Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 november 2016;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 februari 2017.
2.De feiten
min of meer dwingt om de huurovereenkomst met [bedrijfsnaam 1] te beëindigen en een nieuwe huurovereenkomst met [A] aan te gaan’.
roerende zakenHuurovereenkomstenDe naam van [bedrijfsnaam 1]
3.Het geschil
4.De beoordeling
de kosten van de unithouders direct te laten versleutelen’, kon voor [gedaagde sub 1] bij het zich verplichten tot de hoofdaanneemsom geen voorziene financieringspost voor die hoofdaanneemsom vormen, omdat - naar de arbiters als tussen [bedrijfsnaam 1] en [eiseres] vaststaand feit hebben benoemd en door [gedaagde sub 1] c.s. in dit geding niet is ontzenuwd - het de bedoeling van [bedrijfsnaam 1] ( [gedaagde sub 1] c.s) was om dat bedrag rechtstreeks door [eiseres] bij de unithouders te doen innen als vergoeding van het meerwerk aan de units. Voor de dekking van de hoofdaanneemsom had die versleuteling daarom geen betekenis, ook omdat van dat meerwerk toen nog geen sprake was.
extra aanvulling [A]’ en de post ‘
daarna zou er een post overblijven en die zou ik dan betalen met de btw-teruggave’, geldt het volgende. Naar [gedaagde sub 1] c.s. zelf ter zitting heeft verklaard verwachtte zij bij het aangaan van de aanneemovereenkomst een spoedige btw-teruggave, welke verwachting nadien onterecht bleek, hetgeen vervolgens aanleiding vormde om (ná de ontdekking dat [bedrijfsnaam 1] een tekort had) de bedoelde ‘extra aanvulling’ aan [A] te vragen en zijn toezegging daartoe te verkrijgen. Dit betekent dat bij het sluiten van de aanneemovereenkomst nog geen sprake was van die toezegging, nog daargelaten dat die toezegging en de verwachte btw-teruggave elkaar uitsluitende dekkingsvormen van het desbetreffende bedrag van (circa) € 150.000,= vormen, die niet naast elkaar kunnen bestaan.
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)