van (een)
handeling(en)(werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), (een)
middel(en)(dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en het
oogmerk van uitbuiting.
De dwangmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van een ander dwangmiddel dan de hieronder te bespreken dwangmiddelen.
Misbruik van een kwetsbare positie van en misbruik van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Een dergelijke situatie kan zich voordoen ten aanzien van personen die uit het buitenland komen, voornamelijk wanneer zij hier illegaal of ongedocumenteerd verblijven. Het gaat om situaties die leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Bij het misbruik maken van een feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid wordt beperkt. Hiervan is volgens de wetgever sprake als een prostituee verkeert in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert of komt te verkeren. Dit criterium omvat in ieder geval dat de prostituee zelf bepaalt waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengst zij werkt.
De hiervoor genoemde dwangmiddelen overlappen elkaar grotendeels omdat het gaat om een beperking van keuzevrijheid. Uit jurisprudentie volgt dat aan beide dwangmiddelen een ruime betekenis wordt gegeven, waarmee wordt beoogd een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers.
Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare situatie bevonden en niet kunnen worden aangemerkt als mondige prostituees blijkt uit de vorenstaande bewijsmiddelen. Zij waren beiden illegaal in Nederland, spraken de taal niet, hadden geen geld en zij waren voor hun huisvesting volledig afhankelijk van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [E] , zij hadden in Nederland geen sociale contacten en zij hadden geen legitimatiebewijs. Verdachte en zijn medeverdachten waren van deze omstandigheden op de hoogte en voor zover zij dat niet wisten hadden zij uit de wijze waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren gehuisvest en de omstandigheden waaronder zij werkten moeten begrijpen dat dit het geval was.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden door de hiervoor geschetste kwetsbare situatie niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden zij hun prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Zij waren immers niet in staat zelfstandig werk te zoeken, zelfstandig onderdak te regelen en waren niet in staat zelfstandig contact te leggen met klanten en met hen afspraken te maken.
Vanwege deze omstandigheden waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] genoodzaakt zich ermee in te laten dat verdachte en zijn medeverdachten hen onderbrachten in een woning, de seksadvertenties voor hen maakten, de seksadvertenties omhoog belden, het klantencontact regelden, en afspraken met de klanten maakten over de prijs, waarna verdachte en zijn medeverdachten ten minste de helft van de opbrengst van de verdiende inkomsten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afnamen. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verkeerden.
De verdediging betwist ook niet dat verdachte en zijn medeverdachten deze feitelijke handelingen hebben verricht. De verdediging stelt echter dat sprake was van overleg tussen verdachten en aangeefsters over de werktijden, de prijzen, de klanten en het percentage van de opbrengst dat werd afgestaan, zodat – zo begrijpt de rechtbank - aangeefsters geheel vrijwillig als prostituee werkten en volledige zeggenschap hadden over hun doen en laten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit enkele appgesprekken kan worden opgemaakt dat aangeefsters tot op bepaalde hoogte inspraak hadden over welke klanten zij ontvingen en wanneer zij klanten wilden ontvangen. Dat aangeefsters enige inspraak hadden in de feitelijke gang van zaken maakt echter niet dat sprake was van een situatie waarin aangeefsters volledige autonomie hadden over waar zij verbleven, welke klanten zij wilden ontvangen en wanneer en hoeveel zij van hun verdiende geld afstonden aan verdachte(n). Juist de hiervoor geschetste omstandigheden te weten dat zij illegaal waren, de taal niet spraken en geen sociale contacten in Nederland hadden maakten dat zij deze autonomie niet hadden en zich moesten inlaten met de door verdachten gecreëerde omstandigheden. Treffend acht de rechtbank in dit verband dat [slachtoffer 2] op 4 april 2018 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat als verdachte tegen haar had gezegd dat ze voor elk contact 10 euro zou krijgen, ze dat ook had geaccepteerd. Immers, ze had een zoon die ze moest onderhouden en ze had geen onderdak.
Dit wordt nog eens concreet onderbouwd doordat aangeefsters – ondanks dat zij met ruzie over de prijsafspraken zijn vertrokken - ‘met hangende pootjes’ uit Amsterdam teruggekomen zijn naar verdachte en zijn medeverdachten. De hiervoor weergegeven app gesprekken tussen verdachte en ‘ [bijnaam] ’ spreken wat dat betreft boekdelen. Veelzeggend is ook dat aangeefsters in de woning van [medeverdachte 2] genoegen namen met een kleine kamer, alwaar zij samen in één bed sliepen en in hetzelfde bed prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Op het moment dat de ene seksuele handelingen verrichtte met een klant hield de ander zich op in de badkamer. Omstandigheden die op geen enkele wijze te vergelijken zijn met omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben aldus met hun handelen misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van en van de uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De handelingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat sprake is geweest van het huisvesten of opnemen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Oogmerk van uitbuiting
De handelingen van sub 1 zijn alleen strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel en als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Ook in sub 4 en in sub 9 moet dit oogmerk op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad worden ingelezen. Een oogmerk veronderstelt een noodzakelijkheidsbewustzijn en kan veelal worden afgeleid uit de omstandigheden. Het uitgangspunt is dat zodra er van een dwangmiddel sprake is, de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer niet meer ter zake doet en er per definitie sprake is van een uitbuitingssituatie. Dit laatste geldt in het bijzonder indien sprake is van prostitutie onder invloed van een dwangmiddel omdat er sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit.
In dit geval is, zoals reeds hiervoor is weergegeven, misbruik gemaakt van de situatie waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden waren zij zo volledig afhankelijk van verdachte en de medeverdachten dat zij niet wisten hoe zij zich buiten deze situatie moesten redden en zijn zij door de verdachten aan het werk gezet en gehouden, met het enige oogmerk om voor verdachte en de medeverdachten zo veel mogelijk financieel voordeel te behalen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten daarbij meer dan de helft van hun inkomsten afstaan. (immers naast de helft van de inkomsten die zij aan verdachte en [E] (hierna: [E] ) afstonden, moesten zij ook nog een klein bedrag aan [medeverdachte 2] betalen). Met dit alles is het oogmerk van uitbuiting gegeven.
Artikel 273f lid 1 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 273f lid 1 sub 3 Sr stelt strafbaar het aanwerven of meenemen van iemand, met het oogmerk die ander in een land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. De in deze ‘sub 3-variant’ omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (Hoge Raad 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309).
Vaststaat dat verdachte [slachtoffer 2] weliswaar heeft opgehaald in België, maar uit de bewijsmiddelen volgt niet dat hij op dat moment het oogmerk heeft gehad om haar in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. De verklaring van [slachtoffer 2] dat zij op zichzelf genomen ook ander werk in Nederland had kunnen gaan doen toen zij uit België overkwam, ondersteunt deze conclusie. Ten aanzien van [slachtoffer 1] is in het geheel geen sprake geweest van het in dit sub bedoelde aanwerven of meenemen, nu het dossier geen blijk ervan geeft dat verdachte betrokken is geweest bij de komst van [slachtoffer 1] naar Nederland.
Verdachte zal dan ook ten aanzien van beide dames worden vrijgesproken van het onder sub 3 ten laste gelegde.
Artikel 273f lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hebben verdachte en zijn medeverdachten aangeefsters door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en dus tot het verrichten van arbeid en diensten van seksuele aard.
Artikel 273f lid 1 sub 9 van het Wetboek van Strafrecht
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven omtrent de dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting is overwogen blijkt verder dat verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van aangeefsters, alsmede dat zij aangeefsters hebben bewogen tot het afstaan van (ten minste) de helft van hun verdiende opbrengsten uit hun prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f lid 1 sub 6 van het Wetboek van Strafrecht
Tot slot blijkt dat uit de bewijsmiddelen dat verdachte en zijn medeverdachten financieel voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Medeplegen
Verdachte heeft geregeld dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij [medeverdachte 2] konden wonen en vanuit de woning van [medeverdachte 2] hebben zij hun prostitutiewerkzaamheden verricht. Verdachte maakte samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] en [E] de seksadvertenties en zij plaatsten deze op een website en zij zorgden voor het omhoog bellen van de advertenties. Verdachte en zijn medeverdachte [E] maakten afspraken met klanten en zorgden voor lingerie en condooms. Ook hielden zij bij hoeveel klanten de dames hadden gehad, werd de helft van de opbrengst door verdachte of [medeverdachte 2] geïnd en deelden zij allen mee in de opbrengst van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdiende inkomsten.
Gelet hierop heeft de verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde gedragingen bewust en nauw samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 2] en [E] en is er sprake van het in vereniging plegen van de feiten.
Periode
Op grond van de in de bewijsmiddelen genoemde verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ten laste gelegde plaatsvond in de periode van augustus 2016 tot en met 6 december 2016.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder bewezen is verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van augustus 2016 tot en met 06 december
2016 te Baarn, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en
- heeft bewogen verdachte en verdachtes mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die [slachtoffer 1] ,
immers hebben zij, verdachte en zijn mededaders, terwijl zij wisten dat
-die [slachtoffer 1] geen legitimatie/id-bewijs had en
-de Nederlandse taal niet sprak en
-niet kon lezen en/of schrijven
-vrijwel niemand in Nederland kende
die [slachtoffer 1] ondergebracht in een woning, waar die [slachtoffer 1] telkens woonde
en werkte en
seksadvertenties op sites aangemaakt en onderhouden ten behoeve van het aanbieden van seksuele diensten door die [slachtoffer 1] en
afspraken voor prostitutiewerkzaamheden met klanten gemaakt voor die [slachtoffer 1]
en
bepaald hoeveel klanten die [slachtoffer 1] (per dag) had en wat die klanten voor
welke sexuele handelingen moesten betalen en
een groot deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld door die [slachtoffer 1] af laten geven aan hem, verdachte en/ of een van zijn mededaders.
2.
hij in de periode van augustus 2016 tot en met 06 december
2016 te Baarn, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 2] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en
- heeft bewogen verdachte en verdachtes mededaders te
bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] 's, seksuele handelingen met
een derde en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die ander, te weten die [slachtoffer 2] , immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders, terwijl zij wisten dat
-die [slachtoffer 2] geen legitimatie/id-bewijs had en
-de Nederlandse taal niet sprak / niet beheerste en
-vrijwel niemand in Nederland kende
die [slachtoffer 2] ondergebracht in een woning, waar die [slachtoffer 2] woonde en
werkte en
seksadvertenties op sites aangemaakt en onderhouden ten behoeve van het aanbieden van seksuele diensten door die [slachtoffer 2] en
- foto's van die [slachtoffer 2] voor advertenties op sekssites geselecteerd op
welke foto's die [slachtoffer 2] naakt en/of in sexy lingerie stond en
- bepaald dat die [slachtoffer 2] regelmatig de foto's moest veranderen of nieuwe
foto's van zichzelf moest maken op welke foto's die [slachtoffer 2] naakt of in sexy lingerie stond afgebeeld en
afspraken voor prostitutiewerkzaamheden met klanten gemaakt en voor die [slachtoffer 2] bepaald hoeveel klanten die [slachtoffer 2] (per dag) had en wat die klanten voor welke seksuele handelingen moesten betalen en
een groot deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld door die [slachtoffer 2] laten geven aan hem, verdachte en/of een van zijn mededaders.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 en 2bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd -: reclasseringstoezicht en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van bewezenverklaring, verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan mensenhandel door gedurende een periode van 4 maanden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel uit te buiten. De verdachte en zijn mededaders maakten daarbij misbruik van hun kwetsbare positie. Zo hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naast verdachte en zijn mededaders niet of nauwelijks andere contacten in Nederland, hadden zij geen legale status, geen identiteitspapieren, spraken zij de Nederlandse taal niet en waren zij beiden volledig afhankelijk van verdachte en zijn mededaders. Verdachte en zijn mededaders hebben van deze kwetsbaarheid gebruik gemaakt en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewogen prostitutiewerkzaamheden te verrichten en meer dan 50 procent van hun verdiensten aan verdachte en zijn mededaders af te staan. Verdachte kreeg een groot gedeelte van de opbrengst.
Mensenhandel is een vergaande manier van uitbuiting waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op fundamentele rechten als menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid. Bij slachtoffers van mensenhandel kunnen lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid blijven bestaan, waardoor zij ernstig kunnen worden belemmerd in hun relaties en hun deelname aan het maatschappelijke verkeer, hetgeen ook in de onderhavige strafzaak is gebleken. Verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , van wie hij wist dat zij kwetsbaar waren, volledig miskend en zijn eigen financiële gewin op de voorgrond gesteld.
Naast hetgeen hiervoor reeds is vermeld over de ernst van de feiten weegt de rechtbank meer in het bijzonder in strafverzwarende zin mede:
  • dat de omstandigheden waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun prostitutiewerkzaamheden moesten verrichten erbarmelijk waren. Zo vonden de seksuele contacten plaats in hetzelfde tweepersoonsbed en in dezelfde kamer als waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] woonden en sliepen. In het geval één van de dames contact had met een klant moest de ander zich ophouden in de badkamer;
  • dat de bewezen verklaarde mensenhandel in samenwerking met mededaders plaatsvond, waarbij verdachte de kernrol vervulde en hij degene is geweest met een groot financiële gewin.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte voor zover het zijn eigen rol
betreft openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 5 maart 2018. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor misdrijven, te weten vermogensdelicten. Ook nu is de inzet van de gepleegde misdrijven financieel gewin. De rechtbank zal hiermee dan ook in strafverzwarende zin rekening houden.
Over verdachte heeft Reclassering Nederland een rapport d.d. 29 maart 2018 opgesteld. In dit rapport wordt weergegeven dat er risicofactoren worden gezien in het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, het hebben van schulden en in het gegeven dat verdachte nauwelijks werkervaring heeft. Daarnaast is het volgens de reclassering zorgelijk dat verdachte, gezien zijn nog jonge leeftijd, zich inlaat met deze illegale en schimmige wereld van prostitutie. Gezien deze factoren achten zij een toezicht vanuit de reclassering geïndiceerd, teneinde verdachte te ondersteunen bij praktische zaken. Om meer inzicht te krijgen in de persoonlijkheid van verdachte acht de reclassering eveneens geïndiceerd dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en, indien nodig, een behandeling.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 17 april 2018 geschorst. Aan de schorsing waren bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering, het houden aan aanwijzingen van de reclassering en het meewerken aan een intake bij De Waag of een soortgelijke instantie, en aan de eventueel hieruit voortvloeiende behandeling.
In het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 23 augustus 2018 wordt weergegeven dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de afspraken met de reclassering. Het niet hebben van een structurele dagbesteding en inkomsten bron wordt door de reclassering gezien als risicofactor voor delictgedrag. In opdracht van de reclassering heeft een psycholoog, werkzaam bij Fivoor, ambulant centrum Kade 17, een onderzoek naar verdachte verricht. Op grond van dit onderzoek, waaruit onder meer volgt dat verdachte functioneert op laagbegaafd niveau, verdachtes oplossingsvaardigheden beperkt ontwikkeld zijn, verdachte aanwezige problemen vermijdt en bagatelliseert en er sprake is van sociaal maatschappelijk disfunctioneren acht de reclassering – overeenkomstig het advies van Fivoor – een behandeling door het forensisch FACT team geïndiceerd. De reclassering heeft dan ook geadviseerd om aan een flink voorwaardelijk strafdeel reclasseringstoezicht met een behandelverplichting te verbinden.
Bij de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop wettelijke strafmaximum, en in de straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd. Daarbij zal de rechtbank dus uitgaan van situaties waarin sprake is van het misbruik maken van een kwetsbare positie c.q. van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht waarbij bedreigingen of geweld niet aan de orde zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op al hetgeen hiervoor is afgewogen, in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden, zoals kort gezegd een reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling bij een forensisch FACT team. Daarnaast zal een contactverbond met de slachtoffers aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren nu er sprake is van een misdrijf dat ziet op de onaantastbaarheid van het lichaam en uit de aard van het delict en de zucht naar financieel gewin van verdachte er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel, zijnde een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zal worden opgelegd voor de maximale duur van vijf jaren. Indien de verdachte zich niet houdt aan de geformuleerde maatregel zal verdachte telkens twee weken in hechtenis worden genomen, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op de aard van het gepleegde delict en de zucht naar financieel gewin van verdachte – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens aangeefsters en zal daarom bevelen dat de maatregel die verdachte wordt opgelegd dadelijk uitvoerbaar is.
Zoals hiervoor is weergegeven is de voorlopige hechtenis met ingang van 17 april 2018 geschorst en deze schorsing is bij iedere volgende terechtzitting gecontinueerd. Ter terechtzitting van 29 oktober 2018 is bepaald dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal voortduren tot het moment dat in deze zaak vonnis wordt gewezen. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis met ingang van 20 december 2018 herleeft.
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis bij eindvonnis op te heffen dan wel te schorsen, zodat verdachte bij het eventueel instellen van hoger beroep de procedure bij het hof in vrijheid kan afwachten.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat een veroordelend vonnis niet automatisch de opheffing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt. De vraag naar de opportuniteit van zo’n beslissing tot opheffing laat zich niet in het algemeen beantwoorden. De rechtbank heeft in april 2018 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst in verband met toen bestaande onzekerheid over het procesverloop. Die onzekerheid bestaat, waar het deze gedingfase betreft, niet meer. Gelet hierop en gezien de hiervoor genoemde bewezenverklaringen en de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is, is de rechtbank van oordeel dat er geen termen aanwezig zijn om de voorlopige hechtenis op te heffen. Geen van de gronden als genoemd in artikel 72 van het Wetboek van Strafvordering die zouden moeten leiden tot opheffing van de voorlopige hechtenis is immers aan de orde. Verder weegt het maatschappelijk belang dat wordt gediend door voorlopige hechtenis van verdachte zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte bij het in vrijheid kunnen afwachten van een procedure in hoger beroep. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt dan ook eveneens afgewezen.

9.BENADEELDE PARTIJEN [slachtoffer 1] EN [slachtoffer 2]

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 79.000,--. Dit bedrag bestaat uit € 69.000,-- materiële schade en € 10.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 22.280,--. Dit bedrag bestaat uit € 17.280,-- materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft.
In verband met de door haar bewezen geachte pleegperiode heeft zij gevorderd om ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] € 5.000,-- aan immateriële schade en € 59.000,-- aan materiële schade hoofdelijk toe te wijzen en ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
€ 5.000,-- aan immateriële schade en € 17.280,-- aan materiële schade hoofdelijk toe te wijzen. In beide gevallen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich allereerst, gelet op het gevoerde pleidooi tot vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Tot diezelfde conclusie dient de rechtbank volgens de raadsman te komen omdat de behandeling van de vorderingen een te grote belasting vormt het strafproces. Verder heeft de raadsman er nog op gewezen dat de rechtspraak waar in de vorderingen naar wordt verwezen niet vergelijkbaar is met de situatie in de onderhavige zaak en dat onvoldoende vaststaat dat de gestelde psychische en lichamelijke klachten zijn veroorzaakt door toedoen van verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Voor wat betreft de materiële schade stelt de rechtbank vast dat zij, zoals hiervoor reeds is vermeld, bewezen acht dat verdachte gedurende een periode van 4 maanden voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Met betrekking tot de materiële schade overweegt de rechtbank dat, nu een deugdelijke financiële administratie ontbreekt en de verdiensten op basis van de verklaringen niet duidelijk zijn geworden, de rechtbank de omzet zelf moet schatten en derhalve ook een schatting moet maken van het schadebedrag. De rechtbank komt daardoor en doordat zij uitgaat van een kortere uitbuitingsperiode dan ten laste gelegd tot een lager bedrag dan gevorderd.
De rechtbank gaat op grond van de verklaringen ervan uit dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende een periode van 4 maanden 5 dagen per week hebben gewerkt, dat zij een periode van 10 dagen in Amsterdam hebben verbleven en dat zij de helft van het door hun verdiende geld hebben afgestaan aan verdachte en zijn mededaders. Voor de gemiddelde omzet wordt een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,-- per dag gerekend. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om daarvan af te wijken.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
4 ( maanden) x 30 (dagen) x 5/7 = 85 dagen
85 dagen -/- 10 dagen = 75 dagen
75 dagen x € 200,-- = € 15.000,--
€ 15.000,-- : 2 = € 7.500,-
De totale materiële schade voor zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] bedraagt derhalve voor ieder € 7.500,--.
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder feit 1 ( [slachtoffer 1] ) en feit 2 ( [slachtoffer 2] ) bewezen verklaarde. Nu de verdachte samen met zijn mededaders aansprakelijk is voor deze door aangeefsters geleden schade, zullen de vorderingen van de benadeelde partijen derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen conform artikel 6:102 BW, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden door de gepleegde mensenhandel en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 ( [slachtoffer 1] ) en feit 2 ( [slachtoffer 2] ) bewezen verklaarde.
De rechtbank zal deze immateriële schade naar maatstaven van billijkheid begroten en derhalve toewijzen tot een bedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Nu de verdachte samen met zijn mededaders aansprakelijk is voor deze door aangeefsters geleden schade, zullen de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel materiële en immateriële schadevergoeding
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank zowel ten behoeve van [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 12.500,--, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte en/of zijn mededader niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 97 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 38v, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich persoonlijk binnen drie werkdagen volgend op zijn invrijheidstelling zal melden bij de Reclassering Nederland, gevestigd aan het Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich bij de reclassering blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich dient te gedragen naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat nodig vindt;
* een behandeling zal volgen bij een forensisch FACT team zolang als de reclassering dat nodig acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- verklaart de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt op de maatregel dat de verdachte:
voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun familieleden;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 12.500,-- (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), bestaande uit een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade en een bedrag van € 7.500,-- aan materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 12.500,-- (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 97 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 12.500,-- (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), bestaande uit een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade en een bedrag van € 7.500,-- aan materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 12.500,-- (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 97 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 06 december
2016 te Baarn en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A)een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (ook bekend onder de naam [naam]
) (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),
door afpersing, fraude, misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht,
door misbruik van een kwetsbare positie,
(sub 1°)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of
(sub 3)
- heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die ander
in een ander land ertoe tebrengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
(sub 4°)
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
(sub 9°)
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] 's, seksuele handelingen met en/of
voor een derde en/of
B)(sub 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 1] ,
immers is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(terwijl hij wist dat
-die [slachtoffer 1] geen legitimatie/id-bewijs had en/of
-de Nederlandse taal niet sprak / niet beheerste en/of
-niet kon lezen en/of schrijven
-vrijwel niemand in Nederland kende)
- die [slachtoffer 1] in Hamburg (Duitsland) benaderd en/of opgehaald en/of die [slachtoffer 1]
gebeld met de mededeling dat hij verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer 1] aan
werk kon helpen en/of
die [slachtoffer 1] ondergebracht in een of meer woningen (waar die [slachtoffer 1] telkens woonde
én werkte) en/of
die [slachtoffer 1] gedreigd met een taser en/of
die [slachtoffer 1] gedwongen de anticonceptiepil te slikken en/of
een of meer seksadvertenties op sites als kinky aangemaakt en/of onderhouden
ten behoeve van het aanbieden van seksuele diensten door die [slachtoffer 1] en/of
afspraken voor prostitutiewerkzaamheden met klanten gemaakt voor die [slachtoffer 1]
en/of
- de werknaam " [bijnaam] ' voor die [slachtoffer 1] bedacht en/of
bepaald hoeveel klanten die [slachtoffer 1] (per dag) had en/of wat die klanten voor
welke sexuele handelingen moesten betalen en/of
bepaald dat die [slachtoffer 1] seks moest hebben met zijn, verdachte's, vrienden en/of
bepaald welke kleding die [slachtoffer 1] moest dragen tijdens die werkzaamheden en/of
bepaald welke seksuele handelingen die [slachtoffer 1] met die klanten moest verrichten
(waaronder seks zonder condoom en/of anale seks)
filmpjes en/of foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt (terwijl die [slachtoffer 1] seks had met
klanten of andere derden) en/of
die [slachtoffer 1] gedwongen naaktfoto's en/of foto's in sexy lingerie van zichzelf te
maken (en die vervolgens aan verdachte en/of zijn mededaders te sturen / te
overhandigen) en/of
gedreigd die filmpje (en/of foto's) openbaar te maken op internet (via sites
als you tube en facebook)
dan wel gedreigd die [slachtoffer 1] op straat te zetten en/of die [slachtoffer 1] aan te geven bij
de politie, als zij niet doorging met werken in prostitutie en/of
alle, althans een (groot) deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of door die [slachtoffer 1] af laten geven aan hem,
verdachte en/of een van zijn mededaders;
art 273f Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 06 december
2016 te Baarn en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),
door afpersing, fraude, misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht,
door misbruik van een kwetsbare positie
of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming
van een persoon (te weten [slachtoffer 2] ) te verkrijgen die zeggenschap over
die [slachtoffer 2] had,
(sub 1°)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] en/of
(sub 3)
- heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die ander
in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
(sub 4°)
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
(sub 9°)
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] 's, seksuele handelingen met
en/of voor een derde en/of
B)(sub 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 2] ,
immers is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(terwijl hij, verdachte, wist dat
-die [slachtoffer 2] geen legitimatie/id-bewijs had en/of
-de Nederlandse taal niet sprak / niet beheerste en/of
-vrijwel niemand in Nederland kende
- die [slachtoffer 2] in België benaderd en/of opgehaald terwijl hij, verdachte
en/of zijn medededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 2] daar geen huisvestig meer
had en die [slachtoffer 2] voorgesteld om naar Nederland te komen en in Nederland in
de prostuitutie te gaan werken en/of
die [slachtoffer 2] ondergebracht in een woning (waar die [slachtoffer 2] woonde én
werkte) en/of
een of meer seksadvertenties op sites als kinky aangemaakt en/of onderhouden
ten behoeve van het aanbieden van seksuele diensten door die [slachtoffer 2] en/of
de werknaam " [bijnaam] 'voor die [slachtoffer 2] bedacht en/of
een of meer foto's van die [slachtoffer 2] door een derde laten maken terwijl die
[slachtoffer 2] naakt of in sexy lingerie op die foto's stond en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen om naaktfoto's en/of foto's in sexy lingerie van
zichzelf te maken en/of
- foto's van die [slachtoffer 2] voor advertenties op sekssites geselecteerd op
welke foto's die [slachtoffer 2] naakt en/of in sexy lingerie stond en/of
- bepaald dat die [slachtoffer 2] regelmatig de foto's moest veranderen of nieuwe
foto's van zichzelf op welke foto's die [slachtoffer 2] naakt of in sexy lingerie
stond afgebeeld en/of
afspraken voor prostitutiewerkzaamheden met klanten gemaakt voor die [slachtoffer 2]
bepaald hoeveel - de werknaam " [bijnaam] 'voor die [slachtoffer 1] bedacht en/ofklanten die
[slachtoffer 2] (per dag) had en/of wat die klanten voor welke seksuele handelingen
moesten betalen en/of
bepaald welke seksuele handelingen die [slachtoffer 2] met die klanten moest
verrichten en/of
alle, althans een (groot) deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld van die [slachtoffer 2] afgepakt en/of door die [slachtoffer 2] laten geven aan hem,
verdachte en/of een van zijn mededaders;
art 273f Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016377059C, D, E en F (onderzoek 03/Brazos/einddossier), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 (C) tot en met 3119 (F). Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Proces-verbaal van bevindingen Carte National d’ídentite [slachtoffer 1] , pag. 542 en 543.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 4 januari 2017, pag. 495.
4.Idem, pag. 496.
5.Idem, pag. 498.
6.Idem, pag. 504.
7.Idem, pag. 505.
8.Idem, pag. 505.
9.Proces-verbaal van verhoor van [naam] (ook wel bekend als [slachtoffer 1] ) d.d. 15 maart 2017, pag. 513.
10.Proces-verbaal intakegesprek betreffende [slachtoffer 2] , pag. 550.
11.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 11 januari 2017, pag. 555.
12.Idem, pag. 556.
13.Idem, pag. 557.
14.Idem, pag. 558.
15.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 19 januari, pag. 564.
16.Idem, pag. 565.
17.Idem, pag. 567.
18.Idem, pag. 568.
19.Idem, pag. 573 en 574.
20.Proces-verbaal van de terechtzitting van 25 september 2018, betreffende de verklaring van getuige [slachtoffer 2] .
21.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 oktober 2018, betreffende de verklaring van verdachte.
22.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 28 augustus 2017, pag. 318.
23.Idem, pag. 319.
24.Idem, pag. 320.
25.Idem, pag. 321.
26.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.dd. 29 augustus 2017, pag. 329
27.Proces-verbaal onderzoek iPhone 6 – B.01.02.003, pag. 2320.
28.Idem, pag. 2321.
29.Idem, pag. 2321
30.Idem, pag. 2322.