ECLI:NL:RBMNE:2017:6604

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
29 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3178
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget voor hulp bij huishouden en de beoordeling van de objectiviteit van het KPMG-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Utrecht, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij haar een persoonsgebonden budget (pgb) van 209 uur per jaar was toegekend voor hulp bij het huishouden. Dit bestond uit 105 uur voor huishoudelijk werk en 104 uur voor extra ondersteuning. Eiseres vond deze toekenning onvoldoende en stelde dat haar werkelijke behoefte aan hulp bij het huishouden 420 minuten (7 uur) per week bedroeg, zoals aangegeven in de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden van januari 2011.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich bij de toekenning van het pgb heeft gebaseerd op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Utrecht 2016 en de beleidsregels Wmo 2017. Verweerder had een KPMG-onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat de toekenning van 4 uur per week aan huishoudelijke hulp voldoende was. Eiseres betwistte de objectiviteit van dit onderzoek en de onafhankelijkheid van de betrokken adviesbureaus. De rechtbank oordeelde echter dat het KPMG-onderzoek zorgvuldig en objectief was uitgevoerd, en dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.

De rechtbank concludeerde dat de toekenning van het pgb voldoende was om een schoon en leefbaar huis te realiseren, en dat de beroepsgronden van eiseres niet slaagden. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/3178

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend van 209 uur per jaar, bestaande uit 105 uur voor huishoudelijk werk aangevuld met 104 uur per jaar voor extra ondersteuning bij het schoonmaken en wassen.
Bij besluit van 26 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2017. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan eiseres een basisvoorziening van 2 uur in de week (105 uur op jaarbasis) toegekend voor hulp bij het huishouden. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres maatwerkmodules toegekend. Verweerder heeft een maatwerkmodule van 30 minuten per week (26 uur op jaarbasis) toegekend voor de extra lichte was, een maatwerkmodule van 30 minuten per week (26 uur op jaarbasis) toegekend voor de lichte was, een maatwerkmodule van 30 minuten per week (26 uur op jaarbasis) toegekend voor de zware was en een maatwerkmodule van 30 minuten per week (26 uur op jaarbasis) toegekend voor extra schoonmaakactiviteiten in verband met COPD en allergie van eiseres.
Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Utrecht 2016 en de beleidsregels Wmo 2017 gemeente Utrecht (beleidsregels). In de beleidsregels wordt verwezen naar het door KPMG verrichte onderzoek waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport ‘Normering van de basisvoorziening Schoon Huis’ van 12 augustus 2016 (rapport KPMG). In totaal heeft verweerder 4 uur per week (209 uur op jaarbasis) aan hulp bij het huishouden toegekend waarmee eiseres volgens verweerder voldoende wordt gecompenseerd en ondersteund bij het voeren van een huishouden.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat de door verweerder verleende 4 uur per week aan huishoudelijke hulp volstrekt te weinig is. Het rapport KPMG biedt onvoldoende basis voor deze vaststelling, helemaal omdat dit rapport geen rekening houdt met haar individuele situatie. Volgens de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden van januari 2011 (Het CIZ-protocol) bedraagt de totale behoefte van eiseres aan hulp bij het huishouden 420 minuten (dus 7 uur) per week. Eiseres betwijfelt of KPMG Plexus en Bureau HMH kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke derden, die geen belang bij de uitkomst van het onderzoek hebben. Het zijn bedrijfskundige onderzoeks- en adviesbureaus die in principe steeds voor de opdrachtgever werken, in dit geval dus de gemeente Utrecht. De onafhankelijkheid kan niet zonder meer als gegeven worden aangemerkt. Het ligt voor de hand dat het beide bureaus duidelijk moet zijn geweest dat een basis maatwerkvoorziening diende te passen binnen het ter beschikking staande budget van de opdrachtgever, aangezien de gemeente anders niet tot de praktische uitvoering zou hebben kunnen overgaan. Daarbij is het niet onderbouwde uitgangspunt in het rapport KMPG dat de normen uit het CIZ-protocol verouderd zijn, in strijd met de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) waarin de CRvB voor de toekenning in het kader van de Wmo 2015 juist uitgaat van deze normering.
3. Zoals de rechtbank bij haar uitspraak van 27 november 2017 (ECLI:NL:RBMNE:2017:6019) heeft overwogen is het onderzoek naar de tijd die nodig is voor de ondersteuning bij het schoonmaken verricht door een onafhankelijke partij die geen belang had bij de uitkomst van het onderzoek. Het onderzoek heeft plaats gevonden aan de hand van duidelijk omschreven objectieve criteria. Uit de rapportage blijkt dat deze tot stand is gekomen door middel van een expertgroep, bestaande uit aanbieders van huishoudelijke hulp, een onafhankelijk expert op het gebied van schoonmaak voor aanbestedingen, contractbeheer en kwaliteitsmetingen, een aanbieder van facilitaire diensten, waaronder schoonmaak, GGD regio Utrecht, en Wageningen University & Research centre. Daarnaast is een klankbordgroep ingesteld om het onderzoek inhoudelijk te volgen met als doel belanghebbenden bij de uitkomsten een rol te geven in het onderzoek. De klankbordgroep bestond uit een adviescommissie voor het Ouderenbeleid Stad Utrecht, de cliëntenraad Wmo, cliënt Wmo, CuramZorg, Zorgwacht, consulent Wmo en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De rechtbank is van oordeel dat het door KPMG verrichte onderzoek als voldoende objectief, zorgvuldig en deugdelijk kan worden aangemerkt. Verweerder heeft daarom in redelijkheid tot de vaststelling van haar beleid kunnen komen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder inzichtelijk gemaakt dat met 105 uur op jaarbasis een schoon en leefbaar huis kan worden gerealiseerd. Het betoog dat het rapport van KPMG onvoldoende basis biedt voor deze vaststelling, slaagt dus niet.
4. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het rapport KPMG niet deugt omdat het uitgangspunt in het rapport dat de normen uit het CIZ-protocol achterhaald zijn, in strijd is met de uitspraken van de CRvB overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de CRvB in haar uitspraken van 18 mei 2016 (bijv. ECLI:NL:CRVB:2016:1402) niet heeft geoordeeld dat de normen van het CIZ-protocol nog correct zijn, maar dat de CRvB, bij ontbreken van ander onderzoek, daarbij aansluiting heeft gezocht. Van strijdigheid zoals eiseres betoogt, is dan ook geen sprake. De rechtbank volgt eiseres voorts ook niet in haar stelling dat KPMG Plexus en Bureau HHM niet als onafhankelijke derden kunnen worden aangemerkt. Eiseres heeft haar stelling niet onderbouwd. Door haar afwezigheid ter zitting heeft zij ook niet nader kunnen toelichten waarop zij haar conclusie baseert. De enkele stelling dat deze adviesbureaus vaker onderzoek doen voor verweerder is daarvoor te weinig.
5. Uit het beleid van verweerder volgt verder dat mensen via de basisuren de beschikking krijgen over 105 uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’. Wanneer mensen als gevolg van objectiveerbare medische beperkingen onvoldoende worden ondersteund door de basisuren, kunnen er aanvullende uren toegekend worden. Via een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of iemand aanvullende uren nodig heeft. In het beleid is verder opgenomen dat een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden noodzakelijk kan zijn in het geval van medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ernstige klachten ten gevolge van COPD. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot dit beleid heeft kunnen komen.
6. Uit de stukken blijkt dat er voorafgaand aan de besluitvorming door een medewerker van het buurtteam met eiseres is gesproken over haar beperkingen. Uit het gespreksverslag komt naar voren dat eiseres, onder andere, een huisstofmijtallergie en COPD heeft. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiseres maatwerkmodules heeft toegekend waarbij aanvullende uren zijn toegekend (26 uur op jaarbasis) in verband met de allergie en COPD. Hiermee is eiseres in staat om het huis extra schoon te maken. Tevens heeft verweerder (onder andere) aanvullende uren toegekend (26 uur op jaarbasis) voor extra was in verband met ongelukjes bij de toiletgang. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende rekening gehouden met de individuele situatie en de beperkingen van eiseres. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door verweerder toegekende aanvullende uren voor haar niet toereikend zijn. De beroepsgronden van eiseres slagen daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G.C. Bulten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.