ECLI:NL:GHARL:2019:7568
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kredietovereenkomst en eenzijdig wijzigingsbeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen ABN AMRO Bank N.V. inzake een kredietovereenkomst. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 17 september 2019 uitspraak gedaan. In eerste aanleg was [appellant] gedaagde en ABN AMRO eiseres. Het hof heeft vastgesteld dat ABN AMRO bij de beoordeling van de kredietaanvraag voldoende onderzoek heeft gedaan naar de financiële situatie van [appellant]. De stukken die door ABN AMRO zijn overgelegd, zijn onweersproken gebleven. Het hof concludeert dat ABN AMRO haar zorgplicht heeft nageleefd en dat de grief van [appellant] tegen het bestreden vonnis faalt.
Het hof heeft ambtshalve onderzocht of er sprake is van onredelijk bezwarende bedingen in de kredietovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 6:233 BW en de Richtlijn 93/13/EEG. Het hof oordeelt dat het eenzijdig wijzigingsbeding in de overeenkomst oneerlijk is, omdat het de consument, [appellant], in een nadelige positie plaatst. Het hof stelt vast dat de kredietovereenkomst een flexibel krediet van maximaal € 45.000,-- omvatte, met een rentepercentage dat kan variëren. Het hof concludeert dat de onduidelijkheid over de voorwaarden van het wijzigingsbeding en de reikwijdte daarvan, de consument niet voldoende inzicht biedt in de financiële gevolgen van de overeenkomst.
Het hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 15 oktober 2019 voor akte, waarbij ABN AMRO in de gelegenheid wordt gesteld om haar vordering opnieuw te berekenen op basis van een vast rentepercentage van 8,5%. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de partijen hun standpunten hebben verduidelijkt.