Overwegingen
1. Op 15 juli 2014 heeft verweerder een melding ontvangen dat eiser per 3 april 2011 niet meer zorgverzekerd is. Naar aanleiding van deze melding heeft verweerder met de besluiten van 6 januari 2015 de zorgtoeslag 2012 en 2013 van eiser opnieuw berekend en op nihil vastgesteld. Eiser heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de teveel betaalde voorschotten zorgtoeslag 2012 en 2013 teruggevorderd en verrekend met onder meer de toekenningen van voorschotten zorgtoeslag 2015 en 2016. Eiser heeft zelf een verzoek gedaan om de zorgtoeslag voor 2014 stop te zetten.
2. Op 21 april 2015 heeft eiser een verzoek om herziening ingediend (herzieningsverzoek) voor 2012, 2013 en 2014 en telefonisch contact opgenomen over de terugvordering van de zorgtoeslag. Verweerder heeft toen de verzekeringsgegevens van eiser gecontroleerd en vastgesteld dat hij in 2012 en 2013 wel zorgverzekerd was. Verweerder heeft uiteindelijk op 13 november 2015 de definitieve zorgtoeslag 2012 aan eiser toegekend en op 10 juni 2016 de definitieve zorgtoeslag 2013. Daarna heeft verweerder nog geen zorgtoeslag uitbetaald maar deze verrekend met onder meer de zorgtoeslag 2014. Op 4 november 2016 is de zorgtoeslag 2014 definitief vastgesteld. Vanaf december 2016 is aan eiser weer zorgtoeslag toegekend.
3. Eiser heeft op 1 mei 2017 bij verweerder een verzoek om schadevergoeding ingediend. Eiser stelt dat hij en zijn gezin een financiële schade van meer dan € 7.000,- hebben opgelopen doordat verweerder hem drie jaar lang geen zorgtoeslag heeft uitgekeerd. Volgens eiser heeft verweerder te lang gewacht met het corrigeren van de gemaakte fout, waardoor de zorgtoeslag 2012 en 2013 ten onrechte is teruggevorderd en verrekend.
4. Verweerder heeft erkend dat de onderlinge verrekening van de toekenning zorgtoeslag vanaf augustus 2015 tot december 2016 met de openstaande vorderingen van de zorgtoeslag 2012, 2013 en 2014 onrechtmatig was. Verweerder is echter van mening dat eiser niet in aanmerking komt voor een schadevergoeding. De reden is dat eiser zijn gestelde schade niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. Ook vindt verweerder dat de schade geen direct gevolg is van het onrechtmatig handelen en dat eiser te weinig heeft gedaan om zijn schade te beperken. Verweerder heeft eiser uit coulance wel een bedrag van € 451,- toegekend als vergoeding voor de invorderingsrente die is opgelegd na het herzieningsverzoek.
5. Eiser voert aan dat nu verweerder erkent dat hij onrechtmatig heeft gehandeld, de onrechtmatigheid vaststaat. Door de onrechtmatige verrekeningen van de zorgtoeslag heeft eiser inkomensschade geleden in de vorm van invorderings- en executiekosten en rente. Eiser heeft zijn schade berekend en gespecificeerd op € 7.326,61. Ook heeft hij schade beperkende maatregelen getroffen door een herzieningsverzoek in te dienen en door zeer zuinig te leven. Eiser voert verder aan dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarprocedure.
Bevoegdheid bestuursrechter
6. De rechtbank ziet zich ambtshalve allereerst gesteld voor de vraag of zij bevoegd is kennis te nemen van het beroep of dat eiser zich moet wenden tot de burgerlijke rechter.
7. Op grond van het overgangsrechtis artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de nieuwe procedure over het zelfstandig schadebesluit, niet van toepassing op besluiten van verweerder. Dit betekent dat het oude recht, artikel 8:73 (oud) Awb, op deze besluiten van toepassing blijft. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter. Verder blijkt uit deze vaste rechtspraakdat de bestuursrechter slechts bevoegd is kennis te nemen van een beroep tegen een zogenoemd zuiver schadebesluit, indien die rechter dat ook is ten aanzien van de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. Indien tegen de schadeveroorzakende uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld, staat ook geen beroep open tegen een besluit naar aanleiding van een verzoek om schade die daardoor zou zijn veroorzaakt. Tegen een afwijzend besluit op het verzoek om schadevergoeding kan dan ook geen bezwaar worden gemaakt.
8. Verder is hier van belang dat tegen een beschikking tot verrekening als bedoeld in artikel 30 van de Algemene wet inkomsensafhankelijke regelingen (Awir) op grond van artikel 12 van de Awir geen bezwaar kan worden gemaakt. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak.
9. Eiser heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de besluiten over de zorgtoeslag 2012 en 2013 op onrechtmatige wijze tot stand zijn gekomen. Daarmee is de bevoegdheid van de bestuursrechter gegeven.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser tegen de besluiten van 6 januari 2015 over de herziene berekeningen van de voorschotten zorgtoeslag 2012 en 2013, geen bezwaar heeft gemaakt. Deze besluiten staan daarom in rechte vast en zijn niet onrechtmatig. Verweerder heeft daarom de voorschotten zorgtoeslag 2013 en 2013 mogen herzien op basis van de gegevens over de zorgverzekering waarover hij op dat moment beschikte. Dat verweerder die besluiten later, aan de hand van de juiste gegevens over de zorgverzekering van eiser, heeft teruggedraaid, maakt dat niet anders. Die latere herziening kan er niet toe leiden dat de rechtens vaststaande besluiten van 6 januari 2015 alsnog onrechtmatig zijn. Dat ten tijde van deze besluiten bij verweerder al wel bekend was dat eiser en zijn echtgenote zorgverzekerd waren vanaf 1 januari 2012 tot 15 november 2013, leidt niet tot een ander oordeel. Het betoog van eiser in de brief van 18 september 2018 dat de besluiten van 6 januari 2015 onzorgvuldig zijn genomen en daarom onrechtmatig zijn, slaagt dan ook niet.
11. Verweerder heeft erkend dat vanaf de ontvangst van het herzieningsverzoek tot het moment dat de situatie was hersteld met de definitieve toekenningen, de voorschotten zorgtoeslag ten onrechte zijn verrekend. Verweerder had over de periode augustus 2015 tot december 2016 niet mogen verrekenen. Hij had in plaats daarvan eiser uitstel van betaling moeten verlenen voor de openstaande vorderingen. Het verrekenen van de toekenning zorgtoeslag 2015 en 2016 met de openstaande vorderingen zorgtoeslag 2012, 2013 en 2014 was daarom onrechtmatig. Eiser heeft in beroep niet aangevoerd dat het besluit de zorgtoeslag 2014 (op zijn verzoek) stop te zetten onrechtmatig is. Verweerder heeft wel erkend dat het verrekenen van deze zorgtoeslag met de zorgtoeslag van juni 2016 tot december 2016 onrechtmatig was omdat het herzieningsverzoek van eiser nog liep. De schade van eiser vloeit dan ook niet voort uit een onrechtmatig besluit, maar uit de onrechtmatige verrekeningen (het handelen) door verweerder.
12. Nu tegen deze schadeveroorzakende verrekeningen geen bezwaar en beroep kan worden ingesteld, kan dus ook geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld tegen een zuiver schadebesluit dat daarop ziet. Dit betekent dat de bestuursrechter zich in dit geval onbevoegd moet verklaren. Eiser kan vervolgens een verzoek om schadevergoeding indienen bij de burgerlijke rechter.
13. Omdat een hoorzitting niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid, heeft verweerder eiser niet in bezwaar hoeven horen.
14. Verweerder heeft het bezwaar van eiser ten onrechte ontvankelijk geacht. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk te verklaren.
15. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de schriftelijke uiteenzetting van 18 september 2018, met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).
16. De rechtbank bepaalt verder dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoedt.