Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 april 2018,
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2018, gehouden in deze (hoofd)zaak en in de (vrijwarings)zaak met zaaknummer / rolnummer: C/16/451405 / HA ZA 17-786 tussen [gedaagde] en de heer [A] (hierna: [A] ),
- de brief van mr. Van der Wal, ingekomen ter griffie op 5 september 2018, die aan het p-v is gehecht,
- de brief van mr. Van de Riet, ingekomen ter griffie op 11 september 2018, die aan het p-v is gehecht.
2.De feiten
maximum bedragvan
EUR340.000,00 (zegge: driehonderdveertigduizend euro), met dien verstande dat de Bank bovendien recht heeft op (i) rente over het verschuldigde berekend op basis van het voor de Kredietnemer geldende percentage, (ii) vergoeding van de kosten die op grond van de overeenkomst(en) tussen de Bank en de Kredietnemer vergoed dienen te worden en (iii) vergoeding van alle kosten op de invordering van het verschuldigde vallend.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
7.206,00(3,0 punten × tarief € 2.402,00)
5.De beslissing
- € 157,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indienbetekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,