10.4Het is voor de rechtbank niet duidelijk hoe de hiervoor genoemde omstandigheden zich verhouden tot de conclusie van [naam stichting] dat de aanwezigheid van mensen op het parkeerterrein pal naast het perceel van eisers leidt tot niet meer dan een zeer gering nadelig effect en dat de toename van inbreuk op de privacy slechts gering van aard is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de conclusie van [naam stichting] over de privacy niet begrijpelijk is in het licht van de door de [naam stichting] zelf op dit punt aangelegde maatstaf. Daarnaast geeft het rapport van [achternaam] en wat eisers (ook op de zitting) hebben aangevoerd concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van het advies van [naam stichting] op dit punt. Dit leidt tot het oordeel dat verweerder dit onderdeel van het advies niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen en dat het bestreden besluit in zoverre niet deugdelijk is gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit in een eventuele einduitspraak vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een motiveringsgebrek in een besluit kan in beginsel worden hersteld en de rechtbank heeft vervolgens de mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, ondanks de vernietiging ervan. Voordat de rechtbank op die mogelijkheid ingaat ziet zij, met het oog op een efficiënte geschilbeslechting, aanleiding om eerst de overige beroepsgronden van eisers te beoordelen.
Planvergelijking omgevingsvergunning
12. [naam stichting] heeft in haar reactie op de beroepsgronden van eisers erkend dat zij de planologische mogelijkheden van de omgevingsvergunning ten onrechte niet met het bestemmingsplan […] 2012 heeft vergeleken, maar met het bestemmingsplan […] 1991. Volgens [naam stichting] maakt dit voor de uitkomst van de planvergelijking echter niet uit. Eisers hebben op de zitting aangegeven dat zij die mening inmiddels delen en hebben hun beroepsgrond hierover ingetrokken. De rechtbank zal daarom uitgaan van de planvergelijking tussen de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan […] 1991.
13. Eisers voeren ook in dit kader aan dat [naam stichting] er in haar rapport ten onrechte van uitgaat dat de omgevingsvergunning voor hen tot een verbetering van de parkeer- en verkeersituatie leidt. Onder verwijzing naar overweging 9 is de rechtbank ook hier van oordeel dat [naam stichting] voldoende heeft onderbouwd dat de parkeer- en verkeersituatie voor de gemiddelde koper objectief beschouwd is verbeterd en dat dit door eisers niet is betwist. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Eisers voeren aan dat de aan de waardering van de planschade ten grondslag gelegde taxatie onzorgvuldig is uitgevoerd, omdat het taxatierapport is opgesteld door een andere persoon dan degene die de woning van eisers heeft bezocht. De rechtbank constateert dat het advies van [naam stichting] is opgesteld door mr. [D] MSRE KRMT en dat het bij het advies gevoegde taxatierapport is gevalideerd door mr. [E] […] . Het is niet in geschil dat [D] de woning van eisers heeft bezocht. In reactie op de beroepsgrond van eisers heeft [naam stichting] toegelicht dat [D] het object heeft gewaardeerd en dat hij daartoe bevoegd en bekwaam was als adviseur en taxateur. Dat is door eisers niet meer betwist. Dat het taxatierapport op naam van [E] staat en dat hij de woning zelf niet heeft bezocht kan in het licht hiervan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de zorgvuldigheid van het rapport. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Eisers voeren ook hier aan dat [naam stichting] bij de taxatie ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid om de woning te voorzien van een extra bouwlaag. Dit had volgens hen voor de taxatie waardeverhogend moeten zijn. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat een extra bouwlaag op de woning planologisch is toegestaan. Op de zitting is namens eisers toegelicht dat het realiseren hiervan ongeveer € 50.000,- kost. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de enkele mogelijkheid om een extra bouwlaag te creëren in het licht van deze investeringskosten al waardevermeerderend is. Daarvoor zou die meerwaarde immers groter moeten zijn dan € 50.000,- en dat hebben eisers niet goed onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Tussen partijen is ook in geschil wat het belang is van de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz) vastgestelde waarden van hun woning. De rechtbank stelt in dat kader voorop dat op grond van vaste rechtspraak een verschil met de woz-waarde van een onroerende zaak niet zonder meer aanleiding vormt om een taxatie in het kader van de bepaling van de omvang van planschade onjuist te achten. Immers, bij de vaststelling van de woz-waarde is doorgaans de feitelijke situatie bepalend en wordt geen rekening gehouden met de maximale mogelijkheden van het planologisch regime vóór en na de peildatum. Dit neemt evenwel niet weg dat van het bestuursorgaan kan worden verlangd dat het zijn besluit van een nadere motivering voorziet in geval een aanzienlijk verschil tussen de woz-waarde en de taxatie in het kader van planschade bestaat. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 16 juni 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM7718). 17. Eisers hebben er in dat verband op gewezen dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de woz-waarde van hun woning per waardepeildatum 1 januari 2012 en de taxatie door [naam stichting] van de waarde van de woning op de peildatum van het projectbesluit, 20 mei 2012. Eisers voeren aan dat verweerder heeft nagelaten een motivering voor dit verschil te geven. Daarbij wijzen zij erop dat op 1 januari 2012 feitelijk al sprake was van het gebruik van de gronden uit het projectbesluit als parkeerterrein, zodat de waardevermindering al moet zijn verdisconteerd in de woz-waarde. Die feitelijke situatie kwam volgens eisers dus overeen met de maximaal mogelijke planologische situatie na inwerkingtreding van het projectbesluit. Zij vinden dat daarom uit moet worden gegaan van de (hogere) woz-waarde in plaats van de (lagere) taxatiewaarde.