4.3.1Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
4.3.1.1 Feiten en omstandigheden
Op basis van de in beslag genomen hardcopy en softcopy administratie in het onderzoek Nocis is een overzicht gemaakt van de geldstromen met betrekking tot de trades van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
In dit overzicht wordt beschreven op welke dag welke uitgaande geldstromen hebben plaatsgevonden en een omschrijving van de naam van degene die de geldstroom heeft uitgevoerd. In onderstaand overzicht is de selectie weergegeven met de bestemming “ [bijnaam] ” en “ [bijnaam] (a.k.a. [bijnaam] )”.
In één geval is de toelichting “AMS trade” geregistreerd.
Het ging om totaal 22 trades uitgevoerd door [medeverdachte 3] en een persoon genaamd “ [A] ”.
Datum
Uitgevoerd door
Minus
Naam / toelichting
2 juni 2015
8
[bijnaam] (a.k.a. [bijnaam] )
6 juni 2015
4.05
AMS Trade
12 juni 2015
8.1
[bijnaam] (a.k.a. [bijnaam] )
17 juni 2015
8.5
[bijnaam] (a.k.a. [bijnaam] )
21 juni 2015
4.65
[bijnaam] (a.k.a. [bijnaam] )
26 juni 2015
[medeverdachte 3]
14.25
[bijnaam] (a.k.a. [bijnaam] )
3 juli 2015
10
[bijnaam]
14 juli 2015
[medeverdachte 3]
8.23
[bijnaam] (a.k.a. [bijnaam] )
19 juli 2015
[medeverdachte 3]
8.74
[bijnaam]
23 juli 2015 hardcopy 24 juli 2015
[medeverdachte 3]
10.35
[bijnaam]
28 juli 2015
[medeverdachte 3]
10.58
[bijnaam]
2 augustus 2015
[medeverdachte 3]
8.75
[bijnaam]
6 augustus 2015
[medeverdachte 3]
18.4
[bijnaam]
9 augustus 2015
[A]
9.5
[bijnaam]
13 augustus 2015
[medeverdachte 3]
13.115
[bijnaam]
16 augustus 2015
[medeverdachte 3]
15.7
[bijnaam]
19 augustus 2015
11
[bijnaam]
23 augustus 2015
14.06
[bijnaam]
1 september 2015
[medeverdachte 3]
9.6
[bijnaam]
10 september 2015
[medeverdachte 3]
13.42
[bijnaam]
13 september 2015
[medeverdachte 3]
18.36
[bijnaam]
27 september 2015
14.8
[bijnaam]
totaal
€ 242.155
Op 29 september 2015 is [medeverdachte 3] aangehouden. Bij zijn aanhouding werd een mobiele telefoon, Iphone 5S, aangetroffen en in beslag genomen. De politie heeft de contactenlijst in deze telefoon bekeken. Bij één contact “ [bijnaam] ”staat op het contactblad het volgende genoteerd:
“ [bijnaam]
Mobiel:
+ [telefoonnummer]
(…)”
De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] is in het onderzoek Nocis geïdentificeerd als [verdachte] , geboren op [1989] , adres [adres] te [woonplaats] .
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [bijnaam] een synoniem is voor [bijnaam] . Het was eerst [bijnaam] . Toen waren ze nog niet op [bijnaam] gekomen.
Op 6 juni 2015 vroeg verdachte aan [medeverdachte 1] om een trade uit te voeren van 20 bitcoins. verdachte vroeg of hij € 180,- per bitcoin kon krijgen. Er werd afgesproken bij een McDonald’s restaurant in Amersfoort.
Op 6 juni 2015 werden op het bitcoinadres van [medeverdachte 3] transacties geregistreerd. Dit bleken twee inkomende transacties van 0,1 bitcoin te 12.59.02 uur en 22,5 bitcoins te 13.02.07 uur te zijn. De transacties waren afkomstig van het bitcoinadres [woonplaats] . De marktwaarde van 22,6 bitcoins bedroeg op dat moment ongeveer € 4.562,71.
De politie heeft verdachte gevraagd tegen welk percentage hij met [medeverdachte 3] handelde. Verdachte heeft hierop geantwoord dat hij altijd vier procent mocht pakken. Er was een vier procent marge voor hem en hij bepaalde dan zelf hoeveel hij aan [B] gaf. Soms was dat 1% en soms 2%.
Verdachte is bij een bitcointrade geweest. Hij zag [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3] in de Mc Donald’s in Nieuwegein. Ze zijn toen naar een parkeerplaats in de buurt gereden. Ze zijn op een parkeerplaats gaan staan ergens op dat bedrijventerrein.
Verdachte heeft verklaard dat hij er alleen deze eerste keer in Nieuwegein bij is geweest. Hij heeft verklaard dat het eigenlijk een hele rare afspraak is, waarbij een jongen een tas bij zich heeft met zoveel geld erin. Zoveel geld had verdachte in zijn leven nog nooit bij elkaar gezien.Verdachte kreeg het geld van [medeverdachte 3] gewoon in een enveloppe. [medeverdachte 3] was een hele jonge gozer en die had een hele tas met geld bij zich. Allemaal briefjes van € 500,-.
Over de werkwijze van de trades die op het station in Arnhem hebben plaatsgevonden heeft verdachte verklaard dat hij [B] ( [B] ) vroeg of hij naar de trades op het station in Arnhem kon gaan. Hij sms’te dat naar [B] . Verdachte kreeg via PGP een bericht binnen dat er een trade moest plaatsvinden. In zo’n berichtje stond hoeveel coins er overgemaakt zouden worden. Verdachte liet dan aan [medeverdachte 3] weten hoeveel coins er waren. [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] stuurde dan een berichtje terug. Als hij [B] had gebeld of hij naar een afspraak op station [woonplaats] kon gaan, liet hij [B] liet weten dat er eerst 0,1 was overgemaakt en dat daarna de rest kon worden overgemaakt. Als dat gebeurd was kon hij, [B] , het geld ontvangen.
Over de telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] heeft verdachte verklaard dat eentje bij [B] was en dat er eentje bij verdachte bleef. Op die manier had verdachte contact met [B] . Verdachte was tijdens de trades meestal gewoon thuis bij de [adres] . [B] haalde die telefoon altijd bij verdachte op voorafgaand aan een trade.
Het geld dat [B] in ontvangst had genomen kwam bij verdachte terecht. [B] gaf hem het bedrag exclusief zijn percentage, 1 of 2%. Die telefoon die [B] bij zich had gehad, bracht hij ook weer bij verdachte.
Op de vraag van de politie hoeveel trades hij heeft gedaan, antwoordt verdachte: “Geen idee, heel wat, 10, 15, 20?”.
Op de vraag hoeveel geld verdachte heeft omgezet tijdens trades,heeft hij geantwoord dat hij denkt dat je elke trade keer 10.000 moet doen. Als hij er twintig heeft gedaan is het dus ongeveer € 200.000,- geweest.
Provisie
Op de vraag of verdachte [B] betaalde heeft verdachte geantwoord dat dat van het percentage van hen samen afging. Dat percentage was altijd 4%. Verdachte mocht altijd 4% pakken. Hij bepaalde dan zelf hoeveel hij aan [B] gaf. Soms was dat 1% en soms 2%.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat de winst die het bedrijf (de rechtbank begrijpt: Bitonic B.V.) op een transactie pakt tussen de 0 en 1,5 procent ligt, maar vaker onder de 1 procent dan daarboven.Ook volgt uit zijn verklaring dat alle betalingen plaatsvinden via een bankrekening.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, staat vast dat verdachte in de periode van 2 juni 2015 tot en met 29 september 2015 in 22 trades bitcoins heeft ingewisseld bij het bedrijf van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] tegen contante uitbetalingen voor een totaalbedrag van € 242.155,-.
Hoewel in het overzicht achter de trade van 6 juni 2015 niet de naam [bijnaam] of [bijnaam] staat, volgt uit de bewijsmiddelen dat ook deze transactie met toelichting “AMS” (hetgeen de rechtbank leest als Amersfoort) aan verdachte kan worden toegerekend.
Witwassen
Ter beoordeling ligt vervolgens voor of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is (Hoge Raad 27 september 2005, NJ 2006, 473 en Hoge Raad 28 september 2004, LJN: AP2124).
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen direct bewijs voor de herkomst van de tenlastegelegde geldbedragen en bitcoins kan worden afgeleid.
Vervolgens ligt de vraag voor of op basis van de feiten en omstandigheden - zoals deze uit het onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen - sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
De rechtbank acht ten aanzien van de vraag of sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen de volgende omstandigheden van belang.
Het percentage dat verdachte aan provisie mocht houden (4%) is aanzienlijk hoger dan het percentage van maximaal 1,5% dat het reguliere inwisselkantoor Bitonic destijds rekende voor het inwisselen van bitcoins. Daarnaast zal de opdrachtgever van verdachte ook provisie aan het bedrijf van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben betaald.
Uit het overzicht van de trades blijkt dat er bitcoins werden gewisseld voor grote contante geldbedragen die lagen tussen € 4.050,- en € 18.400,-.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er een trade op een parkeerplaats in Nieuwegein, een trade bij een McDonald’s in Amersfoort en meerdere trades op het centraal station in Arnhem hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde omstandigheden met betrekking tot de hoogte van de provisie, de omvang van de contante geldbedragen waarvoor bitcoins werden ingewisseld en de omstandigheid dat de trades in het openbaar plaatsvonden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Alsdan mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de herkomst van de bitcoins en de geldbedragen.
Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven over een legale herkomst van de bitcoins en de geldbedragen en een mogelijke legale herkomst evenmin uit het dossier blijkt, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat de bitcoins en het totale contante geldbedrag van € 242.155,- - middellijk of onmiddellijk - afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Wetenschap criminele herkomst
De volgende vraag die aan de rechtbank ter beoordeling voorligt, is of verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen van enig misdrijf afkomstig waren.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij elke trade € 10.000,- moest doen en dat dit bij 20 trades
€ 200.000,- oplevert. Verder heeft hij verklaard dat het eigenlijk een rare afspraak was, een jongen die zoveel geld bij zich heeft in een tas. Verdachte had in zijn leven nog nooit zoveel geld bij elkaar gezien. Verdachte kreeg het geld in briefjes van € 500,- gewoon in een enveloppe.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en op grond van wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bitcoins die hij aanbood en de geldbedragen die hij in ruil hiervoor heeft ontvangen een criminele herkomst hadden.
Gewoontewitwassen
Gelet op de omvang van het bedrag dat door verdachte is witgewassen, de periode waarin dit is gebeurd en het feit dat dit is gebeurd in 22 transacties, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
4.3.1.2 Nadere bewijsoverwegingen en te bespreken verweren
Voorhanden hebben bitcoins
De verdediging heeft betoogd dat verdachte uitsluitend als tussenpersoon heeft gefungeerd. Hij heeft de bitcoins niet zelf voorhanden gehad en heeft slechts een klein percentage van de omzet aan commissie ontvangen.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, niet doorslaggevend of verdachte de bitcoins zelf fysiek voorhanden heeft gehad. Ten laste gelegd is immers niet alleen het voorhanden hebben, maar ook het overdragen en omzetten van bitcoins. Daar heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig aan gemaakt. Het geld dat door [medeverdachte 3] voor de bitcoins werd betaald is bij verdachte terecht gekomen, al dan niet via zijn koerier. Het geld dat afkomstig was uit de verkoop van bitcoins heeft hij hiermee wel voorhanden gehad.
Medeplegen
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de materiële en/of intellectuele bijdrage van Verdachte van onvoldoende gewicht is geweest om hem als medepleger te beschouwen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte was de enige die in contact stond met zijn klanten. Hij maakte de afspraken en gaf door hoeveel bitcoins zijn klanten wilden omwisselen. Hij heeft ook zijn koerier aangestuurd voor de feitelijke overdracht van de bitcoins en de geldbedragen. De contante geldbedragen kwamen vervolgens bij verdachte terecht. Er is daarmee sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn klanten.
Voorts volgt uit het overzicht van trades dat verdachte in ieder geval twaalf trades heeft verricht met [medeverdachte 3] . Van de overige trades is niet duidelijk met wie van de drie bitcoinhandelaren: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] de trade feitelijk heeft plaatsgevonden. Wel acht de rechtbank bewezen dat deze trades hebben plaatsgevonden met één van de genoemde personen, zodat de rechtbank – mede gelet op de hiervoor genoemde samenwerking tussen verdachte en zijn klanten - bewezen zal verklaren dat alle trades in vereniging met anderen zijn verricht.
Gelet op het voorgaande kan het onder 1 ten laste gelegde feit worden gekwalificeerd als medeplegen.