ECLI:NL:RBMNE:2018:2589

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
UTR 17/ 523 E
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor verwerking van persoonsgegevens op VNG-forum en inzageverzoek onder de Wbp

In deze zaak heeft eiser verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens door verweerder op het VNG-forum. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 4 juni 2018 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiser stelde dat verweerder verantwoordelijk was voor de verwerking van zijn persoonsgegevens op het forum, terwijl verweerder betoogde dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de verantwoordelijke was. De rechtbank oordeelde dat de VNG inderdaad de verantwoordelijke is voor het forum, omdat zij het forum heeft opgericht en de doelstellingen daarvan heeft bepaald. Verweerder was echter verantwoordelijk voor de gegevens die hij zelf op het forum plaatst. De rechtbank concludeerde dat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat verweerder persoonsgegevens van eiser op het forum had verwerkt, aangezien eiser dit niet had onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser, voor zover gericht tegen het besluit van 30 januari 2018, ongegrond en het beroep tegen het besluit van 20 december 2016 gegrond, waardoor dit besluit werd vernietigd. Eiser kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiser. De rechtbank benadrukte dat de AVG pas na het bestreden besluit in werking trad, waardoor verwijzingen naar deze verordening prematuur waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/523

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, verweerder
(gemachtigden: mr. H.K.C. van Nijnanten en mr. W. Mijnders).

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) gedeeltelijk ingewilligd.
Bij besluit van 20 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 5 december 2017 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Bij tweede tussenuitspraak van 18 januari 2018 (de verlengingsuitspraak) heeft de rechtbank de termijn die zij verweerder heeft gegeven om het gebrek te herstellen, verlengd tot vier weken na verzending van de verlengingsuitspraak.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 30 januari 2018 een nieuw besluit genomen (bestreden besluit 2). Daarbij heeft hij het bezwaar van eiser alsnog ontvankelijk en ongegrond verklaard.
Eiser heeft hierop een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven. Bij brief van 16 maart 2018 heeft verweerder hierop gereageerd.
Op 23 april 2018 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Het relevante juridische kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens misbruik van recht. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen door het primaire besluit te heroverwegen op grondslag van de door eiser naar voren gebrachte bezwaren.
In reactie op de tussenuitspraak heeft verweerder het bestreden besluit 2 genomen. In dit besluit heeft verweerder het bezwaar alsnog ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard en besloten het primaire besluit te handhaven. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit 2.
Eiser heeft verweerder op 10 augustus 2016 verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens. Hij heeft daarbij gevraagd om een begrijpelijk en volledig overzicht te verstrekken met daarin een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking, alsmede een lijst van ontvangers. Voor zover verweerder zijn persoonsgegevens op andere wijze heeft verwerkt – bijvoorbeeld door berichten te plaatsen op het forum van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) – dient verweerder de inhoud van deze berichten op te nemen in het overzicht, onder vermelding van het doel van de berichten en de lijst van ontvangers. Verder heeft eiser verweerder verzocht om hem de logica die ten grondslag ligt aan de (geautomatiseerde) verwerking mede te delen, evenals de juridische grondslag. Tot slot heeft eiser verzocht om kopieën van alle op hem betrekking hebbende documenten te verstrekken.
Bij het primaire besluit heeft verweerder een overzicht verstrekt van de verwerking van eisers persoonsgegevens in het kader van een door eiser ingediend Wob-verzoek en het onderhavige inzageverzoek op grond van de Wbp. Verder heeft verweerder overwogen dat eisers persoonsgegevens niet op andere wijze zijn verwerkt.
De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen partijen alleen nog gaat over de vraag of verweerder persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt op het VNG-forum en of verweerder ‘verantwoordelijke’ is in de zin van artikel 1 van de Wbp.
Verweerder heeft in het bestreden besluit 2 overwogen dat niet hij, maar de VNG de ‘verantwoordelijke’ is in de zin van artikel 1 van de Wbp voor het VNG-forum. De VNG heeft het forum (middel) in het leven geroepen, zodat gemeenten konden overleggen over de afhandeling van Wob-verzoeken (doel). Verwezen wordt naar de uitspraken van de civiele rechter van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:5404) en van de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag van 12 december 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:14617).
Eiser verwijst in de zienswijze allereerst uitvoerig naar de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG). Omdat deze AVG pas op 25 mei 2018 in werking is getreden en dus na het bestreden besluit 2, is deze verwijzing prematuur. De rechtbank gaat daarom niet in op hetgeen eiser hierover naar voren heeft gebracht.
Eiser voert in de zienswijze verder aan dat verweerder kwalificeert als medeverantwoordelijke in de zin van de Wbp. Doel en middel dienen immers niet getoetst te worden aan het VNG-forum als zodanig, maar aan iedere afzonderlijke verwerking op dat forum.
De rechtbank overweegt dat bepalend voor de vraag wie verantwoordelijke is, primair de vraag is wie juridisch bevoegd is om doel en middelen van de gegevensverwerking vast te stellen. De formeel-juridische zeggenschap over het VNG-forum ligt bij de VNG. De VNG heeft het forum in het leven geroepen en het doel daarvan bepaald. De VNG heeft als houder van het forum (medewerkers van) gemeenten de gelegenheid geboden om bijdragen te lezen en te plaatsen. Vast staat ook dat verweerder niet in staat is om andere handelingen dan deze met betrekking tot het forum uit te voeren. De VNG draagt zorg voor het functioneren van het forum en heeft daarover het beheer. De VNG bepaalt waar de website waarop het forum zich bevindt wordt gehost, hoe gegevens op het forum worden verwerkt, hoe ze worden beveiligd, wie toegang heeft tot het forum, hoe lang de gegevens bewaard worden, of een back up wordt gemaakt en met wie de gegevens gedeeld worden. Het feit dat het de VNG is geweest die heeft besloten de bewuste items met alle bijdragen van het forum te verwijderen, is hiervan een bevestiging. De VNG moet dan ook als ‘verantwoordelijke’ voor het forum worden beschouwd. Van een gedeelde verantwoordelijkheid voor het forum is geen sprake.
Vorenstaande neemt echter niet weg dat verweerder verantwoordelijke is voor wat hij op het forum plaatst. Voor zover dat persoonsgegevens betreft moet verweerder – indien daar om wordt verzocht - daarvan opgaaf doen aan de betrokkene in een begrijpelijk en volledig overzicht. Verweerder heeft in het primaire besluit aan eiser meegedeeld dat in zijn geval op het forum door medewerkers van verweerder overleg is gevoerd, in reactie op een bericht waarbij door anderen eisers naam openbaar was gemaakt. In het bestreden besluit 2 heeft verweerder opgemerkt dat de VNG inmiddels het hele Wob-forum heeft opgeschoond door alle discussies offline te halen en dat dus voor verweerder niet meer is na te gaan wat hij op het forum heeft geplaatst en of in die berichten wel of niet persoonsgegevens van eiser waren vermeld. Voor plaatsing door anderen is verweerder niet de verantwoordelijke. Gelet op de mededeling van verweerder in het primaire besluit, dat is genomen toen het forum nog niet was opgeschoond, acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat verweerder persoonsgegevens van eiser op het forum heeft verwerkt. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat eiser niet heeft onderbouwd dat dat wel het geval is. Eiser kan hiertoe wel in staat worden geacht, omdat de VNG is tegemoet gekomen aan zijn inzageverzoek en aan hem een gedetailleerd overzicht heeft verstrekt van zijn persoonsgegevens op het forum. Eiser heeft de VNG ook bericht dat dit overzicht tegemoet komt aan zijn grieven, met uitzondering van een opgave van een lijst van ontvangers. Een en ander blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2017 in de zaak van onder andere eiser (ECLI:NL:RBDHA:2017:5404). Anders dan eiser meent, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank op grond van de Wbp niet gehouden een back up van de door hem op het forum geplaatste berichten op te vragen bij de VNG.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat geen onrechtmatige gegevensverwerking heeft plaatsgevonden. Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 30 januari 2018 is daarom ongegrond.
Eiser heeft verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wbp. Omdat niet is komen vaststaan dat persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt in strijd met de Wbp, wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 20 december 2016, gegrond. De rechtbank vernietigt dit besluit.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.753,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1) en voor reiskosten op € 28,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 20 december 2016, gegrond;
  • vernietigt het besluit van 20 december 2016;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 30 januari 2018, ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.782,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzitter, en mr. R.J. Praamstra en mr. O. Veldman, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraken kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Relevante bepalingen uit de Wet bescherming persoonsgegevens
Geldend op 30 januari 2018
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)
b. verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens; (…)
d. verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuursorgaan dat, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; (…)
f. betrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft; (…).
Artikel 35
1. De betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.
2. Indien zodanige gegevens worden verwerkt, bevat de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
3. Voordat een verantwoordelijke een mededeling doet als bedoeld in het eerste lid, waartegen een derde naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt hij die derde in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de mededeling gegevens bevat die hem betreffen, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.
4. Desgevraagd doet de verantwoordelijke mededelingen omtrent de logica die ten grondslag ligt aan de geautomatiseerde verwerking van hem betreffende gegevens.
Artikel 49
1. Indien iemand schade lijdt doordat ten opzichte van hem in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zijn de volgende leden van toepassing, onverminderd de aanspraken op grond van andere wettelijke regels.
2. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
3. De verantwoordelijke is aansprakelijk voor de schade of het nadeel, voortvloeiende uit het niet-nakomen van de in het eerste lid bedoelde voorschriften. De bewerker is aansprakelijk voor die schade of dat nadeel, voor zover ontstaan door zijn werkzaamheid.
4. De verantwoordelijke of de bewerker kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van deze aansprakelijkheid, indien hij bewijst dat de schade hem niet kan worden toegerekend.