4.3.1Ten aanzien van de feiten 1 en 2
4.3.1.1 Feiten en omstandigheden
Algemene feiten en omstandigheden
[verdachte] heeft ter zitting het volgende verklaard:
“De voorzitter vraagt mij of ik samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een bedrijf had, ook wel een private exchange genoemd, waarbij wij bitcoins aannamen van derden, deze verkochten bij public exchanges zoals Bitonic, daarvoor gelden ontvingen op bankrekeningen van door ons opgerichte rechtspersonen, van die bankrekeningen contant geld opnamen of lieten opnemen en de verkopende derden voor hun aangeleverde bitcoins contant geld teruggaven. Ik vind dat ik meer in dienst was van het bedrijf dat dit deed. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren de eigenaren. Ik was een medewerker.
De voorzitter vraagt mij of kan worden vastgesteld dat de 675 trades, zoals aangetroffen in de administratie, hebben plaatsgevonden, waaronder die met [A] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] ( [bijnaam] , [bijnaam] ), [medeverdachte 5] ( [bijnaam] , [bijnaam] , [bijnaam] ) , [B] ( [bijnaam] / [bijnaam] ), [C] ( [bijnaam] , [bijnaam] , [bijnaam] ), [D] , [E] , [F] . Ja, dat klopt.
Het kan kloppen dat er in de ten laste gelegde periode (waarbij ik slechts voor een deel betrokken was) een bedrag van ongeveer 7,6 miljoen euro contant is opgenomen en dat er voor een bedrag van ongeveer 2,3 miljoen euro aan bitcoins is verkocht. De voorzitter zegt mij dat er ruim 45.000 bitcoins zijn omgewisseld bij Bitonic, waarvan 38.181 in de ten laste gelegde periode en vraagt mij of dit klopt. Dat zou inderdaad kunnen kloppen.”
Op het verzoek globaal in te schatten wanneer het start- en eindpunt was dat [verdachte] bij de bitcoinhandel betrokken was, heeft hij verklaard dat de begindatum in het contract staat. Er was een proefperiode van twee tot drie maanden voordat het contract begon.Tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] werd een document inbeslaggenomen. In de koptekst staat vermeld: “Afspraken samenwerking [verdachte] / [G] 21-10-2014”.Over zijn werkzaamheden heeft [verdachte] verklaard: “In het begin was het vooral naar trades toegaan. Het contact met klanten deed ik in het begin niet, wel pinnen. Naarmate de tijd vorderde, kwam er administratie bij en het contact onderhouden met klanten in de zin van afspraken, maar dat was niet met alle klanten.”In de periode dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Malta zaten, sprak [verdachte] met hun klanten af, omdat zij er niet bij waren. [verdachte] handelde in die periode zelfstandig trades af.
Contante opnamen ter hoogte van € 7.607.192,-
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich bezig hielden met de inkoop en verkoop van bitcoins. Van de Nederlandse bankrekeningen van de - direct en indirect - aan hen te relateren rechtspersonen is een totaaloverzicht van de relevante transacties gemaakt.In totaal is € 7.607.192,- aan contanten opgenomen.
Vanaf de zakelijke betaalrekening op naam van [medeverdachte 1] , handelend onder de naam [bedrijf 1] en later onder [bedrijf 2] , wordt in de periode van 1 januari 2014 tot 2 september 2014 een bedrag van € 728.390,- contant opgenomen.Van de zakelijke bankrekening van [bedrijf 3] B.V. wordt in de periode van 9 mei 2014 tot 16 januari 2015 een bedrag van € 1.226.200,- contant opgenomen.
Contante geldbedragen ter hoogte van € 2.346.200,-
Tijdens een doorzoeking in het pand aan de [adres] in [woonplaats] werd op 29 september 2015 een laptop aangetroffen en gecodeerd als A.03.08.001.Ook is tijdens deze doorzoeking kasadministratie aangetroffen, gecodeerd als A.03.05.001.Tijdens een doorzoeking op 29 september 2015 in het pand aan de [adres] werd een bitcoins administratie aangetroffen en gecodeerd als H.02.09.001.
Aan de hand van
Excel-bestand “ [naam] .xlsx” afkomstig van Asus laptop (A.03.08.001);
Hardcopy administratie (H.02.09.001), en
Hardcopy administratie (A.03.05.001);
is een overzicht gemaakt van de in- en uitgaande geldstromen (hierna: totaallijst trades) over de periode van 8 september 2014 tot en met 28 september 2015.Het overzicht telt in totaal 675 transacties, waarvan 356 uitgaande geldstromen en 319 ingaande geldstromen.
Uit de totaallijst trades blijkt dat verdachten ook inkomende contante gelden hebben verkregen uit de verkoop van bitcoins. Door de verkoop van bitcoins hebben verdachten vanaf 28 januari 2015 tot en met 17 september 2015 een contant geldbedrag van
€ 2.346.200,- tot hun beschikking gekregen.
38.181 bitcoins
Na analyse van de verstrekte gegevens van Bitonic, bleek dat [medeverdachte 1] retour-bitcoin adressen had opgegeven.
Totaaloverzicht gebruik bitcoin-retouradressen:
BTC-adres eerste tx laatste tx totaal ontvangen
[bitcoinadres]
Bewijsoverweging
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 contante geldbedragen van € 7.6071.92,- en € 2.346.200,- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet. Daarnaast stelt de rechtbank aan de hand van het totaaloverzicht ontvangen bitcoins vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 september 2015 in totaal 38.181 bitcoins hebben ingeruild bij Bitonic B.V. en een hoeveelheid bitcoins hebben aangekocht of ingeruild bij de in de tenlastelegging onder B genoemde personen. In de periode van 1 september 2014 tot en met 29 september 2015 was ook [verdachte] hierbij betrokken. Dit kan worden afgeleid uit zijn verklaring, inhoudende dat hij twee tot drie maanden voor de aanvang van zijn contract, dat dateert van 21 oktober 2014, voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werkzaamheden verrichte.
Ter beoordeling staat vervolgens of [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zich hiermee schuldig hebben gemaakt aan witwassen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is (Hoge Raad 27 september 2005, NJ 2006, 473 en Hoge Raad 28 september 2004, LJN: AP2124).
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen direct bewijs voor de herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen en bitcoins kan worden afgeleid.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat direct bewijs voor een criminele herkomst van het geld/de bitcoins ontbreekt, ligt de vraag voor of op grond van de feiten en omstandigheden - zoals deze uit het onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen - sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst.
De rechtbank acht ten aanzien van de vraag of sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen de volgende bewijsmiddelen van belang.
Vermoeden van witwassen
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat er geen administratie was over de traders en waar hun bitcoins vandaan kwamen.[verdachte] heeft verklaard dat hij niet de identiteit controleerde van de persoon met wie hij handelde om de privacy naar klanten toe te waarborgen en hen niet af te schrikken. Hier was weleens met [medeverdachte 1] over gesproken, omdat een andere trader het wel deed. Er is voor gekozen om het niet te doen, om de klanten niet af te schrikken.
[verdachte] heeft verklaard dat hij een provisie van tussen de 5 en 15 procent hanteerde.
[medeverdachte 1] heeft ter zitting het volgende verklaard:
“Wij hanteerden een provisie van tussen de 5 en 15 procent. Als ik een gecalculeerde gok moet doen, was het gemiddeld rond de 9 procent.
Het ging om grote contante bedragen, die in onder andere een café werden ingewisseld. Er is geen transactie geweest waarbij ik geen gebruik heb gemaakt van Sharedcoin. Het wordt aangeraden vanwege de privacy.”
De getuige [getuige] heeft verklaard dat de winst die het bedrijf (de rechtbank begrijpt: Bitonic B.V.) op een transactie pakt tussen de 0 en 1,5 procent ligt, maar vaker onder de 1 procent dan daarboven.Ook volgt uit zijn verklaring dat alle betalingen plaatsvinden via een bankrekening.
De deskundige Van Wegberg heeft verklaard dat een Sharedcoin transactie uit meerdere inputs bestaat, als meerdere transacties worden gebundeld, met als doel het bemoeilijken om na te gaan waar de transacties vandaan komen.
Op 18 augustus 2015 werd [medeverdachte 2] gebeld door een onbekende man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat op naam staat van [H] :
NNman: Oke, he die eh [I] , hij wil eigenlijk eh ook coins verkopen, maar hij weet niet waar die vandaan komen soort van. Maar op zich maakt dat niet uit toch? Want dan worden ze door zo’n mixer gegooid? (…)
[medeverdachte 2] : Oh ja, dat maakt geen kanker uit
NNman: Nee toch, want ze worden toch in zo’n mixer gegooid toch, soort van.
[medeverdachte 2] : ja.
Bewijsoverweging
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op meerdere momenten grote hoeveelheden bitcoins hebben ingekocht. Een groot aantal van de door hen verkregen bitcoins is vervolgens ingewisseld bij Bitonic voor giraal geld, dat vervolgens contant door hen werd opgenomen. Hierdoor hebben zij in totaal ruim 7 miljoen euro contant voorhanden gekregen. Daarnaast hebben verdachten grote hoeveelheden bitcoins aan derden verkocht voor een groot contant geldbedrag van ruim twee miljoen euro.
De transacties met hun klanten vonden plaats in openbare gelegenheden, onder meer in cafés, waarbij volgens [verdachte] de identiteit van de klanten niet werd geregistreerd om de privacy naar klanten toe te waarborgen. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] garandeerden hun klanten anonimiteit. Zoals blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] hanteerden zij bij het inkopen van de bitcoins een provisie van gemiddeld negen procent. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan het percentage dat een regulier bitcoinexchangebedrijf als Bitonic hanteert, bij wie de uitbetaling plaatsvindt via een bankrekening in plaats van in contanten.
Door de verdediging is aangevoerd dat Bitonic in werkelijkheid een tarief hanteerde dat dichter bij het door verdachten gehanteerde tarief lag. Deze - niet feitelijk onderbouwde - stelling wordt weerlegd door de verklaring van de getuige [getuige] , inhoudend dat het percentage dat Bitonic B.V. rekent voor het inwisselen van bitcoins tussen de 0 en 1,5 procent ligt.
Tot slot blijkt uit het tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en [H] dat gebruik werd gemaakt van een mixerdienst. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat bij iedere transactie gebruik werd gemaakt van Sharedcoin. Zoals blijkt uit de verklaring van deskundige Van Wegberg dient deze dienst ertoe de herleidbaarheid van de transacties te bemoeilijken.
Voorgaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen. Alsdan mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen en de bitcoins. Nu [verdachte] hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven en een mogelijke legale herkomst evenmin uit het dossier blijkt, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen en bitcoins onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap criminele herkomst
De volgende vraag die aan de rechtbank ter beoordeling voorligt, is of [verdachte] wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen en bitcoins van enig misdrijf afkomstig waren. Hierbij acht de rechtbank naast het hierboven aangehaalde bewijs de volgende bewijsmiddelen van belang.
Naar aanleiding van de opmerking van de verbalisanten dat [verdachte] eerder heeft verklaard dat hij niet naar de herkomst van bitcoins vroeg heeft [verdachte] verklaard:
“Ja, ik heb de vraag bewust niet gesteld om de klanten niet weg te jagen. Ik heb dat nooit direct gevraagd. Ik heb er nooit naar gevraagd.”
Op de vraag of er een reden zou kunnen zijn dat klanten anoniem willen blijven, heeft [verdachte] verklaard:
“Nou, bijvoorbeeld: een trader komt bij ons. Ik kan natuurlijk niet instaan voor waar hij zijn bitcoins vandaan heeft. Stel dat zijn klanten het van darknet hebben, kan ik mij voorstellen dat hij het daarom niet zou willen vertellen. Bijvoorbeeld dat iemand zijn bitcoins van drugs heeft en daarmee naar een trader toegaat. Die trader weet dat niet, maar om het zeker te houden zal hij het ons niet vertellen.”
En op de vraag hoe [verdachte] ermee zou omgaan tijdens een trade als hij van een klant, waarmee hij een trade zou hebben, zou weten dat hij zijn bitcoins had verkregen met criminele activiteiten, heeft hij geantwoord:
“Als ik het zou weten, zou ik het vragen aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Als zij het goed vonden, ging ik gewoon door. Het maakt mij persoonlijk niet uit. Het is ook niet belangrijk waar de bitcoins vandaan komen. En drugs? Dat maakt mij niet echt uit.”
Bewijsoverweging
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en op grond van wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn klanten bitcoins en geldbedragen aan verdachten aanboden die een criminele herkomst hadden.
4.3.1.2 Nadere bewijsoverwegingen en te bespreken verweren
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachten, in het bijzonder die van [verdachte] bij het ten laste gelegde, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen het volgende af.
De rechtbank stelt vast dat tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] sprake was van een onderlinge taakverdeling. Zoals blijkt uit de door verdachten afgelegde verklaringen waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de eigenaren van het bedrijf en gaven zij daaraan leiding. [verdachte] was bij dat bedrijf in dienst en hij ontving, als medewerker, salaris voor zijn werkzaamheden. [verdachte] was belast met het (zelfstandig) uitvoeren van trades, het contact onderhouden met de klanten en het bijhouden van de administratie. Bovendien heeft hij al dan niet in opdracht van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Nederland trades uitgevoerd op het moment dat zij in Malta verbleven. Gelet daarop was zijn rol bij het uitvoeren van de trades - anders dan de raadsvrouw heeft gesteld - cruciaal. De omstandigheid dat [verdachte] de bitcoinaccounts niet beheerde en evenmin handelingen heeft verricht via LocalBitcoins, maakt dit niet anders.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . De bijdrage van [verdachte] aan het ten laste gelegde is na 1 september 2014 van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] het witwassen in nauwe en bewuste samenwerking hebben begaan met hun klanten. De bijdragen van verdachten en hun klanten zijn elk van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
De periode en het witgewassen bedrag
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich vanaf 1 september 2014 tot 29 september 2015 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Gezien de kortere bewezenverklaarde periode kan niet bewezen worden verklaard dat [verdachte] het volledige ten laste gelegde bedrag en het volledige aantal bitcoins heeft witgewassen. De rechtbank stelt vast dat op de privérekening van [bedrijf 2] in de periode van 1 januari 2014 tot 2 september 2014 in totaal een bedrag van
€ 728.390,- contant wordt opgenomen. Dit geldbedrag valt buiten de bewezenverklaarde periode en zal op het ten laste gelegde bedrag in mindering worden gebracht. Van de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. vonden in de periode van 9 mei 2014 tot 16 januari 2015 contante opnamen van in totaal € 1.226.200,- plaats. Nu deze opnamen gedeeltelijk plaatsvonden buiten de bewezenverklaarde periode kan ook het witwassen van dat bedrag niet geheel bewezen worden verklaard. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank voornoemde bedragen op het ten laste gelegde bedrag in mindering brengen. Concluderend verklaart zij bewezen dat [verdachte] geldbedragen, te weten contante opnamen ter hoogte van tenminste € 5.652.602,- en contante geldbedragen van € 2.346.200,- heeft witgewassen. Het verweer van de raadsvrouw dat slechts de helft van het ten laste gelegde bedrag kan worden bewezen verklaard, wordt dan ook verworpen.
Uit het onderzoek naar de bitcoinadressen van [medeverdachte 1] blijkt dat op het bitcoinadres dat begint met [bitcoinadres] van 21 februari 2014 tot en met 3 september 2015 een groot aantal
bitcoins is ontvangen, dat gedeeltelijk buiten de bewezenverklaarde periode valt. Gelet daarop kan de rechtbank niet vaststellen wat het exacte aantal bitcoins is dat [verdachte] heeft witgewassen. Wel wordt vastgesteld dat op de bitcoinadressen beginnend met [bitcoinadres] en [bitcoinadres] in de bewezenverklaarde periode in totaal ruim 20.596 bitcoins zijn ontvangen. Om die reden zal de rechtbank bewezen verklaren dat [verdachte] een grote hoeveelheid van tenminste 20.596 bitcoins heeft witgewassen.
Van de overige ten laste gelegde geldbedragen en aantallen bitcoins zal [verdachte] partieel worden vrijgesproken.
Contante opname van € 50.000,- in Polen
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank niet kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 50.000,-, opgenomen bij Raiffeisenbank Polska in Polen. [verdachte] zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Gelet op de omvang van het bedrag dat door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] is witgewassen, de periode waarin dit heeft plaatsgevonden en het feit dat dit is gebeurd in tenminste 675 transacties, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.