ECLI:NL:RBMNE:2018:448
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden op basis van veroordelingen voor rijden onder invloed
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die werkzaam is als beveiliger. Verweerder, de korpschef van politie, had op 4 december 2017 de aan verzoeker verleende toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op eerdere veroordelingen van verzoeker voor rijden onder invloed van alcohol en het verlaten van de plaats van een ongeval. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 24 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoeker op 23 mei 2017 was veroordeeld voor het rijden onder invloed en dat deze veroordeling voldoende grond vormde voor de intrekking van de toestemming. De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de toestemming niet in strijd was met de onschuldpresumptie, omdat de beslissing niet alleen was gebaseerd op de strafrechtelijke veroordeling, maar ook op andere relevante feiten en waarnemingen van de verbalisanten. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet over de vereiste betrouwbaarheid beschikte om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij oordeelde dat het bestreden besluit in bezwaar in stand kon blijven. De voorzieningenrechter benadrukte dat de intrekking van de toestemming inherent was aan de bevoegdheid van verweerder en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.