1.3Bij uitspraak van 13 november 2014 (zaaknummer UTR 14/6006) heeft deze rechtbank het beroep van [G] tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 december 2014 (zaaknummer UTR 14/6372) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek van [eiser 2] om een voorlopige voorziening vanwege het bestreden besluit afgewezen. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om ook uitspraak te doen op het beroep.
2. Wat betreft de geluidsituatie is in het bestreden besluit, met name in de reactie in de zienswijzennota op de door [eiser 2] ingediende zienswijze, gesteld dat geluidhinder veroorzaakt door rijkswegen (de […] ) sinds 1 juli 2012 valt onder de regeling die is opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm) en dat geluidhinder veroorzaakt door provinciale wegen (de […] ) valt onder de regeling die is opgenomen in Wet geluidhinder (Wgh). Gelet hierop heeft [naam ingenieursbureau] in opdracht van de provincie Noord Holland twee afzonderlijke onderzoeken verricht. Een geluidsrapport van 3 december 2013 betreft de gevolgen van de reconstructie van de […] , een geluidsrapport van 24 januari 2014 betreft de gevolgen van de wijzigingen van de op- en afritten van de […] bij Laren. In een memo van [naam ingenieursbureau] van 24 maart 2014 is een aanvulling op het rapport van 24 januari 2014 gegeven.
De conclusie van het rapport van 3 december 2013 is dat er, mede gelet op de aan de bewoners gedane toezeggingen gedaan voor geluidschermen aan de noordzijde van de […] , geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh.
In het rapport van 24 januari 2014 is toegelicht dat bij de woningen [adres] en [adres] (de woningen van eisers) het op grond van de Wm vanwege de […] geldende geluidsproductieplafond (gpp) wordt overschreden. In de memo van 24 maart 2014 is toegelicht dat door een verlenging van het scherm langs de oprit richting Amersfoort met 25 meter en een hoogte van 5 meter wel aan de grenswaarde van het gpp kan worden voldaan.
In de door de provincie overgelegde memo van [naam ingenieursbureau] van 24 november 2014 is, naar aanleiding van hetgeen eisers in beroep hebben gesteld, ook ingegaan op de cumulatieve geluidbelasting ter plaatse van de woning [adres] . Op de zitting van 25 september 2015 heeft de provincie een memo overgelegd van [naam ingenieursbureau] van 22 september 2015 waarin ook de cumulatieve geluidbelasting bij de woning [adres] staat. Uit de overgelegde gegevens blijkt dat de cumulatieve geluidbelasting bij beide woningen op geen enkel meetpunt toeneemt.
In het bestreden besluit is opgenomen dat de provincie heeft besloten om het scherm langs de oprit met 25 meter te verlengen.
3. Eisers stellen in het rapport van [naam adviesbureau] van 11 september 2015, dat er in de akoestische onderzoeken rekening mee had moeten worden gehouden dat het bestemmingsplan het mogelijk maakt dat de verkeersbestemming nog dichter bij de woning [adres] komt te liggen dan nu is vergund. Dit betoog slaagt niet. Ter toetsing ligt voor hetgeen verweerder met het bestreden besluit heeft vergund, niet hetgeen op grond van het bestemmingsplan maximaal mogelijk is.
4. In het rapport van [naam adviesbureau] van 19 februari 2016 is uiteengezet dat de verkeersgegevens volgens het regionale verkeersmodel, het betreft werkdaggegevens voor het jaar 2020, aanzienlijk verschillen van de in de onderzoeken van [naam ingenieursbureau] gehanteerde verkeersgegevens. In het rapport is de cumulatieve geluidsbelasting vanwege de […] en de [straatnaam] berekend aan de hand van één geïntegreerd rekenmodel. Met name de geluidsbelasting vanwege de […] vertoont een grote toename ten opzichte van de huidige situatie. In het rapport is verder geconcludeerd dat de reflecterende geluidschermen, die in het kader van de reconstructie aan de noordzijde van de [straatnaam] zijn geplaatst, leiden tot een toename van de geluidsbelasting bij de woningen van eisers. Als geluidsabsorberende schermen worden geplaatst, wordt een deel van de geluidstoename weggenomen. Er resteert echter ook dan nog een toename van 1 dB (op basis van afgeronde waarden) bij meetpunt […] (ter plaatse van [adres] ).
5. Verweerder en de provincie hebben in hun reactie primair gesteld dat eisers de verkeersgegevens die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen niet meer aan de orde kunnen stellen, omdat de rechtbank in de uitspraak van 13 november 2014 (zaaknummer UTR 14/6006, het beroep van [G] ) al heeft bepaald dat er geen reden is te twijfelen aan het onderzoek dat is verricht naar de verkeersintensiteit. Dit betoog slaagt niet. In de nu voorliggende zaken oordeelt de rechtbank over de beroepsgronden die eisers tegen het bestreden besluit naar voren hebben gebracht. Dat de beroepsgronden van [G] , die waren gericht tegen hetzelfde besluit, niet hebben geleid tot een gegrond beroep, betekent niet dat de beroepsgronden van eisers niet meer beoordeeld kunnen worden. De rechtbank stelt overigens vast dat [G] met name gronden had aangevoerd die zagen op verkeerskundige aspecten, zoals de doorstroming van het verkeer, terwijl eisers betogen dat bij het geluidsonderzoek is uitgegaan van verkeerde gegevens.
6. De provincie heeft met haar reactie van 15 september 2016 een aanvullend rapport overgelegd van [naam ingenieursbureau] van 13 september 2016. Uit dit rapport blijkt dat, in afwijking van wat bij het bestreden besluit is vergund, in het kader van de reconstructie van de [straatnaam] reflecterende in plaats van absorberende geluidschermen waren geplaatst. Dit is gecorrigeerd en de reflecterende schermen zijn inmiddels vervangen door absorberende geluidschermen. In het rapport van [naam ingenieursbureau] is toegelicht dat de verkeersgegevens die in het rapport van 24 januari 2014 zijn gehanteerd voor de op- en afritten van de […] zijn ontleend aan het geluidregister dat door het ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt opgesteld. Het verschil met het door [naam adviesbureau] gebruikte regionale verkeersmodel is voor de oprit van de […] naar Amersfoort (die het dichtst bij de woning [adres] ligt) inderdaad erg groot, maar al minder groot als wordt vergeleken met de gegevens opgenomen in een meer recente versie van het regionale verkeersmodel. Volgens [naam ingenieursbureau] is het regionale verkeersmodel, dat door de gemeente Hilversum is ontwikkeld, echter minder bruikbaar om de verkeersintensiteit bij op- en afritten te meten. Bovendien geldt het geluidregister sinds de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 van de Wm als referentie voor de toetsing. Als de verkeersintensiteit inderdaad hoger is, zal Rijkswaterstaat maatregelen moeten nemen om de geluidsbelasting van de woning [adres] te verminderen naar het nu voorgeschreven niveau. Volgens [naam ingenieursbureau] is het juist in het voordeel van eisers als in het geluidregister op dit moment een te lage verkeersintensiteit is opgenomen. Rijkswaterstaat zal dan, om te blijven voldoen aan het bestaande gpp, meer maatregelen moeten nemen om de geluidsoverlast te verminderen.
7. De rechtbank stelt voorop dat uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraken van 13 juni 2007 (ECLI:NLRVS:2007:BA7078) en 5 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2482), volgt datverweerder, in het kader van de door hem te verrichten toetsing aan een goede ruimtelijke ordening, een aanvraag niet alleen aan de Wgh en/of de Wm dient te toetsen, maar dat hij de consequenties van de algehele geluidssituatie voor de woon- en leefkwaliteit dient af te wegen. In een situatie zoals hier aan de orde, waarin al sprake is van een uit akoestisch oogpunt aanzienlijk belaste situatie, dient verweerder te motiveren waarom een eventuele toename van de geluidsbelasting, hoe gering ook, desondanks aanvaardbaar is. 8. Eisers hebben gemotiveerd betoogd dat, gelet op de verkeersgegevens uit het regionale verkeersmodel van de gemeente Hilversum, kan worden betwijfeld of [naam ingenieursbureau] in de rapporten van 24 januari 2014 en 24 maart 2014, waarin de geluidsbelasting vanwege (de op- en afritten bij) de […] is vastgesteld, en de rapporten waarin de cumulatieve geluidsbelasting is vastgesteld van feitelijk juiste verkeersintensiteiten is uitgegaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eisers genoemde, substantiële verschillen niet afdoende heeft verklaard. Dat volgens de Wm bij de berekening van de geluidsbelasting ten gevolge van de […] moet worden uitgegaan van de verkeerintensiteiten die in het geluidregister zijn opgenomen, doet er niet aan af dat verweerder aannemelijk dient te maken dat hij uitgaat van reële aannames en prognoses. Verweerder dient zich, in het kader van de door hem te verrichten toetsing of de afwijking van het bestemmingsplan die hij vergunt niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, ervan te vergewissen of de geluidsbelasting bij de woning van eisers toeneemt en zo ja, of en waarom hij dit ruimtelijk aanvaardbaar acht. Bij die beoordeling gaat het (uiteindelijk) om de feitelijke geluidbelasting bij de woning van eisers. Voor het bepalen van deze feitelijke belasting mag verweerder zich baseren op een model, maar indien de juistheid van dit model en/of de gegevens die daarin worden ingevoerd, worden betwist, kan verweerder zich er niet op beroepen dat hij nu eenmaal verplicht is dit model en deze gegevens te hanteren. Dat is, in het kader van de door hem te verrichten toetsing aan een goede ruimtelijke ordening, namelijk niet het geval. In het kader van die toetsing dient verweerder de totale (cumulatieve) geluidbelasting ten gevolge van het vergunde project in ogenschouw te nemen en bij de te verrichten beoordeling te betrekken.
9. De rechtbank is, gelet op hetgeen onder 8 is overwogen, van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke gevolgen het bestreden besluit heeft voor de cumulatieve geluidsbelasting bij de woningen van eisers. Dit wordt met zoveel woorden ook bevestigd door verweerder in het rapport van 13 september 2016, waarin wordt vermeld dat ‘concluderend kan worden gesteld dat de verkeersintensiteiten in het geluidregister niet in lijn liggen met de andere bronnen (INWEVA waarden en regionaal verkeersmodel)’. Verweerder heeft bij monde van [naam ingenieursbureau] nog aangevoerd dat het juist in het voordeel van eisers is als in het geluidregister op dit moment een te lage verkeersintensiteit is opgenomen. Of dat zo is, kan de rechtbank gelet op het voorgaande, echter niet toetsen. Daar komt bij dat de vraag of de afwijking van het bestemmingsplan aanvaardbaar is thans in het kader van deze vergunning dient te worden beoordeeld en niet in de toekomst. Al met al heeft verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan het rapport van [naam ingenieursbureau] van 24 januari 2014, betreffende de geluidsbelasting door de […] , een representatief beeld geven van de bestaande en de ter verwachten situatie. Het bestreden besluit is om die reden in strijd met artikel 3:2 van de Awb genomen.
10. Daarnaast is in het rapport van [naam adviesbureau] van 11 september 2015 gesteld dat het project, ook indien wordt uitgegaan van de door [naam ingenieursbureau] gehanteerde verkeersintensiteiten, bij een verfijnde modellering leidt tot een lichte toename van de cumulatieve geluidbelasting bij beide woningen. Bij de woning aan de [adres] is deze toename afgerond 1 dB.
Uit de ter zitting van 25 september 2015 overgelegde notitie van [naam ingenieursbureau] van 22 september 2015 blijkt dat verweerder dit niet weerspreekt. Dit betekent, gelet op de genoemde rechtspraak van de ABRvS, dat het, ook indien wordt uitgegaan van de door [naam ingenieursbureau] gehanteerde verkeersintensiteiten, op de weg van verweerder ligt om te motiveren waarom hij deze (geringe) toename ruimtelijk aanvaardbaar acht. Een dergelijke motivering ontbreekt. Het bestreden besluit is om die reden ook in strijd met artikel 3:46 van de Awb genomen.
11. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid en artikel 8:80a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in een tussenuitspraak in de gelegenheid stellen een gebrek te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb deze gelegenheid te bieden. Zij overweegt daartoe dat de gebreken in het bestreden besluit in beginsel herstelbaar zijn, hetzij door een nadere motivering, hetzij door het nemen van een nieuw besluit op de voet van artikel 6:19 van de Awb. Het ligt in de rede dat verweerder daarbij onderzoek doet naar de feitelijke geluidsbelasting bij de woningen van eisers. Dergelijk onderzoek is in dit geval mogelijk omdat het project al is gerealiseerd.
12. De termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen bepaalt de rechtbank op tien weken na verzending van deze uitspraak. Indien verweerder binnen twee weken verklaart geen gebruik te maken van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die voor het herstel is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de behandeling van het beroep op de gewone wijze worden voortgezet.
13. De rechtbank neemt nog geen beslissing over de vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten. Zij wacht hiermee tot de einduitspraak op het beroep.