ECLI:NL:RBMNE:2017:3465
Rechtbank Midden-Nederland
- Tussenbeschikking
- G.J. van Binsbergen
- Rechtspraak.nl
Verwijzing van een consumentenkredietovereenkomst naar de enkelvoudige handelskamer
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2017 een tussenbeschikking gedaan in een geschil tussen ABN AMRO Bank N.V. en een gedaagde partij. ABN AMRO heeft op 14 maart 2006 een doorlopend krediet verstrekt aan de gedaagde tot een maximum van € 45.000,00. De gedaagde heeft echter op enig moment de maandelijkse betalingen gestaakt, wat heeft geleid tot een opeisbare som van € 49.648,86 op 3 november 2015. ABN AMRO vordert nu een bedrag van € 12.500,00, vermeerderd met rente en proceskosten, en stelt dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen ABN AMRO en de gedaagde een consumentenkredietovereenkomst is, waarop de Wet op het Consumentenkrediet van toepassing is. Aangezien het gevorderde bedrag deel uitmaakt van een vordering met een belang dat groter is dan € 40.000,00, heeft de kantonrechter het voornemen om de zaak te verwijzen naar de enkelvoudige handelskamer van de afdeling Civiel recht. Dit betekent dat partijen alleen bij advocaat verder kunnen procederen en dat er hogere griffierechten van toepassing zijn.
De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 24 mei 2017, waar ABN AMRO zich schriftelijk dient uit te laten over de overwegingen van de kantonrechter. De gedaagde zal vervolgens de gelegenheid krijgen om hierop schriftelijk te reageren. De verdere beslissing is aangehouden.